.

Tekst: Jopke Rozenberg-van Lisdonk

Leestijd: 10 minuten

x
Leestijd: 10 minuten
Twee F-35’s vliegend boven zee

Betere trainingsruimte door nieuwe indeling luchtruim

Defensie heeft een groter aaneengesloten oefengebied nodig om te trainen met de F-35. Zo versterkt de luchtmacht haar gevechtskracht en afschrikking en zorgt zij ervoor inzetgereed te zijn. Hiervoor is wel een slimmere en betere indeling van het luchtruim nodig. De plannen hiervoor stuurde het kabinet op 21 februari naar de Kamer.
Op dit moment trainen gevechtsvliegtuigen in het zuiden, het oosten en het noorden van het land. Dit laatste aan zee grenzende deel wordt uitgebreid. Door de beschikbaarheid van één groter aaneengesloten gebied kunnen jachtvliegers beter en efficiënter trainen. De gebieden in het zuiden en oosten zijn hiervoor te klein. Ze worden daarom opgeheven voor dagelijks gebruik. Meer dan 80% van de oefeningen in het noordelijke oefengebied spelen zich boven zee af. De gemiddelde vlieghoogte is dan ongeveer zes kilometer.
De nieuwe luchtruimindeling heeft ook als voordeel dat de luchtmacht grensoverschrijdend kan samenwerken met buurlanden tijdens bijvoorbeeld grote NAVO-oefeningen. Ook hoeft civiel luchtverkeer niet meer om de militaire oefengebieden in het zuiden en oosten te vliegen. De toestellen gaan dus sneller van en naar Schiphol. Hiermee geeft het kabinet invulling aan de doelstelling van de Europese Unie om het omvliegen te verminderen. Bovendien kunnen vliegtuigen in de toekomst civiele luchthavens vanaf grotere hoogte naderen, en continu dalen in plaats van trapsgewijs. Dat leidt in de buurt van die luchthavens tot minder geluid op de grond en minder uitstoot van CO₂ en stikstof.
Uitvoer van de plannen voor de nieuwe luchtruimindeling staat gepland voor de periode 2028-2030. Tussen 2027 en 2035 worden de projecten stap voor stap in gang gezet om civiele vliegtuigen vanaf grotere hoogte continu te laten dalen. Om de luchtvaartsector daarin ervaring te laten opdoen, start er dit jaar een leertraject op een landingsbaan van Schiphol. Foto: sergeant-majoor Jan Dijkstra.

Twee scherfvesten.

Scherfvesten voor vrouwelijke militairen

Defensie gaat voor het eerst op grote schaal scherfvesten voor vrouwen verwerven. Het gaat om 1.530 stuks. Ze worden besteld bij TYR Tactical, die als enige fabrikant op korte termijn aan de behoefte kan voldoen. Naar verwachting zijn de eerste vesten rond de zomer binnen. Defensie heeft daarnaast een optie op nog eens 7.000 stuks.
De vesten (TYR Tactical Female Enhanced EPIC Integrated Carrier) zijn de afgelopen jaren al in gebruik bij de special forces. De vrouwelijke militairen bij deze eenheden waren dusdanig tevreden dat Defensie ze nu in de hele organisatie wil gebruiken. De vesten hebben meer afstelmogelijkheden, waardoor ze goed aansluiten op het bovenlichaam van vrouwen. Door de vorm van de soft ballistische platen zijn ze ook prettiger draagbaar dan de bestaande versie. Daarbij is het vest iets lichter.
De industrie experimenteert met geheel voorgevormde scherfvesten. Dat heeft nog niet geleid tot vesten die aan alle eisen voldoen. Daarom kiest Defensie voor TYR Tactical. Foto: TYR Tactical.

Een MQ-9 Reaper in de lucht.

MQ-9 Reapers nog een jaar boven NAVO-oostflank

Nederland draagt vanuit Roemenië met twee onbewapende MQ-9 Reapers nog een jaar lang bij aan de verdediging van de oostflank van het NAVO-grondgebied. De onbemande vliegtuigen worden ingezet om inlichtingen te verzamelen. Een derde toestel gaat terug naar Nederland. Daardoor ontstaat meer ruimte voor nationale activiteiten. Dat schreef minister Ruben Brekelmans op 21 februari aan de Tweede Kamer.
De inzet van twee Reapers en bijbehorend luchtmachtpersoneel duurt door de verlenging tot 31 maart 2026. Ze helpen vanuit Roemenië bij zogenoemde Air Shielding-operaties met het doel de situatie aan de grens van het NAVO-verdragsgebied in de gaten te houden. De inzet biedt een directe ondersteuning van de NAVO, maar vindt plaats onder nationale verantwoordelijkheid. De verdragsorganisatie deelt zijn inlichtingenbehoefte met Nederland. Daarna bepaalt ons land zelf welke behoefte het invult en hoe dat gebeurt. Ook de verwerking van de informatie blijft een nationale verantwoordelijkheid.
Bij de inzet zijn ongeveer 120 medewerkers betrokken. Zo’n 35 militairen onderhouden en bewaken de vliegtuigen op luchtmachtbasis Câmpia Turzii in Roemenië. De meerderheid van het detachement voert vanaf Vliegbasis Leeuwarden de taken uit. Die bestaan uit het plannen van de missie, besturen van de MQ-9 en het verwerken van de inlichtingenproducten. Foto: sergeant-majoor Barend Westerveld.

Zr.Ms. Tromp met NH90 op missie

Een NH90-helikopterbemanning vertrok op 4 januari met Zr.Ms. Tromp uit Den Helder voor de Standing NATO Maritime Group 1 (SNMG1). Het Nederlandse marineschip is het vlaggenschip van één van de vier NAVO-vlootverbanden die 24/7 beschikbaar is voor opdrachten van het bondgenootschap. SNMG1 opereert vooral in de Noordzee, Oostzee en de Atlantische Oceaan.
SNMG1 is een groep schepen van NAVO-landen voor afschrikking, bewaken en het handhaven van de veiligheid op zee. De schepen maken deel uit van de NATO Very High Readiness Joint Task Force. Bijzonder is dat een Nederlandse commandant vrijwel heel 2025 de leiding heeft over de maritieme groep. Foto: sergeant-majoor Cristian Schrik.

Een Apache, Chinook, Cougar en NH90 hoveren boven een startbaan.

Helikopters krijgen nieuwe communicatiesystemen

Apaches, Chinooks, Cougars en NH90’s krijgen vanaf volgend jaar nieuwe communicatiesystemen. Daarmee kunnen helikopterbemanningen sneller en effectiever tactische informatie uitwisselen met elkaar én met partners. Dit schreef staatssecretaris Gijs Tuinman op 13 januari in een brief aan de Tweede Kamer.
Het gaat om de Network Enabled Capabilities (NEC) systeempakketten. De krijgsmacht schaft 59 draagbare en modulaire NEC-boxen aan die in de helikopters worden geïnstalleerd. Hierin zit aanvullende tactische communicatieapparatuur. Voor missieplanning schaft Defensie aanvullende software aan. Bovendien koopt Defensie voor de commandoposten veertien grondsystemen en voor helikopter-vliegsimulatoren een vergelijkbaar pakket. Alle systemen worden met elkaar verbonden in een extra beveiligd bestaand netwerk.
Defensie kiest zoveel mogelijk voor de aankoop van bestaande systemen. Dit biedt voordelen op het gebied van prijs, verkrijgbaarheid van onderdelen, levertijd en instandhouding. De nieuwe hardware en software sluiten aan bij de capaciteiten van Europese partners. Dat stelt NAVO-landen in staat om beter met elkaar samen te werken. Dat leidt tot een grotere slagkracht en effectiviteit wanneer Defensie met internationale partners optreedt. De laatste levering voor de nieuwe middelen wordt volgens de huidige planning in 2029 verwacht. Foto: sergeant-majoor Jan Dijkstra.

Drie mannen aan een tafel ondertekenen contracten. Op de achtergrond staat een PC-7.

State-of-the-art elementaire vliegeropleiding

Met het einde van de technische levensduur van de huidige dertien Pilatus PC-7 lesvliegtuigen in zicht, is het nieuwe toestel voor de Elementaire Militaire Vlieger Opleiding (EMVO) de PC-7 MKX. Hiervoor werden op 7 februari op Vliegbasis Woensdrecht twee contracten ondertekend met het Zwitserse bedrijf Pilatus. Defensie schaft acht nieuwe lesvliegtuigen en vier vluchtsimulators met bijbehorende lesmiddelen aan.
In het eerste contract is de aanschaf van het materieel vastgelegd. Het gaat daarbij niet alleen om de lesvliegtuigen en simulators, maar ook om allerlei hoogwaardige lesmiddelen. Daarmee kan een zogenoemde ‘totale leeromgeving’ worden ingericht. Zo voorziet Defensie in een state-of-the-art elementaire vliegeropleiding. Het tweede contract regelt het onderhoud van het materieel voor de eerste vijf jaar. Dit contract is het resultaat van een samenwerking tussen de luchtmacht, Commando Materieel en IT en de leverancier. Defensie verwacht dat het huidige lesvliegtuig en het bijbehorende materieel in 2027 zijn afgestoten en vervangen. Foto: sergeant Jasper Verolme.

Twee Patriots-lanceerinrichtingen op een zanderig buitenterrein, één ervan vuurt een raket af.

Uitbreiding Patriot-materieel

Defensie slaat nieuwe onderdelen in voor het Patriot-luchtverdedigingssysteem. Het gaat om een radarset, een aantal lanceersystemen en reserve-onderdelen. De bedoeling is dat alle onderdelen in de loop van 2029 binnen zijn.
Met het grootste deel van de aankoop vervangt Defensie onder meer de onderdelen die vorig jaar aan Oekraïne zijn gedoneerd. Daarbovenop is er een uitbreiding waarmee Defensie vervolg geeft aan de wens die al in augustus is uitgesproken om de Patriot-capaciteit uit te breiden. Defensie slaat het pakket rechtstreeks in bij de Amerikaanse leverancier Raytheon. Hierdoor kunnen de Nederlandse eenheden er sneller over beschikken. Raytheon is de enige firma die Patriots maakt. Foto: sergeant-majoor Hille Hillinga.

Poster van HIVE Aerospace Collective met daarop een Chinook en een civiele en militaire monteur.

Nieuwe naam voor samenwerking Vliegbasis Woensdrecht en Aviolanda

‘HIVE Aerospace Collective’. Die nieuwe naam werd op 15 januari geïntroduceerd tijdens een symposium over civiel-militaire samenwerking. De naam geldt voor het gehele civiel-militair Aerospace Maintenance Cluster Woensdrecht. Dat wil zeggen: samenwerking tussen alle organisaties op Business Park Aviolanda en Vliegbasis Woensdrecht.
Het collectief moet specifieke doelgroepen aantrekken die hard nodig zijn voor een toekomstbestendige civiele en militaire luchtvaart, zoals nieuwe studenten, medewerkers en bedrijven. Zonder goed vliegtuigonderhoud is er immers geen luchtvaart mogelijk en zonder onderwijs geen vakkundig onderhoud. Samenwerking tussen partners uit verschillende sectoren is de kern van HIVE. De nadruk ligt daarbij op ‘menselijk kapitaal’, talentontwikkeling, duurzaamheid en technologische vooruitgang. Met het oog op de toekomst, want het kunnen reageren op veranderingen in technologie en trends is belangrijk. Concreet gaat het dan om duurzamere luchtvaart, het gebruik van lichtere materialen en de voorbereiding van nieuwe vakkundige technici. Het is een belangrijke schakel voor de operationele gereedheid van de civiele en militaire luchtvaart. Beeld: HIVE Aerospace Collective

Een Fokker F-27M-300 Troopship en Lockheed C-130H-30 Hercules, beide van 334 squadron, vliegen naast elkaar.

Nieuwe YouTube-serie: 30 jaar C-130

In een nieuwe driedelige YouTube-serie blikken (oud-)vliegers, loadmasters en andere collega’s terug op 30 jaar geschiedenis van de Nederlandse C-130.
Zij nemen je mee in de vele taken en inzetten die zijn uitgevoerd: van humanitaire hulpverlening tijdens orkanen en aardbevingen en het het vervoeren van stoffelijke resten van MH17, tot het evacueren van mensen uit oorlogsgebieden.
Vorig jaar was het 30 jaar geleden dat de Nederlandse C-130’s in dienst kwamen. De serie is nu te bekijken op het YouTube-kanaal van de Koninklijke Luchtmacht. Foto: Uit collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie.

Twee luchtverkeersleiders aan het werk in een luchtverkeerstoren, buiten vliegt een Chinook voorbij.

Gezamenlijk radiocommunicatiesysteem voor militair en civiel vliegverkeer

Het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) maakt voor radiocommunicatie nu ook gebruik van het nieuwe Voice Communication System (VCS-2) van Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL). Dit systeem gebruiken luchtverkeersleiders voor de radiocommunicatie met piloten en voor overleg met andere luchtverkeersleidingsorganisaties in omringende landen.
“Met de overstap naar dit, voor ons, nieuwe voice communicatiesysteem hebben wij een stabiele en kwalitatief goede vervanging gekregen van het bestaande luchtmachtsysteem”, vertelt luitenant-kolonel Christian Agerbeek, Hoofd Sectie Air Traffic Management van de Staf CLSK. “Het is bovendien een mooie opmaat naar de verdergaande samenwerking, met als uiteindelijk doel één luchtruim en één luchtverkeersleidingsorganisatie. De extra winst zit er voor ons in dat LVNL ons ontzorgt door het gebruik van VCS-2 technisch te ondersteunen en waar nodig onderhoud te plegen. Dat geeft ons de mogelijkheid om focus te houden op onze primaire taak: het leveren van luchtverkeersdiensten.” Foto: Hans Roggen.

Noorse F-35 die wordt bijgetankt.

Noorse F-35 vliegt als eerste op biobrandstof

De Noorse Luchtmacht is de eerste exploitant die met de F-35 vliegt op biobrandstof. Op 14 januari vloog een Noorse F-35 vanaf luchtmachtbasis Ørland een eerste testvlucht waarbij – zoals het Noorse ministerie van Defensie omschrijft – gebruik werd gemaakt van een ‘groener brandstofmengsel met 40% biobrandstof’, geproduceerd uit ‘afval, residuen en bijproducten’.
“Onze straaljagers zijn momenteel verantwoordelijk voor ongeveer een derde van de directe CO2-uitstoot binnen de defensiesector [in Noorwegen]”, zei de Noorse minister van Defensie Bjorn Arild Gram. “Het gebruik van duurzame brandstof kan de uitstoot verminderen en de voorzieningszekerheid versterken. Het doel is om bij te dragen aan het behalen van de klimaatdoelstellingen en tegelijkertijd de paraatheid te vergroten. Lokale productie van duurzame vliegtuigbrandstof zou onze afhankelijkheid van lange toeleveringsketens kunnen verminderen.”
Lockheed heeft onlangs de F-35 goedgekeurd voor het vliegen met een mix van maximaal 50% Sustainable Aviation Fuel (SAF), ofwel duurzame vliegtuigbrandstof. Daarbij maakt het bedrijf de kanttekening: ‘afhankelijk van het type grondstoffen en het productietraject, gecombineerd met conventionele vliegtuigbrandstof’. Foto: Noorse luchtmacht.

F-35’s begeleiden DC-3 naar Lelystad

Twee F-35’s van 313 Squadron escorteerden op 18 december de DC-3 van DDA Classic Airlines naar haar nieuwe thuishaven, Lelystad Airport. De maatschappij maakte op 16 oktober haar laatste vlucht vanaf Schiphol-Oost. Daarmee kwam een einde aan ruim vier decennia vluchten met dit klassieke type in Nederland. De reden voor het stoppen waren huisvestingsproblemen op Schiphol, steeds strengere geluids- en milieuregels en hoge kosten voor verzekering en opleidingen. Het lot van het toestel was onzeker totdat Luchtvaartmuseum Aviodrome onderdak bood. De vader van een van de F-35-vliegers vloog de DC-3.
Dit specifieke toestel – eigenlijk een militaire C-47 – dropte in juni 1944 parachutisten boven Sainte-Mère-Église in Normandië. In september dat jaar sleepte het gliders met troepen en materieel richting Arnhem voor Market Garden. Op 27 september 1944 landde het voor het eerst in Nederland. Na WO II kocht prins Bernhard het vliegtuig, kreeg het registratie PG-PBA (net als nu), diende het als persoonlijk toestel voor hem en als regeringsvliegtuig en kwam het later in dienst van de Rijksluchtvaartdienst. Sinds 1998 was het in bruikleen bij DDA Classic Airlines die er jaarlijks zo’n 150-200 rondvluchten mee maakte voor betalende passagiers. Ook de Aviodrome wil met de DC-3 gaan vliegen, maar minder dan de vorige eigenaar dat deed en waarschijnlijk zonder passagiers. Foto: adjudant Eva Klijn.