Tekst kapitein Charlotte Snel
Foto Hans Roggen
Duivenaar brengt oorlogshelden opnieuw tot leven
Ieder vrij uur besteedt hij achter zijn werktafel. Gewapend met naald, draad en een flinke portie geduld brengt miniatuurbouwer Bob Draayer de oorlogshelden van toen opnieuw tot leven. Van de embleempjes tot het minuscule zakboekje; alles móet kloppen. “Anders krijg ik het geheid te horen.”
Soms pakt hij een stoel en gaat hij midden in de ruimte zitten. Gewoon, even lekker om zich heen kijken. Van de Arnhemse straatdiorama’s links, langs de rijen met zeldzame bouwpakketten naar zijn lievelingstafereel op de plank naast de werkbank; het schouwspel van twee mariniers, enkele minuten voor het beruchte bombardement op Rotterdam in mei 1940.
Deze zolderkamer in Duiven is Bob Draayers heiligdom. Hier trekt hij zich zodra het kan terug om te werken aan zijn miniaturen. Hij zette er al zeker honderd in elkaar. Een deel voor zichzelf, om in de vitrinekasten op zolder uit te stallen, het andere deel voor de verkoop in opdracht van particulieren.
Perfectie
Het is absoluut nog een hobby, zo benadrukt Draayer, al kunnen we gerust stellen dat deze íetwat uit de hand is gelopen. “Om de zoveel tijd accepteer ik even geen opdrachten meer, dan heb ik mijn eigen liefhebberij verwaarloosd. Dat probeer ik wel in de gaten te houden.”
Hij omschrijft zichzelf als een ‘ontzettende perfectionist’. Voor minder dan vitrinekwaliteit doet hij het niet. Een miniatuur-militair met een jasje waar zes knopen op zitten terwijl het er zeven hadden moeten zijn, komt de deur niet uit. En is dat minuscule pakje sigaretten een paar millimeter te breed dan gaat het gewoon de prullenbak in.
“Ik maak enkel schaal 1 op 6 miniaturen van Nederlandse militairen vóór 1940”, vertelt Draayer. “Er is een specifieke groep op Facebook die erg in die geschiedenis thuis is. Kloppen de biezen van een broek of een embleempje niet dan krijg ik dat geheid te horen. Ik ben nu wel op het punt dat ik de bal af en toe ook terug durf te kaatsen. Na vijftien jaar hobbyen heb ik inmiddels de nodige kennis in huis. Maar ja, het moet gewoon kloppen.”
Bouwpakket
Draayers miniaturen zijn een mix van zelf bedacht, zelf gekocht en zelf gefröbeld. De hoofden en lijfjes bestelt hij, evenals de schoentjes en de uniformen. De helmen en wapens maakt een goede kennis. Wat er dan nog te doen valt?
“Genoeg”, aldus Draayer. “In deze specifieke modelbouwwereld zijn er maar weinig Nederlandse oorlogsattributen te vinden, dat is uit commercieel oogpunt minder interessant dan bijvoorbeeld de Duitse. Nazi sells, dat is gewoon zo. Dus ik bestel Duitse uniformen, leg ze in een verfbad, haal de zakjes eraf, torn alles uit elkaar en maak er een Nederlands pak van. Daarna voeg ik allerlei details toe zoals emblemen, beenwindsels, het leerwerk en een klein zakboekje.”
Een bewerkelijk proces dat per pop zo’n veertig uur in beslag neemt. Draayer: “Het begint met research. Bij welk onderdeel zat de militair, waar komt hij vandaan, hoe zag hij eruit. Ik ben zo een uur of tien aan onderzoek kwijt. Ik kies een passend hoofdje, bedenk hoe ik de pop wil neerzetten en ga aan de slag. Nee, ik teken niks uit. Het zit allemaal in mijn hoofd.”
Niche
Met zijn miniaturen heeft Draayer inmiddels al aardig wat bekendheid verworven. Via zijn Facebookpagina stromen de aanvragen binnen, vooral van 50+’ers die hun opa’s willen laten vereeuwigen. Maar op een deel van de verzoeken kan hij bij voorbaat al niet in gaan. “Ik maak alleen Nederlandse militairen van vóór 1940. Ik moest ooit ergens een grens trekken. Liever een kleinere niche waar ik me echt in kan specialiseren.”
Voor zijn eigen hobby maakt de Duivenaar weleens een uitstapje. Zo vereeuwigde hij onder andere majoor Dick Winters en kapitein Herbert Sobel uit de bekende televisieserie Band of Brothers en prins Bernhard na de capitulatiebesprekingen in Wageningen. Maar ook zijn eigen vader die tijdens zijn dienstplicht als hospik werkte en zijn oudoom die bij de Slag om de Grebbeberg om het leven kwam.
Lievelings
Na een rondje langs de vitrinekasten op zolder slaat de twijfel even toe. “Ik zei dat die mariniers mijn lievelings waren, hè? O, ja. Maar misschien is het toch deze. Die militair die de dijk oploopt met zijn fiets. Kijk, met dat fietstasje achterop. Mooi toch?”
Praten over zijn hobby en bijzondere ‘trofeeën’ kan Draayer uren-, misschien wel dagenlang. “Maar eigenlijk moet je het gewoon zien”, besluit de bevlogen hobbyist. “Gewoon, er even rustig naar kijken.”