Tekst kapitein Saminna van den Bulk
Foto korporaal Gregory Fréni, BSB, KCT
‘Doe de militairen die ons naar Pakistan vlogen de groetjes’
*Javed is een pseudoniem. Uit veiligheidsoverwegingen is zijn naam gefingeerd.
Na het vertrek van de Westerse troepen precies een jaar geleden viel Afghanistan in mum van tijd weer in handen van de Taliban. De Afghaans-Nederlandse Javed (44)* was in Kabul toen de hoofdstad viel. Hij werd een van de ruim 2.500 mensen die door Nederlandse militairen werd geëvacueerd. Nu blikt hij terug. Moeten vluchten was een nachtmerrie, maar tegelijk werd zijn grootste wens vervuld.
Daar zat hij dan op het vliegveld van Pakistan. Intens vermoeid, maar tegelijk het hoofd te vol om te kunnen slapen. Javed zat tussen militairen, maakte met iedereen een praatje, maar waakte ondertussen over zijn vrouw en zoon. Die rustten beneden in de terminal uit na een bizarre vlucht. Dat was augustus vorig jaar.
Vechten voor zijn vrouw
“Ik ben in 1994 al naar Nederland gekomen. Ik was vluchteling vanwege de oorlog. Zeven jaar later keerde ik terug naar Afghanistan. Ik miste thuis. Mijn vader vertelde me dat ik moest trouwen. Nee zeggen was geen optie.” Hij lacht. “Toen ik haar tijdens het huwelijk zag was het liefde op het eerste gezicht. En nog steeds! We kregen drie dochters en een zoon.”
Het leven lacht hen toe, maar hoewel de Westerse troepen in die jaren nog in het gebied zijn, steekt de Taliban steeds meer de kop op. “In de steden was je veilig, daarbuiten niet.”
Noodgedwongen
Javed besluit in 2018 weer terug te keren naar Nederland voor de veiligheid en toekomst van zijn gezin. Hij en zijn drie dochters vestigen zich in Brabant. Zijn vrouw en zoon blijven achter. Noodgedwongen, vertelt Javed. “Volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst waren de papieren niet in orde. We namen een advocaat in de arm. Er was zelfs een rechtszaak, maar we verloren. Toch bleven we strijden.”
'Dat de Taliban binnenviel… daar had ik geen rekening mee gehouden’
De val
Het laatste redmiddel is terugkeren naar Afghanistan om de benodigde documenten te regelen. Javed vliegt in augustus naar vrouw en zoon in Mazar-e-Sharif. Zijn dochters blijven veilig in Nederland bij een oppas. “Dat de Taliban binnenviel… daar had ik geen rekening mee gehouden. Mijn vrouw, mijn zoon en ik ontvluchtten Mazar-e-Sharif want de mensen kenden me daar. Ik was doodsbang dat de Taliban me zou vinden. Ze zouden zeggen: een moslim met een Nederlands paspoort, dat is een spion! De Taliban slaat je eerst, dan pas gaan ze vragen stellen. Dus gingen we naar Kabul. Daar kenden ze ons niet.”
De vlucht
Zo, veilig. Althans, voor twee dagen. De hoofdstad van Afghanistan valt razendsnel. Javed belt zijn buurvrouw in Nederland. “Ik ben haar zo ontzettend dankbaar. Zij heeft ons leven gered. Ze hielp me met het contact met Buitenlandse Zaken. We konden naar huis. Allemaal. We kregen de opdracht een oranje kledingstuk mee te nemen, zodat we tussen alle mensen konden laten zien dat we Nederlanders waren. Anders zouden de militairen ons niet herkennen.”
Ze gaan vier keer naar het vliegveld, telkens tevergeefs. “Er stonden zoveel mensen…” Javed zucht. “Een keer stond ik vooraan, maar de Taliban duwde de groep terug. Ik werd geslagen, geschopt.” Maar dan wordt hij midden in de nacht gebeld door Buitenlandse Zaken. Om 06.00 uur moeten hij en z’n gezin opnieuw naar de luchthaven komen. Javed heeft inmiddels een ongewoon lange baard. “Regels van de Taliban. Je wil niet opvallen. Ik was doodsbang. Mijn hart klapte uit elkaar. Niet voor mezelf, maar voor mijn vrouw en zoon. Zouden ze in de stad mijn paspoort zien…” Hij valt stil. Tot overmaat van ramp worden ze door de Taliban aangehouden als ze in de taxi zitten. “Ik heb maar gezegd dat onze zoon ziek was. Dat we naar het ziekenhuis moesten. Deze man was niet bekend in Kabul. Hij had geen idee dat dit de weg naar het vliegveld was.” Het is hun redding.
‘Ik riep zo hard als ik kon: jongens, ik ben Nederlander’
Via een speciale route komt het drietal bij de greppel. Een vieze sloot met uitwerpselen, maar tegelijkertijd een listige ingang naar het vliegveld. Ze wachten terwijl Javed zwaait met zijn oranje shirt, totdat een Nederlandse militair hem ziet. “Ik riep zo hard als ik kon: jongens, ik ben Nederlander! Toen de militair aankwam en mijn zoon optilde kon ik eindelijk kon ik ademhalen.”
Een nachtmerrie
Op de luchthaven van Kabul staan medewerkers van Buitenlandse Zaken en militairen. “Ze waren zo lief en aardig. Eten, drinken, noem maar op. Ik heb ze nog geholpen met vertalen, omdat ik zowel Nederlands als Dari spreek.” Via Pakistan vlogen de drie naar Nederland. “Uit Afghanistan vluchten was een nachtmerrie. De wanhoop en de angst waren alomvattend. Maar", voegt hij meteen toe, "we hebben zoveel geluk gehad."
De wens
Terugdenkend aan precies een jaar geleden zit er een andere man. Javed lacht continu. “Het gaat ontzettend goed. Onze oudste is achttien jaar. De jongste van acht zit op taalles. Net als mijn vrouw.” Zijn grootste wens is vervuld. “Ik was hier als vader alleen met drie dochters, terwijl we mijn vrouw en hun moeder probeerden hier naartoe te krijgen. Het was moeilijk. Toen we samen terugkeerden. Wat moet ik zeggen? Het is een paradijs. Ik ben blij. We hebben een dak boven ons hoofd, de kinderen gaan goed op school en ik heb een baan als taxichauffeur. Verder heb ik niets nodig.”
‘Wil je de militairen de groetjes doen?’
Dankbaar
Tot slot wil hij nog graag iets kwijt. “Niet vergeten: wil je de militairen van Kabul en die ons naar Pakistan vlogen de groetjes doen? Ze waren allemaal ontzettend aardig. Zo knap wat ze deden. Ik ben trots en dankbaar. Anders had ik hier nooit zo gezeten met mijn gezin. Als ik ooit iets voor jullie kan betekenen, bel Javed!”