Tekst kapitein Charlotte Snel
Foto Thomas van Oorschot

Bijzondere daden toch nog beloond

Het Mobilisatie-Oorlogskruis (MOK) is in 1948 ingesteld door Koningin Wilhelmina voor mensen die gedurende de Tweede Wereldoorlog tenminste zes maanden in militaire dienst zaten.

Tijdens de herdenking van de Slag om de Residentie, ook wel de Slag om Den Haag genoemd, werden dinsdag postuum zestien Mobilisatie-Oorlogskruizen uitgereikt aan nabestaanden van Tweede Wereldoorlog-veteranen. Onder hen Rob Jacks en Moshe Godschalk, de zoons van twee Joodse verzetsstrijders. “Ik heb nooit geweten dat mijn vader een held was.”

De dan vijftienjarige Duits Joodse jongen Max Walter Jacks, ofwel ‘Wout’, komt in 1937 vanuit Berlijn naar Amsterdam. Een paar jaar later gaat hij als landbouwer in de kost bij een familie in Borculo; een stad in de Achterhoek waar ook de Joodse Meijer Godschalk woont.  

Onderduiken

Op 17 en 18 november 1942 worden alle Joodse inwoners van Borculo opgepakt en op transport gesteld naar Kamp Westerbork. Wout en Meijer duiken samen onder op een boerderij in Geesteren. Vanuit hier nemen de twee kompanen actief deel aan het verzet. Samen werken ze onder meer mee aan het vervoeren van wapens en weghalen van rails om spoorwegtransporten te laten ontsporen. Ook weten de mannen Duitse fietsen afhandig te maken, verlenen ze hulp aan Engelse piloten en helpen ze onderduikers te verbergen. Bij de bevrijding maken ze als oorlogsvrijwilliger deel uit van de Nederlandsche Binnenlandse Strijdkrachten.

Over 17 en 18 november 1942 verklaart Meijer hetgeen in de foto te lezen is.

Puzzelstukjes

Stuk voor stuk heldendaden die bij de nabestaanden van Wout Jacks en Meijer Godschalk lange tijd onbekend zijn. Praten over de oorlog gebeurt thuis niet. Pas na recent onderzoek vallen de puzzelstukjes voor de families in elkaar.

Meijer overlijdt in Israël op 10 januari 1978. Een kleine maand later, op 8 februari, overlijdt Wout.

Het onderzoek naar de familie Jacks en Godschalk

Per toeval stuit Martijn Brandjes tijdens zijn werk als bouwhistoricus op een lang bewaard dossier over de Amsterdamse Patroclosstraat 24-1 waarin de naam van de familie Jacks als vroegere bewoners van het pand worden genoemd. Zijn vrouw Linda weet als amateur genealogisch onderzoeker aardig de weg in de nationale- en streekarchieven. Samen duiken ze in de geschiedenis van de Joodse familie. In vier jaar tijd bouwt het duo een dik dossier op over Wout Jacks. Het is via deze weg dat ze tevens gelinkt worden aan Meijer Godschalk. “Het onderzoek is een beetje uit de hand gelopen qua omvang”, erkent Linda. “Maar dit zijn zulke bijzondere verhalen; die verdienen het om gelezen en doorverteld te worden.”

Samen met Defensie zorgen Linda en Martijn er uiteindelijk voor dat zowel Meijer als Wout postuum voorgedragen worden voor een Mobilisatie-Oorlogskruis en in Wouts geval tevens voor een herinneringsspeld ter ere van zijn werk bij de Binnenlandse Strijdkrachten (Meijer zat daarvoor net te kort bij de verzetsorganisatie, red.). Een mooi eindpunt van een bijzondere zoektocht, stelt Linda. “Dit geeft ontzettend veel voldoening.”

Deze week kwamen de zoons van de twee verzetsstrijders bijeen om hun vaders alsnog de welverdiende eer toe te kennen. Want, zo klinkt het eensgezind: “Beter laat dan nooit.”

Rob Jacks (73)

Zoon van Wout  Jacks

“Wat ik me nog goed herinner is dat ik vroeger ieder jaar met mijn ouders langsging op een boerderij in de Achterhoek. Ik kreeg een glas melk en koekjes. Die mestgeur, joh, dat kon ik als stadsjongen uit Amsterdam maar lastig vergeten. De boer en mijn vader keken naar elkaar, dronken koffie, maar zeiden niks. Nu weet ik dat het de boerderij was waar mijn vader ooit zat ondergedoken. Mede door de heldhaftigheid van deze boer had hij de oorlog overleefd. Er wás aan die keukentafel simpelweg niks meer te zeggen. Ze hadden aan een blik genoeg.

Mijn vader sprak niet over de oorlog. Ik heb nooit geweten dat hij een held was. Ergens baal ik dat ik er nooit naar gevraagd heb. Hij heeft fietsen van de Duitsers gestolen, treinen laten ontsporen, geallieerde vliegers helpen onderduiken. Waarom heeft hij daar nooit iets over verteld? Maar weet je wat het is, wij hebben geen oorlog meegemaakt. Mijn vader is vrijwel zijn hele familie verloren. We kunnen ons niet voorstellen hoe dat moet zijn geweest.

Ik vind het moeilijk om uit te drukken wat deze postume onderscheiding voor mij betekent. ‘Trots’ is denk ik de beste omschrijving. Ik ben heel, heel trots op mijn vader en wat hij heeft gedaan. Het was een ongelofelijk goede, lieve en bescheiden man. Hij is helaas jong overleden, op zijn 56e. Maar als hij dit nog mee had gemaakt weet ik zeker dat hij zou zeggen: ‘Ahg jongen, doe niet zo gek. Dit is helemaal niet nodig’.”

Meijer Godschalk

Moshe Godschalk (74)

Zoon van Meijer Godschalk

“Toen ik jong was realiseerde ik me dat minder, maar mijn vader heeft absoluut een trauma overgehouden aan de Tweede Wereldoorlog. Vrijwel zijn hele familie is vermoord. Dat verlies droeg hij altijd met zich mee. Erover praten deed hij amper.

Na de oorlog heerste er een soort ‘hiërarchie van leed’. Mensen die ondergedoken zaten hadden het erg gehad, maar niet zo erg als de mensen in een concentratiekamp als Theresienstadt. En die situatie kon je weer niet vergelijken met die in kampen als Auschwitz of Sobibór. Ik denk dat dit er, naast het trauma omtrent het verlies van zijn familie, zeker aan heeft bijgedragen dat mijn vader nooit over de oorlog vertelde. Pas na zijn overlijden vonden we allerlei brieven, documenten en foto’s.

Heel bijzonder dat er zoveel jaar later alsnog erkenning voor mijn vaders acties komt. Een van mijn broers is speciaal voor deze ceremonie overgekomen uit Israël. Dat zegt natuurlijk wel iets over het belang hiervan voor onze familie. We zijn ontzettend trots.

Wat we met het Mobilisatie-Oorlogskruis gaan doen, weet ik nog niet. Het grootste deel van mijn familie woont in Israël, ik denk dat de onderscheiding mee gaat die kant op. Het zou mooi zijn als we het uiteindelijk kunnen gebruiken om bijvoorbeeld op scholen te vertellen over de ervaringen van mijn vader tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze verhalen moeten blijven leven.”

Slag om de Residentie

De Slag om de Residentie was onderdeel van de Duitse invasie in Nederland, de eerste grootschalige luchtlandingsaanval in de historie van de krijgsmacht. De aanval wordt ook wel de Slag om Den Haag genoemd.

Op 10 mei 1940 werden Duitse troepen in en om Den Haag gedropt en afgezet met als doel de vliegvelden rond de stad en de stad zelf te veroveren. Legerkamp Waalsdorp en de naastgelegen Nieuwe Alexanderkazerne werden gebombardeerd, alsook vliegveld Ypenburg en vliegveld Valkenburg. Na een tegenoffensief aan het einde van 10 mei heroverde het Nederlandse leger de drie vliegvelden en was de Duitse luchtlandingsaanval mislukt.

Tijdens de herdenking van de Slag om de Residentie werden naast het Mobilisatie-Oorlogskruis nog een aantal andere onderscheidingen uitgereikt. Waaronder drie Oorlogsherinneringskruizen, een Ereteken Orde en Vrede en vijf Herinneringsspelden Binnenlandse Strijdkrachten.