Tekst Bert van Elk
Foto SGT Aaron Zwaal en Studio 38c

TNO onderzoekt met defensiehulp stortplaats in Zeeuwse wateren

x
De 'dagopbrengst' van opgedoken munitie gaat de lucht in. Door de explosieven op een bepaalde manier in te graven is de richting van de zandkolom te sturen.

Wat doe je als je er een grote partij munitie op de bodem van de Oosterschelde ligt en je wilt weten hoe dat er na ruim een halve eeuw aan toe is? Eenvoudig: je belt de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) en vraagt de onderwaterspecialisten om exemplaren naar boven te brengen. De explosievenspecialisten op het land mogen het in tweeën snijden om te zien hoe de munitie er van binnen uitziet.

De opdracht van de EODD'ers die eind augustus vanuit Zierikzee aan de slag gingen boven de grote munitiedump, was zo simpel gesteld. Duikers verbleven 2 weken aan boord van duikvaartuig Cerberus en daalden bijna dagelijks af. Andere munitiespecialisten werkten in een geïmproviseerde bunker op het baggerdepot van de gemeente Schouwen-Duiveland in Zierikzee. Aan de voet van de Zeelandbrug, buiten de bebouwde kom, aan de rand van de polder, konden zij in alle rust hun werk doen.

De Cerberus op de Oosterschelde.

Met zand en modder afgedekt

Tussen 1945 en 1967 stortte het Rijk maar liefst 30.000 ton munitie in een diepe kuil in de bodem van de Oosterschelde. Die ligt daar verspreid over een oppervlakte van 800 meter bij 1,5 kilometer. Om na te gaan óf en hoe snel de munitie corrodeert en of er sprake is van bodem- en watervervuiling, moest er weer onderzoek worden gedaan.

Rond de eeuwwisseling gebeurde dat voor het laatst op uitgebreide schaal. Ruim 99% van de munitie bleek door de stroming in de Oosterschelde bedekt met modder en zand. Dat betekent dat de munitie niet voor het grijpen ligt. Ankeren boven de dump mag niet. Daarom voer de Cerberus, met de decompressietank voor de duikers aan boord, tijdens de werkzaamheden op de bodem in de buurt rond en hield andere schepen op afstand. 

'De munitie ligt verspreid over een oppervlakte van 800 meter bij 1,5 kilometer’

De duikers voeren met een LCRM van de Cerberus naar de duikpositie.

Goede planning

Zo simpel als voorgesteld was het allerminst, weet projectofficier kapitein der mariniers Rick. De stroming in de Oosterschelde kan sterk zijn. "Duikers zijn bij een stroming van meer dan 1 knoop (1,852 km per uur) meer bezig met op hun plek blijven, dan met de duikopdracht. Door het slechte weer van zomerstorm Francis verloren de duikers van de EODD anderhalve dag, omdat er niet veilig kon worden gedoken. Als de operatie in de Oosterschelde heel precies was gepland, hadden we de opdracht in theorie in een week kunnen uitvoeren, maar dan had er niets moeten tegenzitten, zoals nu."

Op de tast

Het duikteam ging steeds met een rubberboot (LCRM) vanaf de Cerberus naar de duiklocatie. Eenmaal op de bodem hadden de EODD'ers nooit meer dan 1 meter zicht. "Op dieptes van ruim 30 meter hebben de duikers enkel wat licht van de lamp op het masker. Zodra ze op zoek gaan naar munitie en het slib komt los van de bodem, neemt het zicht snel af. Soms zelfs zo erg dat het werk op de tast uitgevoerd diende te worden. Onderwater lukten het de duikers toch de munitie te lokaliseren en, afhankelijk van het formaat en gewicht, werd een plan gemaakt hoe deze naar de oppervlakte te halen. De munitie werd in netten gedaan of met behulp van spanbanden en touwen aan boord van het vaartuig gehesen." De opdracht aan de EODD was om, als het even kon, 5 tot 6 stuks van elke soort munitie naar boven te halen. "Er ligt veel", weet kapitein Rick: "Van .50-kogels tot grote artilleriegranaten en antitankmijnen."

De munitie ligt onder het slib van de Oosterschelde goed beschermd. Het productiejaar is op de huls nog zichtbaar.
Martin Olde van TNO meet een opgedoken granaat op.

'Er ligt veel; van .50-kogels tot grote artilleriegranaten en antitankmijnen'

Wetenschappers

De enige 2 niet militaire aanwezigen op de Cerberus en het baggerdepot zijn TNO-wetenschappers Arjan den Otter en Martin Olde. De eerstgenoemde zorgt ervoor dat de water- en bodemmonsters zo snel mogelijk de koelkast of vriezer in gaan of worden gefilterd. "Welkom in ons lab", grapt Den Otter bij 2 koelkasten op de Cerberus. "Het zeewater gaat in een infuuszakje en druppelt op een speciaal filtertje ter grootte van een vingerhoedje dat de stofjes tegenhoudt die we later in het laboratorium willen meten. We willen de situatie van onder water als het ware 'bevriezen'. Bij hogere temperaturen breken de stoffen vanzelf af en kun je ze niet meer meten. Voor de analyse op andere stoffen worden de monsters geconserveerd in een vrieskist, om ze later in een laboratorium te onderzoeken."

Het 'lab' van TNO-wetenschapper Arjan den Otter.

Mooie doorsnee

Zijn collega Olde meet op het baggerdepot met een schuifmaat de grootte van opgeviste munitie-onderdelen op. "In het begin van de duikperiode ging het door de storm een beetje moeilijk, maar daarna kwam er veel munitie naar boven. Mortiergranaten, artilleriegranaten, maar ook kardoezen met kruit. Hoe meer er naar boven komt, hoe beter onderbouwd de conclusies van het onderzoek zijn als het straks klaar is. We hebben een mooie doorsnee gekregen van wat er is gestort. De water- en slibmonsters worden nog onderzocht in een lab op munitie-gerelateerde stoffen en dan is het aan TNO om er een goed rapport van te maken."

Een granaat ligt klaar onder de watersnijapparatuur.
Sergeant-majoor Mark houdt via een monitor het doorsnijden in de gaten.

'Het apparaat spuit water, vermengd met een zeer fijn straalmiddel, onder een druk van 700 bar tegen de granaat'

Een doorgesneden granaat, gevuld met springstof.

Watersnijapparatuur

De relatieve stilte van de Zeeuwse polder wordt verstoord door een doffe knal. De grond van het baggerdepot trilt, gevolgd door een zandfontijn van enkele meters hoog. Sergeant-majoor Marc en zijn collega's hebben de dagopbrengst aan springstof uit de uit de Oosterschelde opgediepte munitie gecontroleerd laten ontploffen. Zij sluiten daarmee de werkzaamheden van die dag af. Een uurtje daarvoor was het scherpe geluid hoorbaar van de watersnijapparatuur, waarmee in de provisorische bunker een granaat in 2 stukken werd gezaagd. "Het apparaat spuit water, vermengd met een zeer fijn straalmiddel, onder een druk van 700 bar tegen de granaat. Het mondstuk heeft een opening van 0,6 millimeter", verduidelijkt hij. "Daarmee snijden we er in zo'n 10 minuten, afhankelijk van de granaat, doorheen. Vervolgens halen wij de springstof eruit en kan TNO aan het werk. Wij zijn een van de weinigen binnen Defensie die met watersnijapparatuur werken. Oorspronkelijk is de apparatuur aangekocht om ontstekers uit munitie te kunnen snijden, maar het is ook prima bruikbaar voor dit soort klussen."

In elkaars keuken kijken

Zowel kapitein Rick als sergeant-majoor Marc kijken tevreden terug op de samenwerking van de afgelopen 2 weken. Kapitein Rick: "De EODD is een paarse organisatie. De Maritieme Compagnie en de Grondgebonden Compagnie hebben elk hun eigen specialisme en dus hun eigen opdrachten. Dat we zo intensief samenwerken, zoals bij dit project, komt niet veel voor." Sergeant-majoor Marc: "Hooguit een paar keer per jaar. We konden in elkaars keuken kijken en daarvan leer je weer."

Meer weten?

Meer weten over de werkzaamheden van de EODD rond de Oosterschelde? Download de podcast of luister direct.

Een EODD'er controleert de springput op het baggerdepot.