Tekst Evert Brouwer
Foto Studio 38C
Genie steunt Bronbeek bij internationaal congres ‘rigging’
Een museum dat met robuuste werktuigen van Defensie fragiele kunstwerken verplaatst. Het lijkt tegenstrijdig, maar gisteren demonstreerde het jubilerende Wapen der Genie (275 jaar oud) bij Museum Bronbeek hoe dat in zijn werk gaat. Zo’n honderd specialisten van musea uit de hele wereld streken neer in Arnhem, om te leren van dé autoriteit op dit gebied; de kleurrijke Amerikaan Kevin Marshall.
Het zijn superspecialisten uit de hele wereld die zich in de vroege ochtend melden bij de Kumpulan. Met onder het naamplaatje een beroep als art handler, preparator, collection manager of conservator. Ze komen van het British Museum, het Institute of Fine Art New York, de National Gallery Singapore, het War Heritage Institute. Ook ons eigen Rijksmuseum en het Amsterdamse Allard Pierson Museum en Joods Museum zijn present.
Expert
En dat was niet voor niets, want als je van iemand iets kunt leren, dan is het Kevin Marshall. De voormalig Head of Preparation van het J. Paul Getty Museum in Los Angeles is een expert in het verpakken, vervoeren en installeren van cultureel erfgoed. “Vaak is het niet zo moeilijk grote objecten te verpakken”, vindt hij zelf. “Die raak je niet snel kwijt. Probeer maar eens een kleine Rembrandt in goede staat op de juiste plek te krijgen”, grapt hij.
Handen ineen
Voor het ‘Rigging Seminar’ hadden het ministerie van Defensie (lees Museum Bronbeek), het Stedelijk Museum Amsterdam en twee internationale museumorganisaties de handen ineen geslagen. Het doel van het seminar was inzicht geven in de apparatuur en technieken die worden gebruikt bij het hijsen en riggen van zware en moeilijk te verplaatsen museumobjecten.
‘Deze nieuwe kraan is een topmachine’
Denk aan historische vliegtuigen en kanonnen, maar in het geval van wereldberoemde musea ook fragiele sculpturen. Daarvoor zijn verschillende hijstechnieken en banden (slings), klemmen en steunen beschikbaar, waarover de genisten beschikken. De vaklieden van de landmacht zijn niet onbekend op Bronbeek. Al vaker is de hulp ingeroepen bij het verplaatsen van de eeuwenoude loodzware kanonnen of borstbeelden.
Kraanofiel
Het ochtendprogramma bestaat uit veel theorie over zwaartepunten en verschillende kleuren banden voor het hijswerk. Een deel van het terrein op Bronbeek is dan al bezet door kranen en materiaal van de genie, dat met zes specialisten is uitgerukt. Korporaal Thomas (102 Constructiecompagnie) is met ‘zijn’ nieuwe LTM 1055 vanuit Wezep komen rijden en er is een spider crane uit Duitsland ingehuurd.
“Ik kan in een uur geen machinist van u maken, maar wel laten zien hoe en waarmee en hoe wij zwaar materiaal veilig en verantwoord ophijsen”, meldt zelfbenoemd ‘kraanofiel’ adjudant Arno van de Pioniers en Pontonniersschool (PPS) in Vught.
Plezier
De militairen hebben er duidelijk plezier in. “Hartstikke leuk om te doen”, roept de kraanmachinist, korporaal der eerste klasse Thomas, enthousiast. “Zeker met deze nieuwe kraan, echt een topmachine. Tot voor kort hadden we kranen van dik dertig jaar oud.” Hij werkt niet voor het eerst in een museum. “We zijn al eens in Oorlogsmuseum Overloon aan het werk geweest om een Spitfire en een Sherman-tank te verplaatsen.”
Meer
De commandant van Bronbeek, kolonel Karel van Dreumel ziet ondertussen ook het enorme enthousiasme van de deelnemers. Hij knipperde wel even met de ogen toen hij hoorde van het evenement op ‘zijn’ terrein. “Ik vroeg me echt af of daarvoor wel iemand naar Arnhem zou komen? En kijk nu eens, ik ben echt blij verrast dat er zoveel belangstelling is.”
‘Ik vroeg me echt af of iemand hiervoor naar Arnhem zou komen’
Het hadden trouwens veel meer deelnemers kunnen zijn dan de iets meer dan honderd inschrijvingen. “Dit soort evenementen zijn over het algemeen in de Verenigde Staten. Het ging als een lopend vuurtje door de museumwereld dat we een seminar in Europa gingen houden”, weet initiatiefneemster Esther Meijer, hoofd collectiebeheer bij Museum Bronbeek. “We wilden het zeker de eerste keer ook weer niet te groot maken, zodat iedereen de kans krijgt actief mee te doen tijdens de workshops. Maar dit vraagt duidelijk om meer.”