Dit artikel hoort bij: Defensiekrant 48
Terugkijker
Het is weer tijd voor een blik op de kalender. In de rubriek 'Terugkijker' richten we het vizier om de week op een gebeurtenis uit het verleden. Van militair-historische aard en gebeurtenissen waarbij Defensie betrokken was, maar ook situaties die invloed hebben gehad op de hele wereld.
Om hiermee het ‘o ja’-gevoel op te roepen, maar ook omdat we in deze jachtige tijd gebeurtenissen vaak zo snel vergeten of ons deze niet meer exact herinneren. Vandaag gaan we terug naar 19 december 1952. Koningin Juliana onthult die dag het beeld De Dokwerker van kunstenaar Mari Andriessen in Amsterdam.
In het hart van de hoofdstad staat het standbeeld in brons, ter nagedachtenis aan de Februaristaking van 1941. Op 25 februari dat jaar leggen duizenden Amsterdammers het werk neer uit protest tegen de zogenoemde razzia’s (Arabisch-Frans woord voor ‘aanval’). Op 22 en 23 februari pakken de Duitsers met veel geweld 25 Joodse mannen op. Dat schiet onder anderen vakbondsleider, communist en verzetsman Dirk van Nimwegen in het verkeerde keelgat. Hij roept de havenarbeiders op de volgende dag het werk uit protest neer te leggen.
Tekst: Evert Brouwer | Foto's: archief NIMH/Wikipedia
Ajax speelt
De staking is een eerste grote daad van verzet. De actie van de Amsterdamse arbeiders verspreidt zich onder meer naar de Zaanstreek, Haarlem, Velsen, Weesp, Hilversum en Utrecht (stad). Het leidt tot woede bij de bezetter, die de staking in Amsterdam met geweld breekt. Daarbij vallen negen doden en tientallen zwaargewonden.
Een bizar feit: tijdens de razzia’s speelde op een paar kilometer afstand de (Joodse) voetbalclub Ajax ‘gewoon’ een wedstrijd tegen het Rotterdamse Xerxes (uitslag 9-1, zie hier).
Andriessen weigert lid te worden van de Kultuurkamer
Hannie Schaft
Een van degenen die direct in opstand komt tegen de Duitsers, is een gevestigde Haarlemse kunstenaar: Mari Andriessen (1897-1979). Hij beweegt zich in, wat je nu noemt, ‘linkse kringen’. Zij verfoeien de ideologie van de nazi’s. Andriessen weigert dan ook lid te worden van de Nationaalsocialistische Kultuurkamer, wat betekent dat hij geen opdrachten meer krijgt.
Andriessen zet zijn huis in Haarlem open voor onderduikers en er komt zelfs een wapendepot voor het Verzet. De Raad van Verzet (RVV) vergadert er regelmatig; dat is de groep waartoe ook Hannie Schaft (Het Meisje met het Rode Haar) behoort.
Vanuit het huis is de gehele omgeving goed in de gaten te houden, waardoor een dreigende inval van de Duitsers tijdig kan worden opgemerkt. Lang gaat het goed, maar de boel wordt verraden door de foute politieman Fake Krist (voor zijn daden in oktober 1944 door het Verzet geliquideerd).
‘Ik was ver-schrik-ke-lijk bang’
Geen held
De Sicherheitspolizei doet een inval in het huis van Andriessen. De aanwezige leden van de RVV kunnen het bos in vluchten, maar Andriessen verbergt zich in een kamertje dat hij in zijn atelier had gemaakt: “Ik zat daar en ik dacht: ‘dat gaat mis’. Ik ben namelijk helemaal geen held en ik was ver-schrik-ke-lijk bang”, laat hij later optekenen in ‘Oorlogsbronnen’. Hij spreekt van een wonder dat de Duitsers hem noch papieren van de verzetsgroep hebben kunnen vinden. “De geweren lagen duidelijk in beeld.” De inval betekent wel het einde van de bijeenkomsten van de verzetsgroep en het onderdak voor onderduikers.
Als de oorlog is beëindigd, ontstaat een grote vraag naar herdenkingsmonumenten. Tot de eerste opdrachten die bij Andriessen terechtkomen, behoren ‘Man voor het Vuurpeloton’ (1947, brons) in zijn woonplaats en het ‘Vrouwtje van Putten’ (1949, kalksteen). Beide gedenken represailles van de bezetter na een aanslag door het Verzet. In Haarlem zijn vijftien mannen geëxecuteerd, in Putten zijn in 1944 bij een razzia 659 mannen opgepakt, van wie er slechts 107 de oorlog overleven. Later maakt Andriessen ook bekende werken als het Nationaal Monument voor de Koninklijke Marine in Scheveningen (tufsteen, 1966) en het beeld van Cornelis Lely op de Afsluitdijk (brons, 1953).
Jodenbuurt
Het beroemdste werk van Andriessen is echter De Dokwerker, waar jaarlijks een grote herdenking is van de Februaristaking. Het beeld toont een gespierde havenarbeider met gebalde vuisten en een vastberaden blik. De plek van het standbeeld is niet zomaar gekozen. De Dokwerker staat op het Jonas Daniël Meijerplein, tegenover de Portugees-Israëlitische Synagoge. Het plein ligt in de voormalige Jodenbuurt. Tijdens de bezetting werd deze wijk zwaar getroffen door razzia’s en deportaties. Met De Dokwerker wordt daarmee niet alleen de Februaristaking herdacht, maar ook de vervolging van de Joden.