Tekst ritmeester Jessica Bode
Foto archief Mediacentrum Defensie
Ook laatste militairen terug naar normale functie
Kolonel Peter Tankink gaf leiding aan het Crisis Actie Team, van waaruit de defensiehulp gecoördineerd werd.
Defensie stopt met de coronahulpverlening. Op 15 juli worden de laatste 4 militairen teruggehaald, die momenteel nog ondersteuning bieden in verzorgings- en ziekenhuizen. Kolonel Peter Tankink blikt terug op de bijzondere inzet van de afgelopen maanden.
1. Wat doen de 4 militairen die nog over zijn?
“Zij helpen mee bij een verzorgingstehuis in Haaglanden en bij het Militair Revalidatiecentrum in Doorn. Hier worden naast reguliere revalidatie voormalig coronapatiënten behandeld voor wie de ziekenhuisopname een traumatische ervaring is geweest.”
2. Wanneer begon de corona-inzet vanuit Defensie?
“Op 11 maart kwam de hulpverlening in Nederland op gang. Op 27 maart in het Caribisch gebied. Aanvragen voor militaire bijstand kwamen binnen bij het Crisis Actie Team (CAT). Hier werd bepaald of wel of geen hulp geboden kon worden.
De hulpverlening gaat in Nederland door tot 15 juli. Sinds 1 juni zijn er geen nieuwe aanvragen meer geweest en is de fysieke locatie van het CAT op het ministerie in Den Haag gesloten. De hulp in het Caribisch gedeelte van het koninkrijk loopt door tot 13 juli.”
Het Crisis Actie Team (CAT) is alleen operationeel op het moment dat een bepaalde crisis bezworen moet worden. Voor het coronavirus was dat voor het laatst na orkaan Irma in augustus 2017.
3. Hoeveel hulp heeft Defensie uiteindelijk geboden?
“Er is aan 80 aanvragen gehoor gegeven; oftewel honderden militairen en 327 stuks goederen en apparatuur. Daaronder 2 röntgenapparaten, 152 bedden en 20 spuit- en infuuspompen. Hoeveel collega’s het precies waren is onbekend. Op het hoogtepunt draaiden 400 man tegelijkertijd mee in civiele organisaties. Niet alleen medisch personeel, maar ook marechaussees voor grenstoezicht en handhaving. Of beveiligers voor de opvang van vreemdelingen op de kazerne in Zoutkamp en HPG’ers die advies gaven op het gebied van Hygiëne en Preventieve Gezondheidszorg (HPG). Vanwege uitzendingen hebben we daar veel ervaring mee.”
4. Kon Defensie de aanvragen aan?
“Er zijn momenten geweest met meer vraag dan aanbod. Daarom hebben we onze mensen niet langer dan 3 weken aaneengesloten gekoppeld aan civiele instellingen. Daarna moest weer een nieuwe aanvraag worden gedaan. Zo werd de hulp eerlijker verspreid. De ‘coronapiek’ op 7 april viel samen met de maximale belasting van ons personeel. Zodoende bleef het gat tussen vraag en aanbod beperkt.
Sommige hulpaanvragen hebben we aangepast. Bijvoorbeeld als een ziekenhuis vroeg om 25 ic-specialisten. Die waren bijna allemaal al ingezet, dus kregen ze er 1. Ook deden sommige instellingen een beroep op onze mensen, terwijl die extra handjes nog niet écht nodig waren. Daar konden wij niets mee. We zijn er voor acute zorg. Niet om de gaten in de zorg op te vullen die er al waren.”
5. Zijn de ingezette militairen niet zwaar overbelast?
“Er zijn inderdaad collega’s die onder extreme druk hebben gestaan. Zeker het medisch personeel. Sommige artsen en verpleegkundigen waren net klaar met de opleiding en werden direct met zeer ernstige situaties geconfronteerd.
Uitzendingen leren ons hoe we in deze crisissituaties moeten handelen en wat we moeten doen om goede nazorg te bieden. Degenen die dat nodig hebben, krijgen rust en begeleiding. Er zijn trouwens ook nazorgplannen opgesteld voor ziekenhuizen, omdat zij die natuurlijk ook goed kunnen gebruiken.”
6. Wat als er een tweede golf uitbreekt? Is Defensie daar wel klaar voor?
“Het gros van de medewerkers is inmiddels weer uitgerust en wel terug op het honk. Dat geldt ook voor alle goederen die wij de afgelopen maanden hebben uitgeleend.
In tegenstelling tot de 1e golf zijn er nu voldoende alarmbellen die aangeven dat het virus weer oplaait. Daarop zijn we voorbereid en kunnen dan tijdig reageren. We houden geen mensen achter de hand ‘voor het geval dat’.”
7. Wekenlang zijn oefeningen en zelfs missies stilgelegd, hoe nu verder?
“Veel eenheden hebben inderdaad lange tijd niet kunnen trainen, waardoor er een achterstand is ontstaan. Ook nieuw personeel kon niet worden geworven en opleidingen lagen stil. Dat zorgt voor grote uitdagingen. Tegelijkertijd zie je ook hoe vindingrijk we met z’n allen zijn. Hoe gedreven om een inhaalslag te maken en de ‘schade’ te herstellen.
Het is ineens wel mogelijk om nieuwe initiatieven in korte tijd te ontplooien. En er is ruimte voor creativiteit, zo blijkt. De krijgsmachtdelen hebben bijvoorbeeld enorme sprongen gemaakt op het gebied van e-learning. Er zijn lespakketten en methodes ontwikkeld, waarmee studenten vanuit huis veel beter opgeleid worden.”
8. Wat hebben ‘we’ hiervan geleerd?
“Dat het lastig is om de kikkers in de kruiwagen te houden. Terwijl een gecoördineerde aanpak juist zo belangrijk is.
Defensie is een organisatie van ‘niet lullen, maar poetsen’. Maar dat kan ook tegen je werken. Duizenden militairen werden van de 1 op andere dag naar huis gestuurd, maar zij zagen wel hoe hard hulp nodig was. Op eigen initiatief klopten ze aan bij ziekenhuizen, gaven handschoenen van de werkplaats weg of rantsoenen. Dat maakte een gecoördineerd optreden lastig. De ‘can do’ mentaliteit werkte een beetje tegen ons.
Ook leert deze coronacrisis ons waarom Defensie bol staat van de regels, processen en protocollen. Je moet vasthouden aan structuur anders houd je de hulpverlening niet vol.
Al met al kan ik concluderen dat we het goed hebben gedaan. Onze militairen worden opgeleid om te handelen in uitzonderlijke omstandigheden. Dat werpt z’n vruchten af. Nederland werd lamgelegd en wij konden adviseren hoe om te gaan met die situatie.”