Tekst Bert van Elk
Foto Archief NIMH

Het verhaal van: Anton Bussemaker en zijn bemanning

Op 15 augustus herdenken we het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië. Hoewel de oorlogsjaren in ‘De Oost’ in heftigheid niet onderdeden voor wat er in Europa gebeurde, trekt de strijd in Nederlands-Indië veel minder de aandacht dan die in Nederland. Veel van de militairen die destijds de wapenen opnamen, zijn inmiddels overleden.

Als eerbetoon aan hen besteedt de Defensiekrant 76 jaar later aandacht aan de oorlog in de Indische Archipel op basis van al eerder gepubliceerde artikelen.

De donkere nacht van zondag 14 op maandag 15 december 1941. Op de Zuid-Chinese Zee manoeuvreert voor de kust van Maleisië voorzichtig een van de modernste Nederlandse onderzeeboten van dat moment: Hr.Ms. O-16. Op de brug bevinden zich naast commandant luitenant-ter-zee-der-eerste klasse (LTZ1) Anton Bussemaker, oudste officier Jeekel, korporaal-machinist Bos, kwartiermeester De Wolf en de matrozen Van Tol en Kruidenhof. 

O-16 maakte in maart 1936 een proefvaart van IJmuiden naar Vlissingen.

Een explosie

De stemming aan boord is goed na de successen van de afgelopen dagen. De O-16 wist sinds het vertrek op 6 december uit Singapore 3 Japanse troepentransportschepen met torpedo's te beschadigen (de Ayatosan Maru (9.788 ton), de Sakura Maru (7.170 ton) en de Ayatosan Maru (9.788 ton)) en 3 tot zinken te brengen (de Tosan Maru (8.666 ton), de Asosan Maru (8812 ton) en de Kinka Maru (9.306 ton)).

Anton Bussemaker werd in 1942 door Koningin Wilhelmina benoemd tot Ridder Militaire Willems-Orde der 4e klasse.

Omheind terrein

Het is zwaar bewolkt en dus onmogelijk om óf een astronomisch bestek óf bestek van de wal te maken. Nadat de vuurtorens van de eilanden Pulau Aur, Pulau Pemanggil of Pulau Tioman zijn gepeild, geeft commandant Bussemaker het bevel de koers te wijzigen van 165 naar 210 graden. 6 paar ogen zoeken nauwlettend de horizon af. Om 02.30 uur rijt een explosie de stilte aan flarden. Door het enorme gat in de boeg aan stuurboordzijde spuit het zeewater naar binnen. In nog geen minuut verdwijnt de onderzeeboot in de golven. 

Krans

Oktober 1995. Op de golven van de Zuid-Chinese Zee dobbert, 22 mijl uit de kust van het Maleisische eiland Tioman, het motorjacht Cadenza. Het is van de Zweedse berger Sten Sjöstrand. Op de bodem van de zee demonteren twee van zijn duikers het stuurwiel van onderzeeboot Hr.Ms. O-16. Als het aan dek ligt van het jacht, juichen de leden van het identificatieteam van de Koninklijke Marine. Vlak daarna leidt LTZ1 John van Zee een korte ceremonie ter nagedachtenis aan de omgekomen marinemensen en werpen de zoons van commandant Bussemaker een krans in het water. Daarmee komt een einde aan de zoektocht van de marine naar hun collega's die 54 jaar duurde. Al die tijd waren de vermisten 'still on patrol'.

32 uur in het water

Hoe de O-16 haar einde vond in die eerste oorlogsdagen, is bekend dankzij kwartiermeester Cor de Wolf. Hij overleefde als enige de ramp. Tijdens de uren die hij hongerig en dorstig in het water lag, moest hij keer op keer afscheid nemen van de anderen die op de brug hadden gestaan. Een voor een raakten zij uitgeput en verdwenen onder water: eerst matroos Van Tol en vervolgens LTZ Jeekel, matroos Kruidenhof en ten slotte korporaal Bos. 

Hij moest keer op keer afscheid nemen van de anderen; een voor een verdwenen zij onder water

Uitgeput

Na meer dan 32 uur in het water bereikte De Wolf uitgeput het eilandje Pulau Dyang. Dankzij de inlandse bevolking, kwam hij op krachten. Na een paar dagen brachten zij hem naar Australische troepen in de omgeving van Mersang op het vaste land. Vandaaruit ging De Wolf naar Singapore en de basis van de Nederlandse K-onderzeeboten. Na een verhoor over de ondergang van de O-16 vertrok hij per schip naar Soerabaja om dienst te doen op Hr.Ms. K-XII. 

De bemanning van Hr.Ms. O-16 maakt aan dek het 8.8 cm. kanon gereed.

Foute aannames

De Wolf is lange tijd niet geloofd. Om uiteenlopende redenen werd gedacht dat hij zich vergiste na zoveel uur in het water. Onderzoekers van de marine zijn wellicht op het verkeerde been gezet door de in het verhoor opgetekende opmerking dat de O-16 vermoedelijk op een mijn was gelopen. Daaruit leidden zij af dat het om een veel zuidelijker gelegen Brits mijnenveld moest gaan. De K-XI die in hetzelfde gebied verbleef, veranderde van koers en bereikte haar bestemming wel heelhuids. Daarnaast rapporteerden de collega's van Bussemaker dat het als gevolg van het minder goede weer moeilijk was de positie te bepalen. In 1952 echter meldden onderzoekers van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie al dat de O-16 mogelijk op een Japanse mijn was gelopen. De bron is niet bekend.

Omdat in 1953 bij de heropening van het onderzoek naar de verklaring van De Wolf weer van dezelfde foute gegevens werd uitgegaan, luidde de conclusie navenant. De O-16 moest ergens zuidelijk van Tioman liggen in een Brits mijnenveld. De zoektocht die een eskader van de marine in 1986 op de terugtocht uit Indonesië ondernam, leverde om diezelfde reden niets op. De verklaring van De Wolf over de ondergang van de O-16 bleek in 1995 opvallend nauwkeurig te zijn.

Ton Bussemaker, zoon van de gesneuvelde commandant van Hr.Ms. O-16, bood op 11 november 1995 het geborgen stuurwiel van de teruggevonden onderzeeboot aan commandant Onderzeedienst kapitein-ter-zee J.M. van der Ham aan.

Japanse archieven

In mei 1982 wist LTZ1 b.d. Hans Besançon het wrak van Hr.Ms. K-XVII in de Zuid-Chinese Zee te vinden na speurwerk in archieven en hulp van duiker Mike Hatcher. Van deze boot was zijn vader commandant geweest. Duikers brachten een porseleinen isolator en het stuurwiel van de brug naar boven. In 1986 nam Besançon contact op met het Nationaal Instituut voor Defensie Studies in Tokio over een eventueel Japans mijnenveld voor de kust van Maleisië. 5 jaar later kreeg hij antwoord. 

Mijnenlegger Tatsumiya-maru legde op 7 december 1941 in 2 uur tijd een mijnenlijn van 456 stuks. De commandant van het schip deed zijn werk in het donker bij bewolkt weer en kon voor de plaatsbepaling alleen gebruik maken van het licht van een vuurtoren. Waarschijnlijkheid versleet hij de vuurtoren van Tioman voor die van de oostelijker gelegen Indonesische Anambas Eilanden. De mijnenlijn, die de zee tussen Tioman en de Anambas Eilanden moest afsluiten, schoof daardoor naar het noorden op. De Nederlandse onderzeeboten K-XVII en O-16, die op 13 december naar Singapore werden teruggeroepen, voeren er dwars doorheen. Een uiterst ongelukkig toeval. Alleen de K-XI ontsprong de dans. 

Dit artikel is de samenvoeging van 2 artikelen over de identificatie van Hr.Ms. O-16, die in december 1995 verschenen in Alle Hens.