Tekst Evert Brouwer
Foto sergeant Cinthia Nijssen

Zoektocht BIDKL naar ‘100 van Loenen’ gaat verder

De Oorlogsgravenstichting kan steeds meer namen aanbrengen op de grafstenen van het Nationaal Ereveld Loenen. Het ‘Onbekende Nederlander’ dat 150 rustplaatsen tekende, is inmiddels 35 keer vervangen door een naam, een geboorte- en een sterfdatum. Vooral dankzij het niet aflatende speurwerk van de Bergings- en Identificatiedienst van de Koninklijke Landmacht (BIDKL), dat in 2018 aan de enorme klus begon.

Onbekende slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog krijgen zo ‘een gezicht’ op het Ereveld. “Het bewijs dat ze hebben geleefd en wat er met hen is gebeurd, is van onschatbare waarde voor de nabestaanden. Daar doen we het ook voor”, zeggen commandant BIDKL kapitein Geert Jonker en eerste luitenant Els Schiltmans-Burema.

Nabestaande Tiny Spoel, eerste-luitenant Els Schiltmans-Burema en kapitein Geert Jonker bij het graf van Martinus Johannes Spoel.

Zoals voor Tiny Spoel (79), die deze woensdagmorgen stilhoudt bij graf nummer E-1392. Tot twee jaar geleden was het een anonieme rustplaats, maar nu prijkt de naam van haar vader Martinus Johannes Spoel op de steen. Eindelijk. Zo om de maand reist zij met trein en bus vanuit Amsterdam naar het Ereveld om hem te bezoeken. "Het was 76 jaar net alsof hij niet bestaan had. Mijn moeder heeft nooit iets over mijn vader willen vertellen en ook de familie heeft altijd gezwegen. Dat was behoorlijk frustrerend. Nu kan ik een bloemetje neerleggen, even met hem praten.”

'Johannes Roetzebrand bleek Rinus Rokebrand te zijn’

Pandora

Tiny was elf maanden oud toen haar vader aan uitputting en ziekte bezweek in Kamp Amersfoort. Het stoffelijk overschot verdween in een graf met nog drie anderen en verhuisde in 2009 van begraafplaats Rusthof (Leusden) naar Loenen.

“In feite zijn we dus al dertien jaar geleden begonnen met de identificatie van wat nu de honderd van Loenen wordt genoemd”, zegt kapitein Jonker. Hij en collega Schiltmans bezigen hierbij soms de term ‘Operatie Pandora’. Niet oneerbiedig bedoeld, maar omdat ze regelmatig voor enorme verrassingen komen te staan. “Waar de papieren melden dat er een man moet liggen, blijkt het een vrouw te zijn en andersom. Ook weten we inmiddels dat er onder anderen Belgen en Tsjechen in de anonieme graven liggen.”

BIDKL hoopt op korte termijn aan de Oorlogsgravenstichting de namen te kunnen doorgeven van de lichamen onder nu nog anonieme graven.

‘Als je na honderden uren werk zo’n oorlogsraadsel oplost, vieren we hier een feestje’

Rechercheren

De snelle ontwikkelingen rond DNA-onderzoek hebben vanzelfsprekend bijgedragen aan de identificatie van de stoffelijke resten. Van alle 150 onbekende slachtoffers is het materiaal opgeslagen om te kunnen vergelijken met mogelijke nazaten. “Het is dus van groot belang dat familie van mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn verdwenen, zich blijven melden”, benadrukt kapitein Jonker.

Nu is het laboratoriumwerk slechts een deel van het proces. “Het is vaak meer rechercheren”, zegt luitenant Schiltmans. De opkomst van internet en de mogelijkheid om dieper in Duitse archieven te kunnen zoeken, speelt daarbij een flinke positieve rol. “Door zaken aan elkaar te verbinden, komen we soms heel snel tot een naam.”

Kapitein Geert Jonker van BIDKL.

Dat zijn echter uitzonderingen, voegt ze daar meteen aan toe. Neem de eerste naam die is vastgesteld, van graf nummer E-1107. Volgens de Duitse papieren ene Johannes Roetzebrand (24), overleden op 30 maart 1945 in Bad Lippspringe. “Maar die naam komt in Nederland niet voor”, weet kapitein Jonker. “We zijn er dus vanuit gegaan dat de naam fonetisch is genoteerd door een Duitse beambte. Dan ga je op zoek naar overeenkomsten. Zo zijn we er achter gekomen dat het Rinus Rokebrand moest zijn, een naam die veel voorkwam in het Gooi. Ja, je moet ook kennis hebben van waar achternamen vandaan komen.”

Dankzij het speurwerk van de BIDKL heeft de Oorlogsgravenstichting een naam op het graf van Rinus Rokebrand kunnen plaatsen.

‘Ook wij plengen heus wel eens een traantje’

Geluk

Het is dus een combinatie van moderne technieken en logisch denken om de juiste naam op een graf te krijgen. “Maar zonder toeval en een dosis geluk kom je er ook niet. Het is vaak puzzelen tot de max”, spreekt luitenant Schiltmans. “Maar als je dan na vele uren zoeken zo’n oorlogsraadsel oplost, dan vieren we wel een feestje”, voegt kapitein Jonker toe. “Zeker als je de nabestaanden het nieuws kunt brengen. Ze hebben al die tijd in onzekerheid geleefd over wat er met hun familielid is gebeurd. Heel eerlijk: wij plengen dan ook wel eens een traantje.”

Eerste luitenant Els Schiltmans-Burema.

Goed op weg

Dat BIDKL álle onbekende stoffelijke overschotten gaat identificeren, is een illusie, bekent de commandant. “Soms loop je vast, omdat de gegevens op papier niet kloppen met wat we uit de stoffelijke resten halen. Maar we zijn goed op weg en op korte termijn denken we weer een aantal dossiers te kunnen afhandelen."

Lopend over het Ereveld vertellen zij het ene verhaal na het andere over de inmiddels geïdentificeerde stoffelijke resten. Zoals van Gerrit-Jan Leuvelink, aan het einde van de oorlog omgekomen door uitputting en ziekte op de Reichswerke Hermann Göring. “Van zijn echte naam vonden we in de Duitse archieven vijf verbasteringen. Toch wisten we na lang speurwerk om wie het moest gaan.”

Dat dit werk nog steeds belangrijk is, bewijst Tiny Spoel. “Het is voor mij nog steeds een gedenkwaardige dag, toen Els mij belde dat het raak was. Ik gun dit echt iedereen die niet weet wat er met hun verdwenen familielid is gebeurd in de Tweede Wereldoorlog. Nu kan het nog.”

Tiny Spoel legt niet alleen bloemen op het graf van haar vader, maar ook op die van onbekende Nederlanders op Ereveld Loenen. Ze hoopt vurig dat er meer stoffelijke resten kunnen worden geïdentificeerd.