05

Dit artikel hoort bij: Defensiekrant 03

Terugkijker

Tekst Leo de Rooij
Foto Diversen

Het is weer tijd voor een blik op de kalender. In de rubriek 'Terugkijker' richten we het vizier om de week op een gebeurtenis uit het verleden. Van militair-historische aard en gebeurtenissen waarbij Defensie betrokken was, maar ook situaties met globale impact. 

Om hiermee het ‘o ja’-gevoel op te roepen, maar ook omdat we in deze jachtige tijd gebeurtenissen vaak zo snel vergeten of het ons niet meer exact herinneren. In deze aflevering draait het om 30 januari 1945, als de grootste scheepsramp uit de geschiedenis plaatsvindt.

Adolf Hitler kijkt toe als Wilhelm Gustloff's weduwe Hedwig de traditionele fles champagne kapot gooit tijdens de doop van het schip Gustloff. (Uit: Maritime Quest)

Als de Sovjet-onderzeeboot S-13 op 30 januari 1945 het Duitse passagiersschip Wilhelm Gustloff met drie torpedo's tot zinken brengt, komen naar schatting ruim negenduizend (!) opvarenden om. Het is daarmee tot op de dag van vandaag de grootste scheepsramp in de geschiedenis, als we praten over slachtoffers afkomstig van één vaartuig.

De Wilhelm Gustloff, genoemd naar de vermoorde Duitse leider van de Zwitserse nazipartij, was een Duits passagiersschip van de nationaalsocialistische organisatie 'Kraft durch Freude' (KdF). Het schip werd gebouwd op de werf van Blohm & Voss en op 5 mei 1937 in aanwezigheid van Adolf Hitler te water gelaten als cruiseschip. Tussen 1937 en 1939 werd het ook voor dit doel gebruikt.

Na het einde van de Spaanse Burgeroorlog in 1939 werd de Wilhelm Gustloff ingezet om het zogenaamde Condorlegioen terug te varen van Vigo in Spanje naar Hamburg. Het Condorlegioen was een militaire eenheid van vrijwilligers uit nazi-Duitsland die de Spaanse nationalisten van generalissimo Francisco Franco militaire hulp bood tijdens de Spaanse Burgeroorlog.

In 1939 en 1940 werd de Wilhelm Gustloff ingezet als hospitaalschip. Daarna diende het gedurende het grootste deel van de Tweede Wereldoorlog als onderkomen voor U-bootbemanningen in de Poolse havenstad Gotenhafen.

De Gustloff kan ruim tienduizend vluchtelingen herbergen, onder wie zo'n vijftienhonderd gewonde militairen. Op 30 januari vertrekt het schip.

Vluchtelingen

Als in 1945 het Rode Leger van de Sovjets steeds verder oprukt, krijgt de Wilhelm Gustloff de opdracht om vluchtelingen en gewonde Duitse soldaten uit Oost-Pruisen te evacueren naar de Duitse havenstad Kiel. Honderdduizenden bewoners zijn voor het Sovjetleger uit naar de kust gevlucht in de hoop schepen te bereiken die hen overzee zouden brengen. Het schip wordt voor die opdracht uitgerust met luchtafweergeschut en het rode kruis op de schoorsteen wordt verwijderd.

De Gustloff kan ruim tienduizend vluchtelingen herbergen, onder wie zo'n vijftienhonderd gewonde militairen. Op 30 januari vertrekt het schip vanuit Gotenhafen (tegenwoordig Gdynia) aan de Oostzee voor de oversteek naar Kiel.

Met verlichting

Militair commandant Wilhelm Zahn wil de kans op een aanval door een Sovjet-onderzeeboot verkleinen en adviseert kapitein Friedrich Petersen om dicht bij de kust in ondiep water te blijven, en geen navigatieverlichting te voeren. Petersen zoekt echter diep water op omdat hij overbeladen is en omdat hij vreest voor zeemijnen en aanvallen door vliegtuigen. Ook vaart hij langzaam omdat de Wilhelm Gustloff bij een eerder bombardement beschadigd was geraakt. Als een radiobericht meldt dat er Duitse mijnenvegers in aantocht zijn, laat hij ook nog eens de navigatieverlichting ontsteken om een botsing te vermijden. Dat alles leidt ertoe dat de Wilhelm Gustloff diezelfde avond wordt ontdekt door de S-13, die het schip met drie torpedo's treft.

Verpleging van gewonde Duitse soldaten op het hospitaalschip Wilhelm Gustloff (Bundesarchiv 183-L12208)

Paniek

Door de torpedo-explosies ontstaat er paniek aan boord. De Wilhelm Gustloff zinkt in minder dan een uur. Slechts enkele reddingsboten worden met succes in het water neergelaten. Veel mensen komen terecht in het koude water van de Oostzee. Met een watertemperatuur van omstreeks 4°C en een luchttemperatuur van onder de −10°C zijn de kansen op overleving gering. Hoeveel passagiers er die fatale nacht exact aan boord waren, is niet bekend. Geschat wordt dat er in ieder geval vijftig procent meer mensen aan boord was dan het aantal waarvoor capaciteit in de reddingsboten beschikbaar was. Van de duizenden vluchtelingen en meer dan duizend soldaten en zeelieden aan boord overleven slechts 1239 personen de ramp. De meest recente en geaccepteerde schatting gaat uit van ruim negenduizend slachtoffers.(Bron: Schön, Heinz (2008): Die letzte Fahrt der Wilhelm Gustloff).

De zware kruiser Admiral Hipper, geëscorteerd door een torpedoboot, ziet de noodsignalen van de Wilhelm Gustloff, maar mag vanwege het onderzeebootgevaar niet stoppen. Zijn escorte is het eerste schip ter plaatse en redt de meesten van de overlevenden. De andere overlevenden worden door de achteropkomende mijnenvegers gered. Onder hen ook Zahn en Petersen. Naar het optreden van Zahn stelt de Kriegsmarine later nog een officieel onderzoek in, dat echter niet meer kan worden afgerond door de ineenstorting van het naziregime.

Aanval op de Wilhelm Gustloff door Sovjet-onderzeeboot (eigen werk Kosov Vladimir)
Speciale postzegel met daarop een afbeelding van het beroemde hospitaalschip.

Herinneringen

De Wilhelm Gustloff zonk op 55° 07' noorderbreedte en 17° 41' oosterlengte. Deze locatie in de Oostzee is nu officieel oorlogsmonument en verboden gebied voor duikers en scheepsbergers.

Over de ramp schreef Günter Gras in 2002 de roman 'Im Krebsgang'. De Nederlandse vertaling verscheen in hetzelfde jaar onder de titel 'In krabbengang'. Ook het boek 'Zout van de zee', geschreven door Ruta Sepetys, gaat over drie moedige jongeren die op de Wilhelm Gustloff terechtkwamen. Philip Kerr nam het verhaal op in zijn spionageroman 'The Other Side of Silence' uit 2016, in het Nederlands verschenen onder de titel 'De schaduw van de stilte'.

Een kapel speelt op het dek van de Wilhelm Gustloff voor de gewonde soldaten (Bundesarchiv 121-0664 )