Tekst Jessica Bode
Foto sergeant Cristian Schrik, archief Mediacentrum Defensie
Facelift voor Marechausseemuseum in vestingstadje Buren
Door de ramen straalt het daglicht weer naar binnen, verlaagde plafonds zijn gesloopt en voorzetwanden weggehaald. De lak is amper gedroogd en de geur van verse verf walst nog door de vertrekken. Het Marechausseemuseum in het pittoreske vestingstadje Buren kreeg de afgelopen jaren een grondige metamorfose. Van ‘reüniefaciliteit’ voor oudgedienden naar publieksmuseum voor jong en oud.
Onbedoeld leek het hier meer een spookhuis
Vanwege het coronavirus werden de nieuwe tentoonstellingen eind vorig jaar gesloten, voordat ze goed en wel waren geopend. Van een feestelijke opening kwam het daardoor niet, maar op 26 januari mochten de deuren in ieder geval weer open. Later dit jaar volgt een feestje. “Al is het maar omdat het museum dit jaar vijftig jaar gevestigd is in dit voormalige Koninklijke Weeshuis”, vertelt museumdirecteur René Parijs enthousiast.
Verstoft
Vijf jaar geleden ging hij hier aan de slag en kreeg direct de taak het verstofte museum, dat al in 1936 werd opgericht, nieuw leven in te blazen. Want gedateerd was het wel. “Het is een prachtig pand pal naast de stadswal. De sfeer krijg je er hier gratis bij. Maar er werd voorheen véél te véél tentoongesteld.”
Onbedoeld leek het hier ook meer een spookhuis met angstaanjagende, in uniform gestoken paspoppen en vier paarden. “Waarvan twee nep en twee opgezet. Nee, daar werden wij niet heel blij van”, erkent de directeur.
‘Less is more’
Koerswijziging
Inmiddels valt het museum onder de Stichting Defensiemusea en vaart het een andere koers. De binnenkant van het pand werd in oude luister hersteld en de tentoonstellingen gingen op de schop. “Less is more”, benadrukt Parijs. “Vergelijk het met een muur met twintig schilderijen: je kunt dat allemaal nét niet in je opnemen, maar bij vijf schilderijen lukt dat wel.”
De Stichting Koninklijke Defensiemusea
Deze stichting is opgericht op 1 juli 2014 en vormt de overkoepelende organisatie van de vier Nederlandse defensiemusea: het Nationaal Militair Museum (NMM) in Soest, het Marinemuseum in Den Helder, het Mariniersmuseum in Rotterdam en het Marechausseemuseum in Buren.
Iconisch
De marechaussee, en dus dit museum in de Oranjestad, heeft in tegenstelling tot bijvoorbeeld de luchtmacht geen iconische objecten om te laten zien. “Nee, we kunnen geen F-16 aan het plafond hangen”, benadrukt Parijs. “Onze topstukken zijn de personen achter het uniform en hun verhalen. Verhalen die veelal dichtbij huis spelen, omdat het ‘operatiegebied’ van de marechaussee zich voornamelijk afspeelt in het eigen koninkrijk.”
‘Onze topstukken zijn de personen achter het uniform’
Aan de grens, in de havens of bijvoorbeeld op luchthavens. Iedereen kent het beeld wel van de paspoortcontrole op Schiphol. De marechaussee wordt in ons land weliswaar steeds zichtbaarder, ondertussen vinden veel taken nog heimelijk en onzichtbaar plaats. “En dat willen we zoveel mogelijk mensen uitleggen.”
Benieuwd
Er wordt nu dus ook een andersoortige doelgroep aangeboord. Waar voorheen met name oud-marechaussees en kenners koers zetten richting de Betuwe, zijn dat nu met name gezinnen en andere geïnteresseerden. “Veelal mensen die niet direct een link met de marechaussee hebben, maar wel benieuwd zijn naar dit stukje Defensie”, legt Parijs uit.
'De meeste ouders vinden het stiekem net zo leuk'
Verkleden en spoorzoeken
Ook de jongste bezoekers, voor wie een museum al snel saai is, kunnen hun hart hier ophalen. Van paspoorten maken, verkleden en spoorzoeken tot vingerafdrukken identificeren. Daarna kan wie maar wil achter het stuur kruipen van verschillende voertuigen. Parijs: “Of op een motor zitten. Al doen dat niet alleen kinderen. De meeste ouders vinden het stiekem net zo leuk.”
Dat het vernieuwde museum de deuren heeft geopend betekent overigens niet dat het helemaal klaar is. Er wordt nog gewerkt aan een laatste tentoonstelling én er komt een aparte vleugel waarin de geschiedenis van het weeshuis wordt uitgediept. “En als we daarmee klaar zijn, kunnen we waarschijnlijk weer beginnen met de tentoonstelling waar we vijf jaar geleden mee zijn begonnen. Een museum is nooit af.”