Tekst KAP Saminna van den Bulk
Foto Kick Smeets, privécollectie jubilarissen
DMI’ers in het zonnetje gezet
Het was het jaar waarin de Zweedse band ABBA de monsterhit ‘Waterloo’ scoorde, maar ook het jaar waarin de Amerikaanse president Nixon aftrad vanwege het ‘Watergate’-schandaal. Het is dan misschien een halve eeuw geleden, toch zijn er collega’s die al in 1974 in dienst kwamen bij wat nu de Directie Materiële Instandhouding (DMI) heet. Een goede reden voor een bijzondere bijeenkomst in gebouw Noorderkroon op de Helderse marinebasis, eind september.
Directeur DMI commandeur (TD) Jeroen Hodes spreekt van een bijzondere mijlpaal: “50 jaar, dat is een mensenleven. Jullie zetten je al decennia in voor onze organisatie. Het is heel belangrijk dat wij hierbij stilstaan. Ik wil jullie bedanken voor alles wat jullie voor DMI en de marine betekenen of, voor wie inmiddels de dienst uit is, hebben betekend.”
In totaal ging het om niet minder dan 17 (!) jubilarissen: 4 van hen waren aanwezig bij de bijeenkomst en ontvingen verschillende presentjes, waaronder een commander’s coin. Zij vertellen hun verhaal.
Ton Stavenuiter (67)
Zijn buurjongen zat bij de marine en dat maakte indruk. Ton was amper 16 en had net de LTS afgerond, toen de verhalen vol avontuur van zijn buurjongen en zijn liefde voor water hem naar de Koninklijke Marine lokten. Hij begon als radioradarmonteur. Van zijn 7 jaar als militair zat hij 2 jaar op zee. De overige tijd zat hij in opleiding of was hij geplaatst in Vlissingen, voor de afbouw van de ‘oude’ Hr.Ms. De Ruyter en Hr.Ms. Banckert. Toen in 1981 zijn contract afliep, bleef Stavenuiter als burger werkzaam binnen Defensie. Hij ging aan de slag op de sonarwerkplaats bij het Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf. Later werd hij engineer en op het laatst werkte hij als senior-projectplanner bij DMI.
“Dat ik hier 50 jaar heb gewerkt, heb ik nooit zo beleefd.”
Memoires te over. Thuis heeft hij een vitrinekast gevuld met de tastbare herinneringen van zijn tijd bij DMI en de marine. Zelfs het baje hemd dat hij droeg bij de indiensttreding heeft hij nog. En: “Het past nog! De tijd is voorbijgevlogen”, zegt Stavenuiter, inmiddels met pensioen. “Als technicus kun je zoveel kanten op binnen dit bedrijf. Ik ben binnen de defensiewereld opgegroeid. Natuurlijk heb ik er wel eens over nagedacht buten de poort te kijken, maar de stap maakte ik nooit. Dat ik hier zowaar 50 jaar heb gewerkt, heb ik nooit zo beleefd. Ik heb in de afgelopen jaren zoveel verschillende werkzaamheden en functies bekleed, dat het werk mij altijd bleef boeien.”
‘De tijd is voorbij gevlogen’
Zijn mooiste herinneringen? “De proefvaart van de oude De Ruyter. Ik kwam net uit de opleiding toen ik voor de afbouw naar Vlissingen werd overgeplaatst. De Ruyter was nog niet in dienst toen het Geleide Wapen-fregat koudweer-testen ging doen, onder arctische omstandigheden. Het was fantastisch om als jonge jongen veel bij Scandinavië te varen. Een ander hoogtepunt was een van zijn eerste reizen, toen door de Golf van Biskaje. “Golven? Ik heb ze daarna nooit meer zo hoog gezien! Hoewel velen last kregen van het zeetje, ging het met mij nog prima. ‘Ben je nog niet zeeziek!?’, vroeg de commandant mij toen. ‘Als je dat nu nog niet bent, word je ook niet zeeziek meer.’ En hij kreeg nog gelijk ook.”
“Deze bijeenkomst voelt als waardering voor ons werk.” “Iedereen vindt het maar normaal dat de elektriciteit werkt.”
Pieter Raven (66)
Raven vulde een formulier in op school. Wat het betekende? “Geen idee, maar opeens moest ik me hier in augustus ’74 melden. Volgens mij ben ik geronseld”, glimlacht hij. Raven belandde net als alle jonge jongens eerst op de Leerschool, waar hij de kneepjes van het vak leerde. Hij werkte onder meer met de dieselgeneratoren, was technicus in de industriële elektra, zette zich in bij het onderhoud van de schepen en werkte in het kalibratiecentrum. Bij het Energie Distributiebedrijf zag hij het huidige terrein van wat nu DMI heet verrijzen. “Er was hier niets meer dan een leeg landschap.” Nachtdiensten? Werken op locaties door het hele land? Raven draaide de hand er niet voor om.
‘Telkens een stapje buiten de comfortzone’
Het werk als technicus wordt wel eens onderschat, zegt hij. “Lange tijd was ik hoogspanningsmonteur. Wij zorgden ervoor dat alle Helderse defensielocaties van stroom waren voorzien, van Fort Erfprins tot Maritiem Vliegkamp De Kooy. Iedereen vindt het normaal dat de elektriciteit werkt. Is dat niet het geval, dan is de stress snel hoog”, weet Raven. “Maar dát het werkt is niet vanzelfsprekend. Dat vind ik misschien wel het mooiste van werken aan het hoogspanningsnet: je doet het voor heel veel mensen.”
Ravens werkplek.
Wat Raven ook deed in zijn tijd bij DMI: “Telkens probeerde ik een stapje buiten mijn comfortzone te zetten; daar leer je het meest. Op dit moment ben ik leidinggevende: ook dat is weer een uitdaging. Ik heb nooit het gevoel gehad: ik moet weer. 50 jaar in dienst: het is nu eenmaal zo gelopen.” Een plek in de spotlights is eigenlijk niets voor Raven. “Ik doe het beter op de achtergrond. En toch vind ik deze bijeenkomst heel bijzonder. Het voelt als een waardering voor ons werk.”
“Het voelt voor mij als een enorme beloning als je iemand beter ziet worden en zelfvertrouwen ziet krijgen op de kraan.”
Henk Okkerse (66)
Nog even en dan zetten Henk en zijn vrouw hun huis te koop. Een nieuw avontuur tegemoet: “We gaan ons in Frankrijk vestigen. Rondrijden op de motor, van het leven genieten. Maart volgend jaar ga ik de dienst uit: mijn pensioen komt in sneltreinvaart op mij af. Oh, begrijp me niet verkeerd: ik zie het als een nieuwe levensfase. Ik ben de afgelopen jaren relaxed doorgekomen.”
“Mijn pensioen komt in sneltreinvaart op mij af.”
Terug naar het begin. Dat hij bij DMI zou landen was destijds niet de verwachting. Journaalbeelden van Amerikaanse militairen in Vietnam trokken hem naar Defensie. Spanning, sensatie, adrenaline: Henk zocht het allemaal. Hoewel hij die 12 jaar ‘fantastisch’ vond, bracht het Korps Mariniers hem uiteindelijk niet wat hij zocht. Toen hij zijn vrouw leerde kennen (“Huisje, boompje, beestje; je kent het wel”) ging hij als burger naar de toenmalige Rijkswerf, als medewerker kernploeg op de afdeling Transport. “Alles wat niet te tillen viel, verplaatsten wij. Van schroeven van schepen tot elektromotoren. Mooi, maar ook zwaar werk. Daarom ging ik op zoek naar iets anders. Toen ik de functie ‘chauffeur mobiele kraan’ zag, had ik geen idee wat ik moest verwachten.” Toch was het liefde op het eerste gezicht. Werken op een grote machine in de buitenlucht bleek een jongensdroom die uitkwam. “Nu coach ik jonge collega’s die op de kraan beginnen, waarbij ik dankbaar gebruikmaak van mijn ervaring als rijinstructeur. Het voelt voor mij als een enorme beloning als je iemand beter ziet worden en zelfvertrouwen ziet krijgen op de kraan. Dat geeft me nét zoveel plezier als dat werk zelf doen.”
‘Het mooiste dat ik ooit voor iemand heb kunnen doen’
Bij Okkerse is de lach snel gevonden. Maar als hij over het hoogtepunt in zijn carrière begint, is zijn gezicht toch even serieus. “Het is misschien raar, maar dat was de crash van een Westland Lynx-helikopter bij Texel in 1982. Ik zat toen nog bij het Korps Mariniers als bestuurder van landingsvaartuigen. De dag na de crash gingen wij met rubberboten naar wrakdelen zoeken. De 3 inzittenden waren nog altijd vermist. Ik heb daar een lichaamsdeel van een van de inzittenden gevonden. Verschrikkelijk, maar later bleek dat het enige wat van die persoon is aangetroffen. Dat maakte dat hij geïdentificeerd kon worden en zijn weduwe recht had op nabestaandenpensioen. De andere 2 inzittenden zijn overigens diezelfde dag wel geborgen. Natuurlijk was dat heftig, maar het is het mooiste dat ik ooit voor iemand heb kunnen doen.”
“Door de marine zag ik zelfs mijn familie sinds lange tijd terug.” “Ik wilde infanterist worden, maar voor ik het wist was ik matroos-stoker op de oude jagers.”
Beng ‘Dave’ Tan (66)
Infanterist worden was het plan. Maar toen Tan van het ingevulde couponnetje uit de TV-gids niets meer hoorde, ging hij maar naar de marine. “Ik wist totaal niets van het krijgsmachtdeel, maar voor ik het wist was ik matroos-stoker op de oude jagers”, lacht hij. Hij werkte als scheepsduiker bij de Mijnendienst en voer als TD’er op Zr.Ms. Rotterdam. “Ik heb ontzettend veel geleerd in verschillende functies, maar heb ook de hele wereld mogen zien. Je raakt in contact met verschillende culturen, ontdekt allerlei steden tijdens de havenbezoeken en in mijn geval zag ik zelfs mijn familie sinds lange tijd terug.” Dat verdient wat uitleg. Terug naar 1986, toen Tan meeging met de Fairwind-eskaderreis naar ‘de Oost’. “Bij een havenbezoek in Indonesië bezocht ik familie die ik, sinds ik als kind naar Nederland verhuisde, niet meer had gezien. Mijn tante kon haast niet geloven dat ik het was. Die herinnering is erg bijzonder.”
‘Één grote blauwe familie’
Tans laatste functie in het blauwe pak was bij de landingsvaartuigen op de Joost Dourleinkazerne op Texel. Een kleine club van marinecollega’s en mariniers. “Het verhaal is altijd dat je in zo’n kleine club gezonde haat en nijd hebt. Niks bleek minder waar; de sfeer was juist ontzettend leuk. Toen ik in 2009 met Functioneel Leeftijdsontslag kon, was ik al snel bang dat ik de marine ging missen. Dus besloot ik nog even door te gaan, nu als burger.” Het technische bloed kruipt waar het niet gaan kan, bij de inmiddels technicus-werktuigbouw. “Natuurlijk biedt de marine vastigheid, maar wat me eigenlijk altijd binnen heeft gehouden, is de gezelligheid met de collega’s. Eigenlijk is het één grote blauwe familie.”