Tekst KAP (marine) Joost Margés
Foto SM Barend Westerveld
400 GNK op scherp op Rode Zee
De missie was niet zonder risico’s, zowel voor de opvarenden van de NAVO-eenheden, als van de koopvaarders die werden begeleid. Vandaar dat de aanwezigheid van een drijvend hospitaal een geruststellende uitwerking had. Aan boord van het Joint Support Ship (JSS) Zr.Ms. Karel Doorman bevond zich een uit de kluiten gewassen medisch team van Nederlandse en Zweedse militairen. Klaar voor als ‘de klap’ zou komen, mochten Jemenitische Houthi’s kwaad in de zin krijgen.
Het JSS was als hospitaal én als bevoorrader een belangrijke eenheid van de Naval Force die de EU-operatie Aspides op de been bracht. De operatie werd in het leven geroepen vanwege de aanvallen van Jemenitische Houthi’s op koopvaardijschepen die gerelateerd kunnen worden aan landen die Israël gunstig gezind zijn.
Kordaat ingrijpen voorkwam dat het been moest worden geamputeerd
Scherp blijven
Hofleverancier van de Role 2 was uiteraard 400 Geneeskundig Bataljon. Dit leverde 13 van de 39 Nederlandse medisch specialisten. Daarbij waren collega’s van de KM en de KLu aangeklikt, net als 12 militairen van de Zweedse strijdkrachten. Tijdelijk sergeant-majoor Marc was floormanager en Hoofd Inwendige Dienst (HID) van de Role 2 aan boord. Net als de rest van het team was hij paraat om alles in werking te stellen, mochten er zich patiënten aandienen. “Als er wat zou gebeuren, werden wij geacht om te helpen; zowel in geval van militairen, als opvarenden van koopvaardijschepen.” Scherp blijven was het devies. “Dat gebeurde vooral door het houden van veel scenariotrainingen”, aldus het HID.
3 keer geraakt
Bij die trainingen werd uiteraard uitgegaan van het ergste. Dat was: als een koopvaarder of een marineschip door één of meerdere Houthi-raketten of onbemande vaartuigen vol explosieven zou worden geraakt. “Daarbij moet je je realiseren dat een marineschip veel meer opvarenden heeft dan een koopvaardijschip, waardoor de gevolgen veel groter zouden zijn, mocht het fout gaan”, aldus sergeant-majoor Marc.
De enige zwaargewonde patiënt die in de Role 2 behandeld werd, was afkomstig van een commercieel vaartuig. Het betrof een Nepalees bemanningslid van de Verbena. Dit schip werd 3 keer geraakt door een geleid projectiel. Na een noodoproep haalde een helikopter van een NAVO-bondgenoot de patiënt van boord en zette deze af op de Karel Doorman. Het medisch personeel van de Role 2 ontfermde zich onmiddellijk over hem. Na een snelle trauma-screening belandde hij op de operatietafel. Hij bleek een aantal scherven in zijn rug te hebben en één van zijn benen was er zeer slecht aan toen. Kordaat ingrijpen door een chirurgisch team voorkwam dat het been moest worden geamputeerd.
Niet in tenten
Het chirurgische team bestond uit Nederlandse en Zweedse specialisten, die mede dankzij veelvuldig oefenen uitstekend op elkaar ingespeeld waren. Dat laatste vertelt majoor Martin, traumachirurg en commandant van het Zweedse detachement. Zijn groep bestond uit 12 medici van met name de Zweedse landmacht. Al voor het aan boord gaan waren zij doorgewinterd in het stabiliseren van gewonden, diagnose stellen, gewondenselectie (triage) en -transport, röntgenfoto’s maken, bloed toedienen en meer.
Afvoer naar een ziekenhuis is niet eens nodig; zó goed zijn de faciliteiten aan boord
De grote sprong voorwaarts voor de Zweedse eenheid was echter dat ze deze keer niet in tenten hoefden te werken. “Wij waren zeer blij met de faciliteiten op de Karel Doorman. Het gaat in feite om normale ziekenhuisomstandigheden en ook de apparatuur is daarmee vergelijkbaar. Normaal doen wij in een Role 2 alleen aan damage control en voer je een patiënt zo snel mogelijk af, liefst naar een ziekenhuis in de EU, maar dat zou hier aan boord eigenlijk niet eens nodig zijn. Zó goed zijn de faciliteiten.”
Op ergste voorbereid
Deze loftuiting klinkt marine-anesthesioloog en clinical director van de Role 2 kapitein ter zee Marcel natuurlijk als muziek in de oren. Het is inderdaad goed toeven voor de medici op de Karel Doorman, weet hij. Natuurlijk jeukten de handen, maar Marcel is blij dat er qua ernstinzet weinig te doen was. “Het is de bekende paradox: je wilt graag veel doen, maar liever niet dat er gewonden vallen. Wij konden aan boord werken met een dubbele set-up: 4 traumabedden, 2 operatiekamers (OK) met personeel, 5 Intensive Care (IC)-bedden en 10 verpleegbedden.”
Traumachirurg Martin voegt daar nog graag de röntgenapparatuur, het laboratorium en de bloedbank aan toe. “We zijn op het ergste voorbereid.” Floormanager Marc wil de tandarts niet onvermeld laten: “Zelfs opvarenden van andere NAVO-eenheden hebben hier in de stoel gezeten.”
‘De bekende paradox: je wilt graag veel doen, maar liever niet dat er gewonden vallen’
Mooiste ziekenhuis
Anesthesioloog Marcel en zijn collega’s waren vooral voorbereid op verwondingen veroorzaakt door blast, de zware luchtdruk veroorzaakt door de ontploffing van grote projectielen. Die blast heeft zeer nare gevolgen voor longen, holtes, oren en ingewanden. Minder rekende het team op schotwonden of inwerking door fragmentatie. Dat de onfortuinlijke Nepalees er juist door dat laatste slecht aan toe was, had overigens geen invloed op de kundigheid van de medici rond de operatietafel.
Hoe het met de Aziaat afliep? Kapitein ter zee Marcel: “Hij bleef nog anderhalve dag aan boord en is toen vervoerd naar een Frans militair hospitaal in Djibouti.” Majoor Martin is stellig van mening dat de Role 2 op de Karel Doorman ‘naar alle waarschijnlijkheid het mooiste ziekenhuis is dat deze patiënt ooit in zijn leven te zien zal krijgen’.
Trots op integratie
Over de samenwerking tussen de medici van 400 GNK en die van de Zweedse krijgsmacht zijn sergeant-majoor Marc, majoor Martin en kapitein ter zee Marcel gedrieën zeer te spreken. “Die was geweldig”, stelt de Zweedse traumachirurg namens zijn eenheid. “We voelden ons zeer welkom. We hebben daarnaast dezelfde manier van werken. Qua trainingen was vooral het mixen van de verschillende teams zeer interessant. Bij de 2 Nederlandse en 2 Zweedse chirurgen leidde dat bijvoorbeeld tot een goede interactie en een soepele samenwerking.”
Anesthesioloog Marcel ten slotte: “De Zweden hanteren dezelfde protocollen als wij en spreken briljant Engels; er was totaal geen taalbarrière. Eerst hadden we de oorspronkelijke teams nog intact gelaten, maar daarna liep alles door elkaar. Ik ben trots op deze integratie.”