Tekst kapitein Jessica Bode
Foto Studio38C

Maurits Baal diende de landmacht, marine én luchtmacht

De oudste bewoner van Koninklijk Militair tehuis Bronbeek in Arnhem viert morgen zijn honderdste verjaardag. Een zeer zware jeugd en de ontberingen als krijgsgevangene in Nederlands-Indië lieten bij adjudant buiten dienst Maurits Charles Baal diepe wonden achter, maar vormden hem ook tot de sterke man die hij nu is. 

‘Nooit wetende of dit je laatste dag zou zijn’

Wie ooit op Bronbeek is geweest, weet hoe mooi het er is. Het koloniale landhuis is een museum en verzorgingstehuis voor oud-militairen van de Nederlandse krijgsmacht en het voormalig Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Op de begane grond, met weids uitzicht over een glooiende graswijde, woont de luchtmachtadjudant buiten dienst (b.d.).

Adjudant b.d. Maurits Baal begon zijn loopbaan bij het KNIL, werd later beroepsmilitair bij de Marineluchtvaartdienst en werkte daarna decennialang, tot zijn functioneel leeftijdsontslag, bij de luchtmacht.

Bombarie

Een bescheiden kamer met lichte muren en twee vrolijke schilderijtjes aan de wand. Een bureau met stapels papieren en foto’s staat tegen het metershoge raam waar het licht fel naar binnen schijnt. “Zal ik je even omdraaien pap”, klinkt de stem van 61-jarige zoon Maurits Richard Baal.

Als hij niet meer pal in de zon kijkt, staart Baal senior aandachtig naar de interviewster. “Mag ik vragen wat u komt doen?” Die vraag stelt hij overigens niet omdat-ie niet begrijpt wat er aan de hand is. Hij snapt gewoon de bombarie rond zijn honderdste verjaardag niet. “De buitenwacht besteedt er veel aandacht aan, maar ik sta er zelf niet zo bij stil. Ik ben eerlijk gezegd blij als deze drukte achter de rug is.”

Koninklijk Militair tehuis Bronbeek in Arnhem.

Compliment

Op deze respectabele leeftijd ziet Maurits Baal er verbluffend goed uit. Iets dat zijn zoon jaren geleden ook pijnlijk duidelijk werd. “Voor z’n negentigste verjaardag gingen we naar de Chinees en de eigenaresse dacht dat ik mijn oudste broer had meegenomen.” Vader Baal luistert mee en begint te glunderen. “Dat is toch een compliment”, reageert hij vrolijk. “Voor jou wel pa, maar voor mij…”

Investeren in aandelen en praten over geopolitieke onderwerpen

Ypenburg en Soesterberg

Ook geestelijk mankeert de luchtmachter, decennialang werkzaam voor 334 Squadron op Ypenburg en later Soesterberg, weinig. Niet alleen kan hij urenlang over zijn leven vertellen, ook weet hij van alles over het wereldnieuws. Onlangs adviseerde hij z’n kleinkinderen zelfs om aandelen in techbedrijf ASML te nemen. “Een paar dagen later hoorden we op het nieuws dat de betreffende aandelen in waarde gestegen waren”, reageert z’n zoon. “Ook qua geopolitieke onderwerpen kun je nog best een woordje met hem wisselen.”

Het enige wat Baal senior zo af en toe in de steek laat zijn de spieren, gewrichten en het gehoor. “Ik zou willen dat ik nog overal bij kon zijn, maar de ene dag gaat het fysiek beter dan de andere dag. Wat ik niet zo leuk vind is dat de nieuwe fototentoonstelling in het museum zo hoog hangt. Ik kan niet meer omhoog kijken.”

Een groep KNIL-militairen staat aangetreden. Foto: NIMH

Veldpolitie

Dat de veteraan z’n leven lang zo sterk is geweest van lijf en leden is niet vreemd. Zijn zware jeugd en de ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog hebben hun sporen nagelaten. Het begint in 1923 als hij wordt geboren op het Indonesische Surabaya. Het jongetje is pas drie jaar als hij door z’n Nederlandse vader en Indische moeder naar een protestants-christelijk internaat wordt gebracht. “Ik kan me van mijn ouders niet veel herinneren. Geen idee hoe het ze is vergaan, ze kwamen niet op bezoek. Zo ging dat in die tijd. Mijn vader zat bij de veldpolitie en was veel van huis. Mijn moeder kon niet voor mij zorgen. Het kindermeisje, de baboe, was de enige die me liefde gaf.”

‘Wat daar is gebeurd, vergeet je nimmer’

Als Baal goed en wel zeventien jaar oud is gaat hij als dienstplichtig soldaat aan de slag bij het KNIL. Kort na de Japanse bezetting wordt hij opgepakt en geïnterneerd. Eerst volgt gevangenschap in Tjimahi (Java). Later wordt hij via Surabaya naar Flores getransporteerd. Loodzware jaren volgen, waarin de krijgsgevangenen onder erbarmelijke omstandigheden aan het werk worden gezet.

Hell Ships

Met de hell ships worden 233 Japanse koopvaardijschepen bedoeld waarmee tussen 1942 en 1945 meer dan honderdduizend krijgsgevangenen en Aziatische dwangarbeiders onder erbarmelijke omstandigheden zijn vervoerd. Met gebrek aan voedsel, water en medische zorg en onder zeer slechte hygiënische omstandigheden en constante dreiging, werden de gevangen aan hun lot overgelaten. Tussen de 22.000 en 27.000 personen hebben deze zeetransporten niet overleefd.

“Voor z’n negentigste verjaardag gingen we naar de Chinees en de eigenaresse dacht dat ik mijn oudste broer had meegenomen”, vertelt zoon Maurits. Zijn vader begint te glunderen: “Dat is toch een compliment.”

Hell ships

Zelfs één van de meest duistere en donkere periodes in de geschiedenis wist meneer Baal te overleven. “De hell ships”, zegt hij resoluut, terwijl hij een zakdoekje uit z’n broekzak haalt. “Wat daar is gebeurd vergeet je nimmer.” Via een van deze Japanse schepen wordt Baal naar toenmalig Saigon in Vietnam gebracht om ook daar dwangarbeid te verrichten. Daar maakte hij uiteindelijk de bevrijding mee. 

De Japanse hellships ‘Pacific Maru’ en de ‘Junyo Maru’ (rechts) die op 18 september 1944 op de Indische Oceaan tot zinken werden gebracht door de Engelse onderzeeboot HMS Tradewind. Foto: City of Vancouver Archives (Walter Edwin Frost)

Graf

Gedurende de gehele Tweede Wereldoorlog leefde Baal in grote angst en onzekerheid. “Nooit wetende of dit je laatste dag zou zijn”, beschrijft hij. “Als we weer eens loopgraven moesten maken, kon het ook zomaar ons eigen graf worden. Toch mocht ik al het geweld overleven.” En precies dat tekent meneer Baal z’n verdere bestaan. “Alleen de allersterkste overleven”, voegt zoon Maurits toe.

‘Alleen de allersterkste overleven’

Gastgezin

Na de oorlog besluit Baal naar Holland te gaan om te studeren en te werken. Als hij op 10 april 1946 met lege handen voet aan wal zet in Rotterdam wordt hij liefdevol opgevangen door een gastgezin. Eerst in Papendrecht, later in Dordrecht. “Natuurlijk was dat vreemd, maar ik kon me de situatie snel eigen maken.” Baal leert boerendochter Engelina uit het Betuwse Kedichem kennen en in 1951 trouwen ze. Ruim tien jaar later wordt hun eerste en enige kind geboren. 

Vanwege bovenmatige interesse in luchtvaart gaat senior aan het werk bij de Nederlandse vliegtuig- en carrosseriebouwer Aviolanda. Al is dit van korte duur. “Als voormalig KNIL-militair kon ik de overstap maken naar de Marineluchtvaartdienst. Na een paar jaar werd echter duidelijk dat ik hier niet bevorderd werd. Toen heb ik de overstap gemaakt naar de luchtmacht. Dat maakt dat ik ook nog eens bij drie krijgsmachtdelen heb gediend. Tot mijn pensioen werkte ik met veel plezier als onderhoudstechnicus."

Archieffoto’s van Maurits Baal. Hij woont jaarlijks in september de herdenking bij voor de slachtoffers van de Japanse zeetransporten 1942-1945.
De plechtigheid vindt plaats op Landgoed Bronbeek. Foto’s: Stichting Herdenking Slachtoffers van de Japanse Zeetransporten.

‘Op die leeftijd’

Hoewel er inmiddels al decennialang niet meer gewerkt hoeft te worden, blijft Baal bezig, vertelt zijn zoon. “Mijn vader wil nog steeds het liefst alles zelf doen en de regie in handen houden. Toen hij 76 jaar was, moest de dakkapel van de woning vernieuwd. De offertes vond hij allemaal te duur, waarop hij besloot het zelf maar te doen. Op die leeftijd… Om maar een voorbeeld te noemen.”

‘Ik heb bij drie krijgsmachtdelen gediend’

Anno 2023 lijkt er weinig veranderd, zo wordt op Bronbeek al snel duidelijk. “De verpleegsters hier zijn aardig hoor, maar ze willen mij altijd maar met alles helpen”, vertelt Baal peinzend. “Wat ik nog zelf kan, doe ik zelf. Er komt vast een moment dat ik hen écht nodig heb.”

Nadat Maurits Baal aankwam in Holland leerde hij al snel de Betuwse Engelina kennen. Ze trouwden in 1951.

Autorijden

Zeven jaar geleden verhuisde de adjudant b.d. naar het Arnhemse Bronbeek. “Toen Lien in 2009 op 83-jarige leeftijd overleed, begon ik wat te piekeren”, beschrijft hij. “Wat nu?” Hij besluit in het appartement te blijven waar hij dan pas een paar maanden woont. Dat gaat lang goed, totdat hij járen later van de trap valt. “Mijn auto, ik heb tot mijn 95e gereden, stond in de kelder van het appartementencomplex. Bereikbaar met een lift, maar ik gebruikte altijd de trap. “Hij was toen al negentig”, vult zoon Maurits aan. “Maar op een dag in 2016 verloor ik bij de laatste twee treden mijn evenwicht. Ik klapte naar beneden, met mijn hoofd tegen een betonnen muur. Dat was het moment waarop er een en ander is veranderd."

Op Bronbeek komt alles samen

Op Bronbeek komt alles samen als hij z’n jeugdvrienden Bol Karrebijn en Felix Bakker tegenkomt. Met hen zat Baal jarenlang op het internaat op Soerabaja. De cirkel is rond, een eeuwig durende vriendschap zet zich voort. Meneer Bakker overleed helaas in 2020, maar met ‘Bollie’ heeft Baal nog dagelijks contact. Het zou niets verbazen als het tweetal nog steeds samen kattenkwaad uithaalt.

Maurits Baal (rechts) op de foto met zijn vrienden wijlen Felix Bakker (rolstoel) en Bol Kerrebijn. Het drietal groeide op in hetzelfde kindertehuis en woonden decennia later samen op Bronbeek. Foto: Arjen Vrieze.