Tekst Johan Kroes
Foto Archief

Nieuwe rubriek: 75 jaar vrouwen bij Defensie

‘Ik had de pest erin dat ik terug moest naar dat miezerige Nederland’

In 1944 treden de eerste vrouwen in dienst bij de Nederlandse krijgsmacht. Ze werken dan als bijvoorbeeld verpleegkundige, typiste of boekhoudster. Eind jaren 70 mogen vrouwelijke militairen ook varen, vliegen en vechten en sinds de jaren 90 voert Defensie een actief beleid om vrouwen te werven en te behouden. In deze nieuwe rubriek komen de dames aan het woord die ervoor gezorgd hebben dat het na 75 jaar heel normaal is dat er vrouwen bij Defensie werken. Francine Cools (96) is de eerste die haar verhaal doet. 

De Tweede Wereldoorlog doorkruist Francine Cools haar tienerjaren en ze maakt in Amsterdam de hongerwinter mee. Na deze oorlogservaringen wil ze eruit, de wijde wereld in. Met de marine hoopt ze te gaan varen. Dat heeft ze uiteindelijk nooit gedaan, maar ze kreeg wel de kans om als Marva 2 jaar lang aan de slag te gaan in voormalig Nederlands-Indië. 

‘Ik vond het geweldig om zoveel meiden om me heen te hebben’

“Ik was 17 jaar toen de oorlog uitbrak. Dat is eigenlijk de tijd dat je uitgaat, maar dat was er niet bij. Na de bevrijding nodigde een oom uit Zweden mij uit om daar te komen werken. Die kans heb ik met beide handen aangepakt. Dat was ook de eerste keer dat ik vloog. Ik kreeg een baan op het consulaat, waar ik de administratieve afhandeling moest doen van de kleding en goederen die de vrouwen uit concentratiekamp Ravensbruck uitgereikt kregen.

In april 1946 keerde ik terug naar Nederland en kreeg een kantoorbaan bij modehuis Gerson. Maar had daar helemaal geen zin in en meldde mezelf aan bij de Marine Vrouwenafdeling (Marva), waar ik al snel geplaatst werd bij de verbindingsdienst in Den Haag. Ik vond het geweldig. Al die meiden onder elkaar. 

Na de oorlog werd er een nieuw codesysteem geïntroduceerd. Wij moesten de gestencilde papieren verbeteren die vaag gekopieerd waren. Dat deden we al zingende. Toen ik hoorde dat er 2 Marva’s nodig waren om de mensen in Nederlands-Indië het nieuwe codesysteem aan te leren, bood ik mezelf direct aan.

Op 8 november 1946 ben ik met de KLM vertrokken. Eenmaal in Batavia kwam niemand ons ophalen en later bleek dat ze het codesysteem allang kenden. Ik heb toen 2 jaar lang gewerkt als secretaresse van de stafofficier codedienst. Ik moest bijvoorbeeld de codelijsten maken, namen verzinnen voor de schepen, de havens en de steden. De PTT was namelijk in handen van de Indonesiërs en die mochten niet weten waar onze schepen naartoe gingen.

Marvahuis

In Batavia woonde ik in een Marvahuis en had daar de tijd van mijn leven! Het was zo nieuw allemaal. Natuurlijk waren sommige dingen minder leuk, want soms sneuvelde er een vriend van 1 van de meisjes. Dat verdriet deelden we. 

In mei 1948 ben ik teruggevaren met, op dat moment het nieuwste schip, de Willem Ruys. Ik had er wel de pest in dat ik terug moest. We kwamen ’s ochtend in Hoek van Holland aan met van dat miezerige weer. Verschrikkelijk. Je kreeg 40 gulden in je handen gedrukt en werd dan thuisgebracht. Eenmaal thuis verkleedde en douchte ik me wel 3 keer per dag, zoals gebruikelijk in Nederlands-Indië. Maar mijn moeder zei al snel ‘zo doen we dat hier niet’.

Veel geleerd

Ik denk nog vaak aan die tijd, waar ik veel geleerd heb. Vooral een stuk zelfstandigheid, want daarvoor had ik altijd bij mijn moeder thuis gewoond. En ook een stuk discipline; ik was 1 keer 5 minuten te laat en toen mocht ik een week niks meer. 

Ik ben altijd betrokken gebleven bij de Marva’s en op Veteranendag doe ik nog altijd mee aan het defilé in Den Haag. Alleen wel in een rolstoel. De uitzending heeft mij later ook geholpen bij het vinden van werk. Als ik vertelde dat ik 2 jaar in Nederlands-Indië was geweest, dan hoefde ik niks meer te zeggen. Dan werd ik zo aangenomen.”

> In de volgende Defensiekrant het verhaal van Frédérique Waakop Reijers, de eerste vrouwelijke luchtverkeersleider bij de Koninklijke Luchtmacht. <