Tekst Leo de Rooij
Foto NIMH, beeldbankWOII
Dit artikel hoort bij: Defensiekrant 09
Terugkijker
Het is weer tijd voor een blik op de kalender. In de rubriek 'Terugkijker' richten we het vizier om de week op een gebeurtenis uit het verleden. Van militair-historische aard en gebeurtenissen waarbij Defensie betrokken was, maar ook situaties met globale impact.
Om hiermee het ‘o ja’-gevoel op te roepen, maar ook omdat we in deze jachtige tijd gebeurtenissen vaak zo snel vergeten of het ons niet meer exact herinneren. Deze week belichten we de oprichting van het Franse Vreemdelingenlegioen in 1831.
Rond het Vreemdelingenlegioen (in het Frans: Légion étrangère) heeft altijd een waas van romantiek gehangen. Sla er de bestseller 'Ik Jan Cremer' uit 1964 maar eens op na, waarin de schrijver sappig vertelt over zijn tijd als Jan Bok bij deze eenheid van het Franse leger in Algerije.
Het Franse Vreemdelingenlegioen werd ingesteld door koning Louis Philippe in 1831. Die had de legionairs nodig ter ondersteuning van zijn reguliere troepen om in Algerije oorlog te kunnen voeren. Het Vreemdelingenlegioen is eigenlijk onophoudelijk vertegenwoordigd geweest in de overzeese gebieden van het Franse rijk, waar ook ter wereld.
Overal actief
De Slag bij Camarón in Mexico heeft voor het Legioen nog altijd symbolische betekenis. Daar vond op 30 april 1863 een gevecht plaats tussen 65 man van het Franse Vreemdelingenlegioen en drieduizend Mexicaanse militairen. Voor het legioen staat dit gevecht symbool voor opofferingsgezindheid en volharding.
Tijdens de Derde Franse Republiek speelde het legioen een grote rol in de Franse koloniale uitbreiding. Het vocht in Noord-Afrika, waar ze hun hoofdkwartier vestigden in Sidi-bel-Abbès in Algerije en in Madagaskar en Indochina.
Duitse afkomst
In de Eerste Wereldoorlog was het Franse Vreemdelingenlegioen actief in Marokko, met in de gelederen veel legionairs van Duitse afkomst. Het legioen heeft in veel kritieke veldslagen gevochten, waaronder de Slag om Verdun.
In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog kende het een enorme groei en telde ruim 45.000 mannen. Het legioen speelde destijds een grote rol in de veldtochten in het Midden-Oosten en in Noord-Afrika. De campagne in Indochina vanaf 1946 is de dodelijkste van alle tot nu toe. Liefst driehonderd officieren, onder wie vier korpscommandanten en meer dan elfduizend onderofficieren en legionairs lieten het leven.
Alleen mannen
Op een enkele uitzondering na heeft het Legioen altijd bestaan uit mannen. Hoewel vrouwen niet uitdrukkelijk uitgesloten zijn, worden vanwege de strenge selectie en (aldus het officiële standpunt) vanwege het 'ontbreken van gescheiden faciliteiten' alleen mannelijke legionairs geworven. Veel legionairs stellen overigens het Legioen te zullen verlaten wanneer met deze traditie wordt gebroken. Wel zijn er in sommige functies vrouwelijke officieren en onderofficieren actief, maar zij dragen niet de traditionele insignes van het Vreemdelingenlegioen. Alle officieren hebben de Franse nationaliteit, terwijl de rest van de legionairs van allerlei verschillende nationaliteiten is.
Bedenkelijke reputatie
Het Legioen had in het verleden de reputatie allerlei criminelen aan te trekken. Tegenwoordig wordt de achtergrond van sollicitanten streng gecontroleerd, onder meer bij Interpol en Europol. Criminelen en internationaal gesignaleerde personen worden geweerd en zelfs overgedragen aan justitie. De selectie is streng. Er wordt vooral gekeken naar de algemene gezondheid, fitheid, motivatie en betrouwbaarheid. Een legionair krijgt na vijf dienstjaren dezelfde rechten als iedere andere Franse militair. Kennis van de Franse taal is voor toetreding niet vereist.
Alle vrijwilligers beginnen hun carrière in het legioen als legionair (soldaat). Iedere legionair ontvangt een nieuw eigen wapen dat volgens de overlevering nooit achtergelaten wordt op het slagveld. De soldaten en onderofficieren van het Legioen dragen als enige binnen de Franse krijgsmacht nog chevrons. Iedere gouden chevron staat voor vijf jaar dienst.
Tradities
Het motto van het legioen luidt: Legio Patria Nostra (Het Legioen is ons Vaderland). Kenmerkend aan het uniform zijn onder andere de witte kepi bij soldaten en korporaals en de rood-groene epauletten en de brede blauwe sjerp om het middel. Die sjerp verwijst naar de Boudin (letterlijk 'bloedworst'), de blauwe wollen deken die elke legionair opgerold als een worst boven zijn ransel meedroeg.
Een ander opvallend kenmerk is het lagere marstempo, goed zichtbaar tijdens de grote militaire parade op de Champs-Elysées ter gelegenheid van Frankrijks nationale feestdag. In tegenstelling tot de andere (Franse) infanterie-eenheden, die met 110 passen per minuut marcheren, marcheert het Franse Vreemdelingenlegioen met een 'slakkengang' van maar 88 passen per minuut voorbij.
Baarden met bijlen
Tijdens de parades op 14 juli vormen de sappeurs van het Franse Vreemdelingenlegioen, allemaal getooid met baard, een bijzondere verschijning. Met een leren schootsvel over hun uniform, witte handschoenen aan en met een bijl over de rechterschouder, maken deze mannen tijdens de parade als het ware de weg vrij van obstakels voor de rest van het legioen. Net zoals zij dat in de beginperiode van het legioen deden.
Vandaag de dag telt het Legioen een kleine achtduizend man, met als hoofdkwartier Aubagne, net buiten Marseille. De basisopleiding wordt gegeven in Castelnaudary, het regiment parachutisten is gevestigd in Calvi op Corsica. Ook tegenwoordig wordt het Legioen nog overal ter wereld ingezet, onder meer tijdens de Golfoorlog (1991), in Cambodja, Somalië en Bosnië (1992), in Rwanda, Congo en Ivoorkust en vanaf 2010 in Afghanistan, Mali en de Centraal-Afrikaanse Republiek.