Tekst Evert Brouwer
Foto Diversen
Onderzeebootbestrijding vergt uitwisseling kennis en informatie
Weten wat er onder het wateroppervlak in zeeën en oceanen gebeurt, vormt de komende jaren één van de grote uitdagingen. Het vraagt om nauwe internationale samenwerking en het breder delen van kennis en informatie. Dat zijn de belangrijkste conclusies van de driedaagse conferentie Underwater Defence Technology (UDT) in het Duitse Rostock. Ons land sprak, letterlijk én figuurlijk, een behoorlijk woordje mee.
Zo’n vijftienhonderd vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, militairen en inkopers voor overheden verzamelden zich vorige week nabij het hoofdkwartier van de Duitse marine. Volgend jaar opent de marinetak van de NAVO hier een hoofdkwartier voor de Oostzee: het multinationale Baltic Maritime Component Command (BMCC). In 2025 moet het BMCC volledige operationeel zijn. De bezetting van de Krim door Rusland vormde de basis voor de oprichting ervan. De inval in Oekraïne vorig jaar heeft het proces versneld. De Russische enclave Kaliningrad grenst aan de Oostzee, een water waarvoor de NAVO tot een aantal jaren geleden maritiem nauwelijks aandacht had.
Onzichtbaar
De gepensioneerde Britse rear admiral (schout-bij-nacht) Jon Pentreath, militair adviseur van organisator Clarion Defence&Security, onderstreept op de conferentie dat binnen de NAVO snel moet worden gehandeld om niet achter te lopen op andere landen. Ik hoop ook dat Nederland snel een wijs besluit neemt over de vervanging van de onderzeeboten van de Walrusklasse.”
‘Nog maar kort geleden leek de onderzeedienst te worden geschrapt’
Pentreath is van mening dat ‘de zee’ een beetje vergeten is. “Terwijl veel vitale lijnen over of onder water lopen. Dat zie je nu met de oorlog in Oekraïne. De graanexport dreigde vast te lopen. De aanslag op de gasleiding Nordstream, hier niet ver vandaan, toont aan wát er allemaal kan gebeuren.”
Uitwisseling van kennis
Niet alleen de NAVO-landen moeten onderling meer samenwerken. Óók de industrie, zo geeft hij aan. Pentreath gaf zijn complimenten aan de BV Nederland, het enige land met een eigen paviljoen op de UDT. Tot genoegen van kapitein-luitenant ter zee (reserve) en TNO’er Ton van Koersel. “Er is nog niet eens zo lang geleden zowel bij Defensie als in de politiek serieus nagedacht over het schrappen van de onderzeedienst. En nu praten we hier over het grote belang van weten wat er zich onder het water oppervlak afspeelt. Vanuit de lucht kun je vrijwel nergens meer onzichtbaar zijn, onder water wel.”
Barrière
Dat er genoeg kennis is in ons land, werd tijdens de conferentie opnieuw erkend. Niet voor de eerste keer mocht één van de projectleiders onderwatergevechtstechnologie bij Defensie, Otto Koetsier, ‘zijn’ project voor het voetlicht brengen: een zogenoemde anti-onderzeeboot barrière (ASW Barrier).
Communicatie onder water is al lastig’
“Deze bestaat uit tientallen sonars en nodes (knooppunten van sensoren) die aan elkaar zijn gekoppeld. Vooral bedoeld voor de bescherming van kwetsbare infrastructuur, zoals een stilliggende taakgroep voor de kust of havens”, schetst Koetsier. “Zodra een onderzeeboot langskomt moet er een ‘live’ signaal verzonden worden. Het systeem opereert in zekere mate zelfstandig.”
Communicatie onder water
De software is ontwikkeld in samenwerking met TNO. De financiering voor het project komt vanuit de bestuursstaf van Defensie. "We hebben ons aangesloten bij het Smart Defence Initiative van de NAVO, om de kennis te delen. Nederland is daarin een heel serieuze deelnemer”, weet Matthieu Colin, die met Peter Beerens namens TNO in het project zit.
‘Een mijn is dom, een onderzeeboot juist heel slim’
Vorig jaar onderging het systeem de eerste tests tijdens een oefening in Portugal. Er zijn nog wat hindernissen te nemen, geeft het trio toe. “De communicatie alleen is al een uitdaging. Wij hebben bodemnodes die met elkaar én de oppervlakte moeten ‘praten’. Wat lastig is onder water. Ook het weer is van invloed op de resultaten”, stelt Beerens.
Een ander probleem waarmee werd geworsteld, is het aantal valse meldingen. “Daarin zijn we echt stappen verder. We streven naar grote detectieafstanden, een actieve barrier. Hierdoor heb je veel minder nodes nodig, maar de onderzeeboot weet door de ‘ping’ wel dat hij ontdekt is. We willen ook steeds meer richting een NAVO-barrière gaan. Dat je als het ware alle systemen van de verschillende landen aan elkaar kunt knopen en zo een grotere dekking krijgt.”
Alles onbemand?
Dus we gaan ook wat de onderzeebootbestrijding betreft naar volledig onbemand? Tijdens de UDT sprak de chef-staf van de Duitse Marine, schout-bij-nacht Alex Deertz, in ieder geval de verwachting uit dat de Deutsche Marine het aantal bémande onderzeeboten (nu zes Type 212) niet gaat uitbreiden. Dit ten faveure van unmanned underwater vehicles (uvv).
De Oostzee zou dan in de toekomst voornamelijk door onbemande systemen moeten worden bewaakt. “Bij de mijnenbestrijding kan dat voor bijna honderd procent”, denkt Colin. “Een mijn is ‘dom’ en ligt statisch. De anti-submarine warfare (ASW) is lastiger om volledig onbemand te maken. Het kán voor een deel met een systeem als het onze en onbemande vaartuigen. Maar een commandant van een onderzeeboot gaat vast een tactiek bedenken om je systemen te ontwijken of te storen. Daar moeten we dan weer op inhaken.”