Tekst LTZ 2OC (SD) Joost Margés
Foto Mediacentrum Defensie en NIMH
75 jaar VN-missies (deel 3: 1998-2023)
In de herfst van 1944 kwamen vertegenwoordigers van de geallieerde mogendheden China, Groot-Brittannië, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten bijeen nabij Washington DC. Zij spraken over de oprichting van een wereldorganisatie die we nu kennen als de Verenigde Naties (VN). Het voorkomen van oorlogen moest de belangrijkste taak worden. Bijvoorbeeld door het optuigen van missies met inzet van militairen, af te vaardigen door lidstaten zoals Nederland. De eerste officiële missie startte 75 jaar geleden. In deel 3 van 3: de periode 1998-2023.
Richard van Gils
Richard van Gils is historicus aan het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Hij begon als Reserveofficier Academisch Gevormd bij de sectie Militaire Geschiedenis van de landmacht. Hij was meerdere keren op uitzending in Afghanistan (ISAF) en Mali (MINUSMA). Tevens schreef hij samen met Christ Klep ‘Van Korea tot Kosovo’ (1999), later bijgewerkt tot ‘Van Korea tot Kabul’ (2005). De boeken gaan in op de Nederlandse politiek-militaire besluitvorming rond deelname aan internationale missies.
“Ethiopië en Eritrea vormden in december 1950 een federatie, geleid door keizer Haile Selassie”, doceert Van Gils. “In 1962 werd Eritrea ingelijfd bij Ethiopië. De tegenstanders organiseerden zich in verzetsbewegingen en in 1993 scheidde Eritrea zich weer af. Hoewel dat de instemming van beide partijen had, verzuimde men de grens nauwkeurig te markeren. Dit leidde in 1998 tot een oorlog die ruim 2 jaar zou duren. De landen tekenden in juni 2000 een staakt-het-vuren en verzochten de VN een vredesmissie te sturen.”
Rotterdam geretasked
De Veiligheidsraad besloot tot oprichting van de United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea (UNMEE). De Stand-by Forces High Readiness Brigade (SHIRBRIG) van de VN leverde het hoofdkwartier en een deel van de 4.200 militairen. Van Gils: “De militaire component stond onder leiding van de force commander, generaal-majoor der mariniers Patrick Cammaert. De generaal kreeg onder andere de beschikking over het 2e Mariniersbataljon. Dit was op weg naar de NAVO-oefening Destined Glory in de Middellandse Zee, maar werd in allerijl geretasked richting UNMEE.” Hr.Ms. Rotterdam, met 4 Lynx-boordhelikopters, transporteerde het geheel naar Oost-Afrika.
Canadese versterking
Het bataljon telde 3 compagniën en werd versterkt met 530 militairen van het 2nd Battalion Royal Canadian Regiment. De marinierscompagnieën kregen de beschikking over Patria-pantservoertuigen en secties van het mortierpeloton en het antitankpeloton. De Nederlandse bijdrage bestond verder uit een helikopterdetachement van de luchtmacht, met 4 Chinook-transporthelikopters in Eritrea en 4 Apaches in Djibouti. Een Field Dressing Station met 45 mensen vormde de medische achtervang, terwijl 183 logistiekelingen zorgden voor de bevoorrading. Het bataljon was uiteindelijk van december 2000 tot juni 2001 op volle sterkte operationeel in de centrale sector van UNMEE.
Kindsoldaten
11 jaar terug in de tijd en een stuk westelijker in Afrika, kreeg Liberia te maken met de inval van Charles Taylor en zijn National Patriotic Front of Liberia. “De Economic Community of West African States (ECOWAS) stuurde een troepenmacht, maar deze raakte verstrikt in een bloedige factiestrijd, waarbij op grote schaal kindsoldaten werden ingezet”, vertelt de historicus. “In 1993 sloten de strijdende partijen het Verdrag van Cotonou, wat in 1997 resulteerde in de verkiezing van Taylor tot president. Door wijdverbreide schendingen van de mensenrechten en intimidatie van de oppositie laaide de burgeroorlog in 2000 weer op. Dit vormde in 2003 de aanleiding voor de oprichting van een vredesmacht, de United Nations Mission in Liberia (UNMIL).”
Chirurgische capaciteit
Nederland besloot om gedurende 3 maanden Hr.Ms. Rotterdam ter beschikking te stellen aan UNMIL, inclusief 2 Lynx-boordhelikopters, een hydrografisch team, een peloton mariniers, een Amphibious Beach Unit en een chirurgisch team. In totaal ongeveer 270 militairen. Van Gils: “De Rotterdam vervoerde goederen, voertuigen en waar nodig troepen van Monrovia naar de kuststeden Buchanan, Harper en Greenville, en leverde desgevraagd drinkwater. Daarnaast beschikte het schip over beperkte chirurgische capaciteit voor VN-medewerkers en -militairen, totdat die eigen medische voorzieningen hadden opgebouwd. De helikopters verzorgden in die dagen het transport van gewonde UNMIL-medewerkers van Monrovia naar het LPD en vice versa. Het schip verbleef overdag doorgaans op de rede van Monrovia, de nacht werd buiten de territoriale wateren doorgebracht. De Rotterdam beëindigde op 19 februari haar missie in Liberiaanse wateren.”
Sprong in vacuüm
De volgende VN-missie waaraan de KM bijdroeg, was de United Nations Interim Force in Lebanon (UNIFIL). “Hoewel die missie al vanaf 1978 speelde, werd pas in 2006 een maritieme component toegevoegd”, legt Van Gils uit. De oorsprong van de onrust leidt ons overigens terug naar 1975, toen in Libanon een burgeroorlog uitbrak, als resultaat van interne conflicten. De moslimbevolking was ontevreden over de bevoorrechte positie van de christelijke elite. Die was juist weer beducht voor gewapende Palestijnse groeperingen, zoals de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO. In oktober 1976 moest een merendeels uit Syrische troepen bestaande Arabische Afschrikkingsmacht uitkomst brengen, maar buurland Israël wilde juist weer geen Syriërs in Zuid-Libanon zien. De PLO sprong vervolgens in het vacuüm en voerde vanuit het zuiden aanslagen uit op Israël. “Daarop trok dat land in 1978 Libanon in. De Libanese regering tekende protest aan bij de Veiligheidsraad. UNIFIL moest vervolgens toezien op de aftocht van de Israëlische troepen.”
Aanhouden en controleren
Niet aflatende aanvallen van (inmiddels) Hezbollah zorgden ervoor dat Israël in 1982 en in 2006 Libanon weer binnentrok. De Veiligheidsraad voorzag UNIFIL in 2006 niet alleen van een ruimer mandaat, maar koos ook voor eenheden op zee. “Dit om de illegale invoer van wapens via die weg te voorkomen. De Libanese marine zelf was onvoldoende toegerust om de kustwateren afdoende te bewaken. Het operatiegebied van de Maritime Taskforce (MTF) UNIFIL liep vanaf de Libanese kust tot 50 zeemijlen naar het westen. De Nederlandse regering besloot om het M-fregat Hr.Ms. Van Galen beschikbaar te stellen voor de MTF. Uitvalsbasis werd Limassol op Cyprus.” In december 2006 startte de Van Galen met het aanhouden en controleren van vaartuigen, met uitzondering van grote containerschepen die in de haven van Beiroet konden worden onderzocht.
Geavanceerd instrumentarium
De MTF telde op enig moment 18 schepen, waaronder patrouilleboten, fregatten en bevoorradingsschepen. Het geavanceerde instrumentarium van het Nederlandse fregat maakte dat de commandant van het schip tevens optrad als Anti Air Warfare Commander en Electronic Warfare Commander van de hele taakgroep. Dat gold ook voor zijn opvolgers op het M-fregat Hr.Ms. Van Speijk, het Luchtverdedigings- en Commandofregat Hr.Ms. De Ruyter en de bevoorrader Hr.Ms. Amsterdam. Slechts een enkele keer opereerden de Nederlandse schepen in de territoriale wateren. Vanwege het gevaar van aanvallen door zogeheten Fast Inshore Attack Craft waren zeker dan alle mitrailleurs aan dek bezet. De Nederlandse bijdrage stopte in maart 2008.
Toearegs keren terug
Door naar de meest recente grote VN-missie waarbij marinemilitairen betrokken waren: de United Nations Multidimensional Integrated Stabilization Mission Mali (MINUSMA). “Mali maakte tot 1960 deel uit van het Franse koloniale rijk. Vanaf de onafhankelijkheid in 1960 kwam de macht in handen van in het zuiden wonende (Afrikaanse) groeperingen. De Toearegs in Noord-Mali voelden zich vanaf het begin gemarginaliseerd. Tussen 1960 en 2012 kwamen ze 3 keer in opstand. Zij voorzagen doorgaans door middel van smokkel in hun bestaan, maar traden ook als huurlingen in dienst van de Libische dictator Moammar Khadaffi. Na diens dood in 2011 keerden veel Toearegs huiswaarts, waar zij in januari 2012 het onafhankelijke Azawad uitriepen. Zij en tal van radicaal islamitische militante groeperingen namen delen van Noord-Mali over. Toen hun oog ook op het zuiden viel, was voor met name Frankrijk de maat vol.” Onder de codenaam Operatie Serval verjoegen de Fransen en Afrikaanse eenheden van ECOWAS de Islamitische Coalitie in een paar weken tijd uit het noorden van Mali.
Alle mogelijke middelen
De VN-Veiligheidsraad besloot vervolgens in april 2013 tot het instellen van MINUSMA. Van Gils: “Die missie moest het vredesproces op gang brengen. De Nederlandse oud-minister van Ontwikkelingssamenwerking Bert Koenders kwam als speciaal vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN aan het hoofd van MINUSMA te staan.” De missie kreeg een sterkte van 11.200 militairen en 1.440 politiefunctionarissen. Na het instellen van MINUSMA riep de VN de lidstaten op tot het leveren van een bijdrage. De Nederlandse regering deed de VN het voorstel bij te dragen aan de inlichtingenketen. Daartoe werd er Nederlands contingent samengesteld dat bestond uit de verkenningseenheid, de Special Operations Land Task Group (SOLTG), en de inlichtingenvergaringseenheid Intelligence, Surveillance and Reconnaissance Company (ISR-Coy). De ISR-Coy stond onder bevel van de multinationale All Source Information Fusion Unit (ASIFU) te Bamako, waar Nederland een forse bijdrage aan leverde.
“Genoemde eenheden werden ondersteund door een helikopterdetachement met Apaches en Chinooks, evenals door een Joint Support Detachment. Om de Malinese politie op te leiden werd een politie-detachement toegevoegd, met personeel van de Nationale Politie en de Koninklijke Marechaussee.” De totale Nederlandse inbreng bedroeg op het hoogtepunt in 2015 ongeveer 450 militairen, waarvan de meesten op Kamp Castor in Gao zaten.
Bomauto
De SOLTG vormde de operationele kern van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA en was gestationeerd op Kamp Castor. De eenheid bestond per rotatie uit ongeveer 90 militairen van het Korps Commandotroepen of de Netherlands Maritime Special Operations Force van het Korps Mariniers. De SOLTG werd primair ingezet om inlichtingen te verzamelen, maar kon ook opdracht krijgen om bijvoorbeeld verborgen wapenopslagplaatsen te ontmantelen. Niet zonder risico. Zo reden mariniers tijdens een missie in april 2015 met een Bushmaster op een geïmproviseerd explosief in de Tilemsi-vallei. Toen andere mariniers en een bergingsploeg van de KL later vanuit Kamp Castor op weg waren om het voertuig te bergen, werden zij nabij Almoustarat aangevallen met een bomauto. De mariniers openden het vuur, waarna het voertuig op zo’n 25 meter afstand tot ontploffing kwam. Eén marinier raakte hierdoor gewond.
Technisch defect
Doden waren er tijdens MINUSMA helaas ook te betreuren, zoals 2 Nederlandse landmachtmilitairen die omkwamen bij een mortierongeluk. Een derde raakte zwaargewond. Bij een ander ongeval lieten 2 Apache-vliegers het leven, nadat ze tijdens schietoefeningen neerstortten door een technisch defect aan hun heli.
De vliegers behoorden tot het detachement van onder meer 4 Apaches die in Mali zorgden voor afschrikking en waar nodig actie ter verdediging van de VN-troepen en de bevolking. 3 Chinooks completeerden het geheel. Deze hadden transporttaken, met name ten behoeve van medische evacuaties van VN-personeel dat meer en meer te lijden kreeg onder aanslagen. Voor hun behandeling leverde Nederland meerdere chirurgische teams.
Bijdrage afbouwen
“In 2016 besloot het kabinet de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA af te bouwen”, besluit Van Gils. De SOLTG gaf dat jaar de taken deels over aan Deense en Tsjechische special forces en deels aan een Nederlandse langeafstand verkenningscompagnie. De taak van de ISR-Coy werd overgenomen door de Duitsers, die tevens de beveiliging van Kamp Castor op zich namen. En daarmee zijn we aan het einde van 75 jaar VN-operaties waaraan de KM bijdroeg.