Tekst ritmeester Arthur van Beveren
Foto Hans Roggen
‘Oeuvre-onderscheiding’ voor eenheid die in de luwte werkt
Het Regiment Geneeskundige Troepen heeft gisteren het Bronzen Schild ontvangen. Dat is de hoogste groepswaardering binnen de landmacht en wordt alleen bij hoge uitzondering toegekend. In dit geval voor de buitengewone toewijding en bijzonder lovenswaardig optreden gedurende de periode 1869-2020.
De uitreiking van het Bronzen Schild op de Generaal Spoorkazerne in Ermelo zou een grootse happening worden met vertegenwoordigers van veteranenorganisaties, VIP’s, buddysupport, de historische collectie. Vanwege het coronavirus moest dit in afgeslankte vorm. In het bijzijn van 30 actieve en postactieve regimentsleden nam regimentscommandant en tevens commandant 400 Geneeskundig Bataljon (Gnkbat), luitenant-kolonel Henry Bloemendal, de eervolle onderscheiding van Commandant Landstrijdkrachten luitenant-generaal Martin Wijnen in ontvangst.
Nieuwe corona-inzet
Op het moment van overdracht stonden 100 genezeriken in Utrecht aan de vooravond van een nieuwe inzet in de coronacrisis. Nu samen op 1 locatie, in plaats van versnipperd door heel het land, zoals tijdens de eerste besmettingsgolf. Zo kan Defensie een groter militair stempel op de geneeskundige inzet drukken.
Hieronder vertellen 4 geneeskundig militairen over de waardering en hun werk:
“Als er niks aan de hand is, sta je in de luwte en als het fout gaat, moet je klaar staan”, vat de regimentscommandant de positie van het Regiment Geneeskundige Troepen samen.
“Tot 1869 was geneeskundige verzorging een neventaak binnen de infanterie. Daarna werd het een hoofdfunctie en zorgden medisch geschoolde militairen daarvoor. Sindsdien moet bij elke missie en inzet de geneeskundige verzorging gegarandeerd zijn. Anders is de kans groot dat de inzet niet doorgaat, daar moeten we ons niet in vergissen. De Commandant Landstrijdkrachten was genegen om het Regiment te waarderen voor de inzet sinds de oprichting. Voor het eerst is het Bronzen Schild aan een regiment als geheel uitgereikt. En dat in een voor ons extra bijzonder jaar, nu we in de schijnwerpers staan door de nationale inzet in het kader van de bestrijding van COVID-19.”
Hans van Lieshout was van 2012-2016 regimentsadjudant en werkte tot mei dit jaar in de tandheelkunde van de krijgsmacht. “Het is een bijzonder regiment”, vertelt hij.
“In tegenstelling tot een infanteriebataljon dat op 1 kazerne zit, zitten wij verspreid over het land. Daardoor zijn we minder zichtbaar. De zichtbaarheid is in de laatste 15 jaar denk ik groter geworden, vooral door de inzet in Afghanistan. Voor die tijd plakte de geneeskundige dienst bij wijze van spreken vooral pleisters. In Kandahar werden benen gered. De infanterie zag ter plekke het belang van onze mensen.” Volgens de voormalig adjudant haalde Defensie door deze inzet ook veel medische kennis terug naar de civiele ziekenhuizen waar veel geneeskundige militairen werken. “Een chirurg zag in Afghanistan verwondingen die hij nog nooit had gezien. Terug in Nederland kon hij de opgedane ervaring inzetten bij zware verwondingen door bijvoorbeeld auto-ongelukken. De professionaliteit is sinds de Koude Oorlog groter geworden. Het niveau van bijvoorbeeld onderofficieren binnen het Regiment is omhooggegaan. We moeten ons spiegelen aan civiel ambulancepersoneel dat hoog is opgeleid.”
Eerste-luitenant Maaike Hoogewoning was als ‘ambassadeur’ van het Regiment Geneeskundige Troepen uitgenodigd om bij de uitreiking aanwezig te zijn.
Eind 2018 kwam haar boek ‘Oorlog in de operatiekamer’ uit waarin ze schrijft over haar ervaringen als operatieassistent in Afghanistan. “Wat het militair geneeskundig vak zo mooi maakt? Je werkt in een heel hecht team met hetzelfde doel: de patiënt weer beter maken. Dat doe je op missie vaak in internationaal verband. Ik werkte samen met Amerikanen, Britten en Canadezen. Het is ook een heel technisch vak. Je wilt bovendien de beste zorg bieden voor de mensen die daadwerkelijk de poort uitgaan.”
Ze vervolgt: “Ik ga die poort niet uit. Heel soms kom je in contact met mensen die je hebt geholpen. Dat is fijn, om ze in een andere setting weer te zien. Ik denk dat het kan helpen bij hun verwerking van de gebeurtenis. Ook bij de Invictus Games vind ik het prachtig om te zien hoe deelnemers na een zware tijd de kracht hebben teruggevonden om op dat niveau te presteren.”
“Ik deed gewoon mijn werk”, vat luitenant-kolonel Peter Jongenelen 18 augustus 1994 droogjes samen. Op die dag redde hij als sergeant hospik het leven van toenmalig sergeant Edwin de Wolf.
“Ik was aangeklikt bij de Luchtmobiele Brigade in het voormalige Joegoslavië. ’s Ochtends vertrokken we voor een patrouille vanaf de tijdelijke observatiepost Mike. De dag ervoor was sergeant Jacobs op een antipersoneelsmijn gestapt. Vanaf een heuvel keken we naar Servisch gebied en zagen daar stokmijnen staan. Er was een gegraven stelling met een overkapping die we gingen bekijken. Edwin ging op zijn knieën de ingang binnen. Ik stond buiten in het zonnetje te wachten en toen was het boem en een schreeuw.”
Een luitenant was er als eerste bij en riep hem. “Snel die kant op en dan ga je aan de slag. Overal stof. Hij praat, ok. Been, kapot, dat zag er niet uit. Heb je verder nog iets, vroeg ik? Dat was de magische vraag. Zijn arm deed pijn. Ik greep ernaar en het was net of ik mijn hand onder de kraan hield. Het bloed stroomde eruit. Tourniquets hadden we nog niet, dus ik zette de bloeding met een elastische band die je normaal gebruikt om bloed te geven. Ik legde het gewonde been op zijn gezonde been. Met 2 man sleepten we hem eruit. We hebben heel veel geluk gehad. Voor hetzelfde geld lag er nog een mijn. Ik bleef tegen hem praten, hij was er de hele tijd bij.”
“Peter heeft mijn leven gered”, vult Edwin aan. Edwin bleef voor Defensie werken. Hij is manager bij het Militair Revalidatie Centrum Aardenburg in Doorn, deed 3 maal mee aan de Invictus Games en is teammanager van het Nederlandse Invictus-team.