Vrijwillige Landstormkorps Luchtafweerdienst Delft

Het waren mannen die de pindakaas maakten of in de gelatinefabriek werkten. Het Vrijwillige Landstormkorps Luchtafweerdienst Delft verdedigde Nederland toen de Duitsers in 1940 het land binnenvielen. Een stukje geschiedenis waar maar weinigen van weten.

Tekst: Kapitein Saminna van den Bulk I Foto: Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie

‘De Nederlandse luchtdoelverdediging was bepaald niet op orde’

Terug naar 1939, de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, ook voor Nederland. De sfeer in Europa is grimmig, de spanningen nemen steeds meer toe. Nederland mobiliseert zijn militairen op 28 augustus. De eenheden die direct betrokken zouden zijn bij de verdediging van het land, zoals de grensbataljons en de luchtdoelartilleristen, waren al in april van dat jaar op de been gebracht. Voor het geval dat.

Maar die Nederlandse luchtdoelverdediging was bepaald niet op orde vertelt Erwin van Loo, historicus van het Nederlands Instituut van Militaire Historie (NIMH). “Het mankeerde zowel aan materieel als aan mensen die de kanonnen konden bedienen." Tel daar de goede bewapening van de onverhoopte tegenstander en de enorme schaarste aan eigen wapens nog eens bij op. De heersende hamvraag was dan ook: zijn we voorbereid als het noodlot toeslaat?

“Het mankeerde zowel aan materieel als aan mensen die de kanonnen konden bedienen.” Vrijwilligers schieten te hulp. Vlak voor het uitbreken van de oorlog bezoekt Zijne Koninklijke Hoogheid prins Bernhard de troepen, hier de batterij ‘Rotterdamsche weg’.

Portemonnee

Het bedrijfsleven roerde zich en kwam in actie. Vooraanstaande industriëlen kochten zelf luchtverdedigingsmiddelen. Zo namen in Delft de Calvé Fabriek, de Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek en de Lijm- en Gelatinefabriek het voortouw. “Enerzijds wilden de bedrijven hun fabrieken en steden beschermen. Ze zagen de luchtafweer als een soort verzekering. Anderzijds was er ook de wijdverbreide overtuiging dat ze samen de schouders eronder moesten zetten om Nederland te verdedigen”, vertelt Van Loo.

‘17.000 à 18.000 gulden per kanon, inclusief vierhonderd granaten’

De kosten? “17.000 à 18.000 gulden per kanon, inclusief vierhonderd granaten”, weet Van Loo. Het materiaal was voorhanden, nu de mensen nog. Arbeiders, draaiers, timmerlieden, smeden, maar ook bankwerkers, ambtenaren en zelfs de directeur van de Lijm en Gelatinefabriek zelf sloten zich aan bij het korps. De fabrieksdirecteur, C.M. Hage, werd zelfs als reserve-kapitein aan het hoofd van de vrijwillige Delftse luchtverdedigingsafdeling gesteld.

Van fabrieksdirecteur naar reserve-kapitein van het luchtafweergeschut: de beëdiging van C.M. Hage op de Markt te Delft.

Klaarstaan

De nieuwe waakhonden van het luchtruim werden samengevoegd binnen het Vrijwillige Landstormkorps Luchtafweerdienst, dat al in maart 1939 op poten stond. Met vijf pelotons, elf vuurmonden en 207 ‘fabrieksmilitairen’ stond men klaar om Delft te verdedigen. Later werden er ook andere afdelingen opgericht zoals in Den Haag, Utrecht en Leeuwarden. Het ging in totaal om achthonderd vrijwilligers die formeel onder het Commando Luchtverdediging van het Nederlandse leger vielen.

Training? Daar was amper tijd of geld voor

Training? Daar was amper tijd of geld voor. De zelfverkozen artilleristen hadden vooral ‘droog’ geoefend. Tweemaal in de week, tussen de fabrieksdiensten door. Vlak voor het uitbreken van de oorlog schoten ze eenmaal met scherp op het strand. “Het waren immers geen militairen. Ze werkten ‘gewoon’ in de fabriek: in geval van oorlog zouden ze toetreden tot de reservisten.”

Overal in Nederland ontstonden vrijwillige landstormkorpsen. In bovenstaande video worden burgers uit Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen opgeroepen bij te dragen aan de verdediging. (Bron: Vrijwillige Landstorm YouTube)

Oerlikon

De vrijwilligers werden uitgerust met het ‘relatief goedkope’ 2TL-geschut (20 mm) van Oerlikon, een Zwitserse wapenfabriek. De aankoop was inclusief een eerste munitie-uitrusting van vierhonderd granaten. Het Delfste fabriekspersoneel kreeg training van ‘echte’ artilleristen om de Oerlikons te leren bedienen. Die training voldeed niet helemaal, bleek op de avond voor de oorlog uitbrak. ‘Waar in batterij Zwembad bij ongeluk eenige schoten waren afgevuurd’, schrijft Hage in zijn gevechtsverslagen. ‘Een richter was afgelost. Zijn aflosser was eens gaan verzitten en had toen op de afvuurpedaal gedrukt, terwijl op onverklaarbare wijze de veiligheidsring op ’vuren’ was gekomen.’

De mislukte afzetting

Met de dreiging van een inval werden de kanonnen continu bemand. Deze waren verdekt opgesteld rond de fabrieken. Nabij Calvé stonden ze in het veld, bij de Gelatinefabriek was het kanon op het dak gezet. Op de vroege ochtend van 10 mei klonk er gerommel in de lucht. De Delftenaren belandden midden in de strijd.

Vliegveld Ypenburg werd als een van de eerste plekken in Nederland gebombardeerd. De Duitsers hadden een ambitieuze doelstelling: het afzetten van het koninklijk gezag. Den Haag werd de bulls eye. Ook op twee naburige vliegvelden, Ockenburg en Valkenburg, sloeg de agressor toe vanuit de lucht, waarna de Duitsers een enorme troepenmacht inzetten. Na de verwoestende bommen verschenen overal kleine bolletjes aan de hemel: parachutisten.

In de winter voor de strijd. Van Loo: “Iets wat je je nu niet zou kunnen voorstellen: het private domein financierde de kanonnen die moesten helpen het land te verdedigen, maar de overheid hield de Oerlikons in beheer. Dat zit op het snijvlak van staat en privaat.”

Tientallen meters

“De parachutisten belandden in sommige gevallen op slechts enkele tientallen meters van de luchtverdedigingsbatterijen.” Stel je voor: je bent burger, je werkt in een fabriek en je weet militair gezien van toeten nog blazen. En dan opeens sta je midden in de oorlog. Soms oog in oog met goed getrainde para’s… Aan jou de taak om je eigen leven, de vaderlandse bodem, de batterij en het luchtruim te verdedigen.

De vrijwilligers lieten zich echter niet kisten. Om 04.00 uur openden zij het vuur; een kwartier later werd het eerste ‘Duitsche’ vliegtuig neergeschoten, zo schrijft reservekapitein Hage in de gevechtsverslagen. Na de eerste volgde een tweede en zelfs een derde aanvalsgolf. Het vliegveld en de weilanden eromheen lagen bezaaid met vliegtuigwrakken.

Verschanst voor de verdediging

Bijzonder

De verdediging verliep niet zonder problemen. Een van de pelotons belandde in kruisvuur van eigen en vijandelijke mitrailleurs. Een ander peloton werd onder vuur genomen en was gedwongen de Oerlikon achter te laten. Vrijwilligers belandden in krijgsgevangenschap. Wie op zijn post zat, moest voortdurend vuren. Als er tenminste granaten waren... De vrijwilligers beschikten namelijk over slechts vijf gevulde patroonhouders per vuurmond.

‘Het hoofddoel van operatie Fall Festung was volledig mislukt’

De Delftse luchtverdedigers wisten vijftien vijandelijke vliegtuigen uit de lucht te schieten. In totaal werden enkele honderden toestellen van de Duitsers boven Nederland neergehaald. “In het algemeen kan dan ook gezegd worden dat het korps in zijn geheel aan de gestelde verwachtingen heeft voldaan”, schreef Hage achteraf. "De afdeelingen Delft en ‘s-Gravenhage hebben uitstekend werk verricht en officieren, onderofficieren en manschappen hebben zich ten volle gegeven." Er vielen gelukkig geen doden aan hun zijde en slechts twee gewonden, wat een wonder mag heten bij zo’n grote aanval.

Opperbevelhebber Hitler was naar verluidt woest. Hij had een groot deel van de Haagse aanval gepland en die liep uit op een deceptie. Van Loo: “De aantallen neergeschoten vliegtuigen moet je kritisch bekijken. Het kan zijn dat de verschillende korpsen claimden hetzelfde vliegtuig te hebben neergehaald. Maar… gezien de achtergrond, de mate van getraindheid, de middelen en het beperkte aantal granaten hebben de vrijwilligers zich ontzettend goed geweerd. Een bijzondere en zeer succesvolle inzet, want het hoofddoel van operatie Fall Festung was volledig mislukt. De Duitsers konden in de meidagen niet eens in de buurt van de Haagse binnenstad komen.”

Deze foto is gemaakt op 10 mei 1947, twee jaar na de bevrijding van Nederland. Een jaarlijkse kranslegging bij het monument voor de gevallen kameraden. Hier lopen de mannen van de voormalige ‘afdeeling Delft’ van het Vrijwillig Landstormkorps Luchtafweerdienst, die hun tijdens de oorlog gesneuvelde collega’s herdenken.

Capitulatie

Ondanks de kranige strijd kreeg kapitein Hage na vijf dagen de opdracht om de vuurmonden onklaar te maken. Hoewel de Duitsers Den Haag niet direct klein hadden gekregen, was de overmacht uiteindelijk te groot. Toen klonk bij Hage over de telefoon: ‘Het is gedaan, wij hebben gecapituleerd, het vuren moet worden gestaakt, het is vreeselijk'.

‘Dat de weerstand hier zo groot zou zijn, dat hadden ze waarschijnlijk niet voorzien’

Nederland capituleerde op 14 mei 1940 en de luchtafweerdienst werd opgeheven. De vrijwillige artilleristen kregen ‘groot verlof’ en keerden terug naar de fabriek. Het ‘normale’ leven werd weer opgepakt, maar nu onder het juk van de bezetter. “Het is een redelijk onbekend verhaal van een kleine eenheid van burgervrijwilligers uit de begindagen van de oorlog. Maar toch… een interessant verhaal”, benadrukt Van Loo.

Verwachting

Op zich waren de Duitsers door onder andere spionage vooraf goed op de hoogte van de linies die Nederland had ingericht en van de middelen waarover het land beschikte om aanvallers te weren. “De Duitsers hadden dan ook wel Nederlandse tegenstand verwacht en bedacht dat het onder controle krijgen van het gebied en het afzetten van de regering flink wat moeite en levens zouden kosten. Maar dat de weerstand hier zo groot zou zijn, dat hadden ze waarschijnlijk niet voorzien.”

Verantwoording

Voor dit artikel is Van Loo niet alleen geïnterviewd, ook is zijn boek Verenigd op de grond, daadkrachtig in de lucht. Een eeuw grondgebonden luchtverdediging 1917-2017 gebruikt. Daarnaast zijn passages geciteerd uit de gevechtsverslagen en -rapporten van mei 1940 van het NIMH, gebundeld in: Verslag en dagboek van het Vrijwillig Landstormkorps Luchtafweerdienst Afdeling Delft, van de hand van reserve-kapitein C.M. Hage.