Tekst kapitein Roel van de Wiel
Foto Louis Meulstee, archief
Commandant der Strijdkrachten over inzet en draagvlak in 2014
Het jaar 2014 was voor de krijgsmacht vooral een jaar van veel en bijzondere inzet. En eindelijk groeit het maatschappelijke draagvlak voor Defensie weer. Generaal Tom Middendorp, de Commandant der Strijdkrachten, blikt terug op een bewogen jaar. "Het vertrouwen mag geen oprisping zijn."
Kunt u de Nederlandse krijgsmacht een rapportcijfer geven voor het afgelopen jaar?
Generaal Tom Middendorp: “Dat laat ik liever aan anderen, maar ik denk dat ons personeel een ‘10’ verdient voor inzet. 2014 was het jaar waarin we de zware bezuinigingsklappen moesten incasseren en tegelijkertijd is een ongekend groot beroep gedaan op de krijgsmacht. Ik ben de afgelopen 5 jaar direct betrokken geweest bij de besluitvorming rond missies. Eerst als Directeur Operaties en nu als CDS. In die tijd hebben we nog nooit zoveel nieuwe en veranderende missies gehad als dit jaar. Dat veroorzaakte een piek op alle niveaus van de krijgsmacht. Van hoog tot laag is er een topinspanning geleverd. Heus niet alles is goed gegaan. De minister van Defensie heeft onlangs terecht gezegd: ‘We werken op de toppen van ons kunnen’. Daar sluit ik me bij aan. Daarom een ‘10’, voor de inzet.”
Het Nederlandse volk lijkt de waarde daarvan in te gaan zien. Het draagvlak voor Defensie groeit.
“In de Verenigde Staten applaudisseren ze in stadions massaal voor veteranen, zo ver zijn we nog niet. Maar het gaat meer die kant op en dat is mooi om te zien. Je merkt dat bijvoorbeeld aan de manier waarop mensen met meer respect op militairen reageren. En aan de groeiende bezoekersaantallen bij een evenement als de Nationale Veteranendag. Het respect groeit, mensen zien het belang van een krijgsmacht en de noodzaak daarin te investeren. Een recente NIPO-enquête toont dat meer dan 50 procent van de bevolking vindt dat ons defensiebudget aan de NAVO-norm moet voldoen (2 procent van het Bruto Nationaal Product, red.). Dat was 2 jaar geleden wel anders. De gebeurtenissen in Oekraïne hebben dat in de hand gewerkt, maar ook de algehele situatie in het oosten en de dreiging rond ISIS, Libië en Mali. De dreigingen zijn tot aan de grenzen van Europa genaderd, de onveiligheid komt dichtbij.”
Het draagvlak is dus vooral afhankelijk van externe factoren?
“Deels. Ik zie het draagvlak al enkele jaren veranderen. Vooral ook door een toegenomen zichtbaarheid. De onrust aan de grenzen van Europa versterkt het gevoel in de samenleving dat onze vrijheid niet vanzelfsprekend is en ook niet gratis. Maar het vertrouwen in Defensie mag geen oprisping zijn. We moeten continu laten zien wat de toegevoegde waarde van de krijgsmacht is. Wij doen bijvoorbeeld mee in Mali omdat dat land een broedplaats is voor terrorisme en criminaliteit. Instabiliteit in zulke landen raakt ons in Nederland. ”
‘Als er extra ruimte komt, zullen we ons fundament verder moeten versterken’
Groeit het draagvlak binnen onze organisatie mee?
“De regering heeft in het regeerakkoord een belangrijk signaal gegeven: niet bezuinigen op Defensie. Dat is een belangrijke kentering, want dat is voor het eerst in 24 jaar. We krijgen er zelfs weer een beetje geld bij, met dank ook aan de inspanningen van onze minister. Dat gebruiken we vooral om de randvoorwaarden van het werk beter in te vullen: reserveonderdelen, munitie. Niets is zo frustrerend als je werk niet goed kunnen doen omdat jouw spullen niet inzetbaar zijn. Ik zie dat gelukkig verbeteren, maar als er extra ruimte komt, zullen we ons fundament verder moeten versterken. Samen met de commandanten van de defensieonderdelen zet ik mij daarvoor in. We zijn er nog niet.”
De krijgsmacht is in 2014 onder andere ingezet in Mali, het Midden-Oosten, Turkije, Oekraïne en Afghanistan. Doen we niet te veel?
“Het is niet relevant aan hoeveel missies we deelnemen. Het gaat er om welke belangen we namens Nederland willen dienen, wat we doen en waarom. 10 kleine missies kunnen meer effect hebben dan 1 grote. In Mali hebben we bijvoorbeeld bewust gepast voor de rol als lead nation in een provincie, maar hebben we ons gericht op het vergaren van inlichtingen. Dat is een uitermate belangrijke bijdrage in een internationale missie die Nederland belangrijk vindt. Ik ga niet over dat belang. Het is aan mij om de minister te adviseren of we kunnen meedoen aan een missie en hoe. En ik ervaar dat er heel goed wordt geluisterd naar het militair advies.”
‘Niemand heeft de kans gehad de top te verstoren’
De grootste nationale operatie was de inzet rondom de Nuclear Security Summit in maart. Die is zonder incidenten verlopen. Is daarmee het succes of juist de overdaad bewezen?
“Voorkomen is altijd beter dan genezen. Vele wereldleiders kwamen naar Den Haag voor deze top, een aantrekkelijk doelwit. Er is niets gebeurd, maar niemand heeft ook de kans gehad de top te verstoren. Het was mooi te zien hoe Defensie en alle andere ministeries, organisaties en entiteiten met elkaar samenwerkten om de veiligheid te waarborgen. Het was een geoliede machine. Het was ook leuk te zien dat alle ‘groen op straat’ geen issue was. We werden zelfs een bezienswaardigheid.”
2014 was ook het jaar dat de F-35 een concreet verhaal werd. De eerste Nederlandse toestellen vliegen momenteel hun testrondes in de Verenigde Staten, de eerste vliegers zijn opgeleid. Een belangrijke mijlpaal in een zwaar dossier?
“Ja, hij bestaat nu echt. Ik ben erg blij dat de regering de keuze voor dit toestel heeft gemaakt. Het is echt de beste keuze en ik weet zeker dat we over 40 jaar onze handen dichtknijpen dat we voor de F-35 zijn gegaan. We schaffen een kist met megacapaciteit aan. We doen met deze jager het licht aan in het luchtruim, in plaats van met een zaklampje in het donker rond te vliegen.”
‘We doen met de F-35 het licht aan in het luchtruim’
En toen werd op een mooie zomerdag een passagiersvliegtuig boven Oekraïne uit de lucht geschoten. Defensie heeft een belangrijke rol gespeeld in de nasleep: op de rampplek, bij de aankomst van de stoffelijke overschotten in Eindhoven, bij de identificatie in Hilversum. Hoe hebben we het gedaan?
“Absoluut goed, maar natuurlijk een verschrikkelijke tragedie voor alle nabestaanden. De eerste prioriteit van alle betrokken partijen is altijd geweest: haal de stoffelijke overschotten en hun bezittingen zo snel mogelijk op een waardige wijze terug naar Nederland. Daar hebben alle organisaties grote inspanningen voor geleverd, wij ook. Als krijgsmacht zijn we als geen ander in staat om zo’n actie in korte tijd in een crisisgebied op te tuigen. Samen met de civiele diensten en samen met Australische en Maleisische instanties. Onze bijdrage is deels heel zichtbaar geweest, tijdens de ceremonies op Vliegbasis Eindhoven. Het diende een belangrijk doel: de overledenen en hun nabestaanden hun waardigheid teruggeven. Daar zijn we volgens mij goed in geslaagd.”
Over groeiend maatschappelijk besef gesproken: net na de ramp ontstond er een hardnekkige wens om de rampplek met militaire slagkracht veilig te stellen. Was die wens reëel?
“We hebben alle opties serieus uitgewerkt, zelfs het sturen van een robuuste eenheid, samen met Australië. We hadden het ook gekund, maar gelukkig was het uiteindelijk niet nodig. Het was een lastige afweging, want je zou eenheden een oorlogsgebied in moeten sturen, waar je jezelf mogelijk partij maakt in andermans conflict. Ook achteraf vind ik de keuzes die gemaakt zijn de goede zijn geweest.”
‘We hebben alle opties serieus uitgewerkt, zelfs het sturen van een robuuste eenheid’
Hoe gaat 2015 er voor Defensie uit zien?
“Ik ben gematigd optimistisch. Voor mijn gevoel zijn we op de weg terug. Het tij keert, maar we hebben ook nog een paar grote vraagstukken op te lossen. Ondanks het aanhoudende zware economische weer, is het van belang dat we tot een nieuwe CAO komen. Daarnaast is het zaak om vooral het fundament voor de krijgsmacht verder te versterken. Het ijs is hier en daar erg dun. En ondertussen moeten we vooral ons werk goed blijven doen in binnen- en buitenland. Dat werk doet er toe. Laten we dat komend jaar blijven uitstralen. Defensie is het waard om in te investeren.”