Tekst kapitein Djenna Perreijn
Foto Jarno Kraayvanger
Extra inzet bij testen, vaccineren en ziekenhuiszorg
Het is pas vier maanden geleden dat de inzet van defensiepersoneel bij civiele autoriteiten in de strijd tegen COVID-19 werd afgeschaald en militairen terug konden naar de eigen werkplek. Maar de huidige golf leidde bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot een nieuwe militaire bijstandsaanvraag. Dat betekent dat honderden militairen de komende tijd hun handen uit de mouwen steken om kriskras door het land volksvijand nummer één, corona, de kop in te drukken.
Vanaf aanstaande dinsdag helpen zo’n veertig landmachtmilitairen de GGD bij het vaccineren. Het Defensie Gezondheidszorg Opleidings- en Trainingscentrum in Hilversum geeft les om de collega’s op te leiden. In totaal staan 560 paxen stand-by voor de GGD. Ook in de teststraten zijn sinds een paar dagen legeruniformen te spotten. De meeste andere militairen die tijdelijk afscheid van hun werkplek nemen, werken bij het Universitair Medisch Centrum in Utrecht.
‘Militairen doen waardevolle ervaring op’
Eerste luitenant Jaap Beumers (47), IC/SEH verpleegkundige in het Centraal Militair Hospitaal, tijdelijk werkzaam op de ic- en cohort-afdeling en spoedeisende hulp van het Universitair Medisch Centrum Utrecht.
“Op de ‘gewone’ ic draaien we één op één zorg. Op de cohort-afdeling, met alleen maar covidpatiënten, ben je verantwoordelijk voor twee tot drie patiënten. Het is best uitputtend. Ik krijg wel ondersteuning, maar het vergt veel verantwoordelijkheid en planvaardigheid. Door het beschermende pak en mondmasker is het ook fysiek zwaarder; ik let erop dat ik goed blijf eten en drinken. Een positief verschil merk ik in de teamsfeer. Op de ic kan het werk soms individualistischer zijn, op de cohort-afdeling helpen collega’s elkaar sneller. We pakken het samen aan, zelfs na twee jaar corona is die daadkracht en saamhorigheid er nog.
Toch merk ik ook dat mensen soms moedeloos worden van COVID. Net als in de rest van de maatschappij zijn de lontjes korter en spreken collega’s zich uit over wel of niet vaccineren. Realiteit is dat verreweg de meeste patiënten niet zijn gevaccineerd of stevig onderliggend lijden hebben. Dat vereist veel inzet en energie van iedereen die in de coronazorg werkt. Lichtpuntje aan dit alles vind ik dat defensiepersoneel waardevolle ervaring opdoet in klinische zorg. Ze weten beter wat een zorgvrager nodig heeft. Voor de parate eenheden is dat belangrijke expertise. Defensie heeft niet alleen ‘gegeven’ door personeel uit te lenen, maar krijgt er ook wat voor terug.”
‘Ik neem positiviteit mee’
Soldaat-1 Timo Laagland (22), sinds deze week covidtester bij de GGD-teststraat in Almere.
“Toen ik aan de slag ging als antitankschutter bij 43 Gemechaniseerde Brigade, had ik nooit kunnen denken dat ik tester bij de GGD zou worden. Hoewel, in het leger moet je het onverwachte verwachten. Bovendien worden we ingezet waar we het hardst nodig zijn, dat is in mijn geval in de teststraat. Ik merk dat GGD-collega’s blij zijn met onze hulp. Een paar dagen geleden werkten ze in duo’s, nu staan we met drie of vier collega’s. De administratie met legitimatiecontrole, het buisje aangeven, de swap, het teststaafje in het buisje; het is een geoliede machine. We wisselen elke paar uur van functie, zo wordt het werk niet eentonig.
Na een cursus- en stagedag was ik voldoende ingewerkt om te beginnen. Het belangrijkste in de voorbereiding vond ik de tips in omgangsvormen. Er komen hier allerlei mensen. Sommigen trekken angstig hun hoofd weg als je met het teststaafje in de buurt komt, anderen spreken slecht Nederlands. Ook met kinderen is het belangrijk om goed te communiceren: ik leg ze precies uit wat ik ga doen. Ik kan de test zelf niet minder vervelend maken. Wel probeer ik zoveel mogelijk positiviteit mee te nemen naar een plek waar de meeste mensen toch liever niet zijn. Zo komen ze hopelijk een volgende keer met vertrouwen terug, want helaas zal het voor veel mensen niet de laatste test zijn.”
‘De rek is er niet uit, maar neemt wel af’
Kolonel Esther Schadd (46), intensivist en infectioloog in het Centraal Militair Hospitaal en Universitair Medisch Centrum Utrecht.
“Ik werkte altijd al veertig procent van mijn werkweek op de afdeling infectieziekten van het UMC Utrecht. De inhoud van mijn dagen is sinds corona wel veranderd. Toen er vorig jaar een nieuwe infectieziekte werd ontdekt, was het als infectioloog natuurlijk een interessante tijd, maar ook best spannend. Het was een enorme uitdaging om het virus te leren kennen en de zorg erop in te richten. We stonden 24 uur per dag aan. Inmiddels hoort COVID er steeds meer bij. Zo is er een flinke taak bijgekomen want de andere infectieziekten zijn ook nog steeds aan de orde van de dag, zoals bacteriële infecties en hiv. De vierde golf is weer een heftige die snel op ons afkwam. De weken zitten stampvol waardoor er minder flexibiliteit is. Ik heb veel extra overleggen om als supervisor behandelplannen te bespreken en de nieuwste ontwikkelingen door te nemen. Maar ik vind mijn rol als arts bescheiden ten opzichte van de enorme inzet door verpleegkundigen.
In de eerste golf stond ik vaker met mijn voeten in de klei omdat ik diensten in het UMC Utrecht meedraaide, net als veel verpleegkundigen en mijn collega-medisch specialisten (onder meer KNO-artsen, neurologen, orthopeden en chirurgen) uit het CMH. Daar ging mijn defensiehart wel sneller van kloppen; iedereen wilde zijn steentje bijdragen. We draaiden loeidrukke 24 uursdiensten en als er iemand uitviel, waren er genoeg vrijwilligers om het over te nemen. Inmiddels richt iedereen zich weer zoveel mogelijk op de eigen taken. Daarmee is de saamhorigheid ook minder dan in die begintijd. Als er nu iemand uitvalt, moet iedereen eerst goed in zijn propvolle agenda kijken. De rek is er niet uit, maar neemt wel af. Corona zal erbij blijven horen. We hopen dat de pieken die de druk in de ziekenhuizen opvoeren in de toekomst afnemen.”