Tekst kapitein Wouter Helders
Foto Evert-Jan Daniels

Wereldwijd liggen er miljoenen mijnen in zeeën en kustgebieden. Alleen al in de Noordzee zijn er  tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog honderdduizenden gelegd. Hoewel er de laatste decennia al  veel zijn opgeruimd, halen vissers en baggerschepen nog regelmatig explosieven naar boven. Na een ernstig ongeluk in 2005, waarbij een explosief na het openen van het net in het ruim van een vissersschip tot ontploffing kwam, zijn vissers uitdrukkelijk verzocht om explosieven niet aan boord te nemen maar terug te gooien. Hierna geven ze de positie door aan de Kustwacht en krijgt vervolgens een mijnenjager van de marine opdracht het explosief te ruimen.

Dat is waar de mijnenjagers van Defensie om de hoek komen kijken. Om hun, niet ongevaarlijke werk,  goed te kunnen uitvoeren, moet natuurlijk geoefend worden. ‘Mine Counter Measures work up’ is zo’n mijnenbestrijdingsoefening. Vier mijnenjagers, waaronder de Belgische BNS Primula, een hydrografisch opnemingsvaartuig en het REMUS-team van de Defensie Duikgroep doorkruisten eind september en begin oktober de Nederlandse en Schotse kustwateren. In deze woelige wateren bekwamen zij zich in het, al dan niet gezamenlijk,  opsporen, classificeren en onschadelijk maken van explosieven.

De Defensiekrant biedt, aan de hand van 5 ‘kiekjes’, een kijkje in de keuken van deze specialisten. 

Bemanning Zr.Ms. Zierikzee laat de SEAFOX-I in het water zakken om een mijn op te sporen en te identificeren. Het ‘unmanned underwater vehicle’ wordt vanuit de mijnenjachtcentrale bestuurd. Met ‘sensoren’ als de SEAFOX kan vlugger en veiliger gewerkt worden. 'Mijngevaarlijke' gebieden kunnen (met vooraf bepaalde marge) mijnenvrij of ongevaarlijk verklaard worden en het risico op materiële- en persoonlijke schade wordt beperkt. Er hoeven immers geen, of minder, mijnenbestrijdingseenheden gevaarlijke gebieden ingestuurd te worden.
De zwarte SEAFOX-I bevat een explosieve lading en wordt ingezet wanneer een mijn geruimd moet worden. De SEAFOX-I blaast zichzelf en de mijn op. Het water voor de Nederlandse kust is vrijwel overal minder dan 50 meter diep. Aangezien mijnen vernietigend zijn tot een diepte van circa 50 meter, afhankelijk van het aantal kilogram springstof in de mijn, is het duidelijk hoe kwetsbaar onze wateren zijn.
Mijnenjager Zr.Ms. Zierikzee op de Noordzee tijdens de Nederlandse/Belgische mijnenbestrijdingsoefening. Mijnenbestrijding en -ruimen is één van de hoofdtaken van de Koninklijke Marine. Zeemijnen kosten een fractie van de schade die ze kunnen aanrichten, van de gevolgen voor de zeewaardigheid van een schip tot totale vernietiging. Indien in de aanlooproute van Rotterdam een koopvaardijschip op een mijn loopt, is los van de materiële schade de economische schade voor ons land niet te overzien. Vaarroutes moeten dan ook vrij gehouden worden.
Wanneer de mijn niet geïdentificeerd kan worden door de SEAFOX-I , omdat 'ie bijvoorbeeld onder het zand ligt, worden de duikers eropaf gestuurd. Ook moet men altijd extra alert zijn, want als er een mijn gevonden is, is de kans aanzienlijk dat er meer explosieven in het gebied liggen. Ook het type mijnen kan nogal verschillen; grondmijnen, verankerde mijnen, decoys en stealth mijnen passeren de revue net als een scala aan bodemsoorten (klei, modder, zand en rots).
Een van de oefenmijnen die gebruikt worden tijdens deze oefening. Door zijn unieke vorm 'graaft' de mijn zichzelf in het zand en is daardoor moeilijk op te sporen. De mijn werd, samen met verschillende ‘broertjes’ en ‘zusjes’, door het hydrografische opnemingsvaartuig Zr.Ms. Snellius dat dienst doet als mijnenbestrijdings-, commando en ondersteuningsschip geplaatst. Er werden verschillende ‘mijnentuinen’ ingericht om het inzetten van alle mogelijke sensoren onder wisselende omstandigheden na te bootsen.