03

Dit artikel hoort bij: Defensiekrant 30

The Tank Museum bestaat honderd jaar

Museumstuk, attractie en studieobject

Het Tank Museum in het Britse Bovington bestaat honderd jaar. Deze derde grootste verzameling tanks ter wereld telt maar liefst 45 rijdende voertuigen. Tegelijkertijd zijn dit historisch waardevolle museumstukken die beschermd moeten worden tegen slijtage. Aan het Nederlandse hoofd collecties Chris van Schaardenburgh de keuze: doorrijden of voor altijd op de rem?

Tekst: kapitein Arthur van Beveren  I. Fotografie: sergeant Jasper Verolme

In de zomermaanden rijden er regelmatig diverse pantserwiel- en rupsvoertuigen de ‘Kuwait Arena’ in om deel te nemen aan het spektakel waar veel bezoekers van het Tank Museum op afkomen: rijdende pantservoertuigen van soms ruim tachtig jaar oud. Een ‘stalmeester’ praat het publiek bij over de technische eigenschappen en vooral de tactische functie van het verkenningsvoertuig, de Main Battle Tank en al het gepantserd materieel daar tussenin. Dat veel van deze oude voertuigen nog rijden is te danken aan een groot team van technisch personeel. In een splinternieuwe onderhoudshal sleutelen zij aan de helden van het museum.

Publiekstrekker van het museum is de ‘Kuwait Arena’, waar in de zomermaanden historische pantserwiel- en rupsvoertuigen rijden.

‘In Bovington verlangen we bovendien veel van de rijdende collectie’

Museumliefhebber

De Nederlander Chris van Schaardenburgh geeft leiding aan dit team. Na de HTS in Rotterdam vertrok hij naar Engeland om met historische vliegtuigen te werken. Met die ervaring ging hij aan de slag bij het National Air and Space Museum in Washington. Hier ontdekte hij de museale kant, het tentoonstellen van ‘die oude rotzooi’, zoals hij dat gekscherend noemt.

“Ik vond het bijzonder om de identiteit van een land als de Verenigde Staten terug te zien in een museum. Vanaf dat moment wilde ik in de museumwereld blijven werken. Museumcollecties zijn blijvend en iedereen kan ze bekijken.” Na korte avonturen bij andere collecties en negen jaar bij het Transport Museum in Coventry ging Van Schaardenburgh in 2015 aan de slag bij het Tank Museum in Bovington.

Nederlander Chris van Schaardenburgh is hoofd collecties bij het Tank Museum in Bovington.

Versleten voertuigen

“Hoe ik de baan heb gekregen? Door mijn ervaring met het operationeel houden van voertuigen”, vertelt de in Duitsland opgegroeide Van Schaardenburgh bescheiden. “Ik hou van het collectiebeheer, van het verzamelen tot het tentoonstellen en alles wat daar tussenin zit. In Bovington verlangen we bovendien veel van de rijdende collectie. Toen het Tank Museum nog niet zo bekend was, werden tijdens de schoolvakanties shows georganiseerd om publiek te trekken, soms wel tien weken per jaar. Dat deden we telkens met dezelfde voertuigen, dus die dingen waren na een jaar helemaal versleten. We zijn nu naar acht weken gegaan en roteren de rijdende collectie.”

Van het eerste prototype tank ooit (de Britse Little Willie uit 1915) tot de Duitse Panther. De collectie van het Tank Museum beslaat een groot deel van de tankgeschiedenis.

Keuzes maken

Mooi toch? Bijna antieke, unieke voertuigen die ook nog rijden. Maar als collectiebeheerder moet Van Schaardenburgh ook af en toe, letterlijk, op de rem trappen. Als voorbeeld geeft hij de Duitse Panzer III, die het museum ook heeft. Het enige rijdende exemplaar in de wereld dat bovendien nog alle originele onderdelen bezit. “Moeten we daarom als museum toch niet de beslissing nemen om te stoppen met rijden?”, vraagt hij zich af.

In de collectie: Panzer III met originele bedrading

“De motor en transmissie zijn sinds 1943, toen de tank door de Britten werd veroverd, nooit uit elkaar gehaald. Ook de bedrading is nog origineel. Maar hoe lang gaat dat goed?” Hetzelfde geldt voor de Tiger die op Tiger Day heel veel bezoekers trekt. “Blijf je ermee doorrijden, dan moet je een keer de ketting of de wielen vervangen. Hij rijdt dan nog wel, maar is niet meer origineel. Welke afweging maak je daarin? Daar hebben we goede discussies over.”

Een andere publieksfavoriet is dé Sherman uit de film Fury met Brad Pitt. De in de jaren ’70 aangepaste Leyland ALV1 pantserwagen (rechts) toont veel gelijkenissen met de Landsverk L-180, die het Nederlandse leger tot mei 1940 gebruikte.

Complexe techniek

Niet alleen over ‘bejaarde’ voertuigen wordt zo nagedacht. Ook de meer recente tanks, zoals de Duitse Leopard 1 of Britse Challenger, rijden niet eindeloos door. Die zijn bovendien moeilijker te onderhouden vanwege hun ingewikkelde techniek en elektronica. “De techniek van oudere voertuigen is simpeler en de onderdelen zijn na te maken”, vertelt de Nederlander. “Voor de collectie is het beter als er van de nieuwere voertuigen een tweede exemplaar bestaat, zodat je die kan afwisselen. En ook daar komt een moment dat je moet zeggen: we stoppen met rijden. Bovendien is niet alleen de techniek een probleem. Het is ook moeilijk om goede technici te vinden die het onderhoud kunnen uitvoeren.”

Tot voor kort museumobjecten, sinds de oorlog in Oekraïne ook studieobjecten voor Britse en Oekraïense militairen die in het museum langskomen. Links een BTR-60PA en rechts een T-72M1.

Oekraïense bezoekers

Dat de collectie van het museum nog heel actueel is,  bewijst de oorlog in Oekraïne. Die zorgde ervoor dat het museum een nieuwe functie als studiecollectie kreeg.

‘We krijgen Oekraïense militairen op bezoek die kennis over bepaalde wapensystemen opdoen’

“Voor ons is een Russische T-72 een museumobject, maar ondertussen worden die dingen dagelijks actief in de oorlog ingezet. Het Britse leger komt bij ons langs om te kijken wat een T-72 ook alweer is. En we krijgen Oekraïense militairen op bezoek die kennis over bepaalde wapensystemen opdoen.” Al vinden ze de publiekstrekker, de Sherman tank uit de film Fury, eigenlijk het leukste. “Die kennen ze allemaal!”