Tekst kapitein Arthur van Beveren
Foto sergeant Aaron Zwaal | Video: sergeant-majoor Christian Snijders
Bouw van eerste schip in Frankrijk begonnen
Het schilderachtige plaatsje Concarneau aan de zuidkust van Bretagne was deze dinsdag het decor voor de kiellegging van de Oostende. Het is de eerste nieuwe mijnenjager in een serie van twaalf die onderdeel uitmaakt van een gezamenlijke vernieuwing van de Belgisch-Nederlandse mijnenbestrijdingsvloot. Met de vervanging van deze schepen verandert ook de manier van opereren.
De kiellegging is een maritieme traditie en belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van een nieuw schip. De traditionele munt, ditmaal van de stad Oostende, werd op de bodem van het eerste scheepssegment gelast door Commandant der Strijdkrachten generaal Onno Eichelsheim en zijn Belgische ambtsgenoot Chef Defensie admiraal Michel Hofman. De munt moet het schip en de bemanning beschermen tegen ontij op zee.
Belangrijke samenwerking
De aanwezigheid van de hoogste militaire bazen laat zien hoe belangrijk het project voor de kleine landen is. Binnen de mijnenbestrijding werken België en Nederland al langer samen met dezelfde schepen. Die worden nu allemaal vervangen.
Het staal voor het eerste Nederlandse exemplaar wordt in februari volgend jaar gesneden. In juni begint de bouw op de werf van Naval Group in het eveneens Franse Lorient. Dat schip moet drie jaar later van stapel lopen.
Stand-off operaties
Tot 2030 worden er twaalf schepen, met een revolutionair ontwerp, opgeleverd. Dat vernieuwende zit hem in de manier van opereren, weet ook kapitein ter zee (TD) Sander van Luik.
Drones in plaats van bemanning in mijnengevaarlijk gebied
Hij is de Nederlandse projectleider binnen het zogenoemde ‘replacement Mine Counter Measures Capability’ (rMCM) vervangingsprogramma van de mijnenbestrijdingsvaartuigen. “Nu gaan we met mens en materieel een mijnengevaarlijk gebied in. Met de nieuwe schepen blijven we daar buiten, terwijl drones op afstand mijnenjagen of –vegen. Om alvast te wennen aan dit stand off-principe schaffen we nu al bepaalde middelen aan zoals de drones waarmee de marine kan experimenteren en leren.”
Mijnendreiging
Het zijn verschillende typen drones die in de lucht, op en onder water het werk voor de bemanning kunnen doen. En hoewel zeemijnen een beetje klinken als wapens uit een ver verleden is de dreiging nog steeds actueel. “Het klopt dat we mogelijk te maken krijgen met technisch zeer hoogwaardige tegenstanders. Die kunnen in cyberspace mogelijk meer effect bereiken dan zeemijnen”, benadrukt Van Luik. “Maar een zeemijn is ook juist een poor man’s weapon dat in bepaalde opzichten de voordelen van een cyberwapen heeft.”
Van Luik benadrukt dat alleen al de suggestie dat je erover beschikt al een dwingende werking kan hebben. “Kijk naar het vastlopen van dat containerschip in het Suezkanaal. Stel je voor dat er geen containerschip lag, maar een mijn. Of dat er zelfs alleen maar sprake was van een geloofwaardige mijnendreiging… Daar moet je dan toch op af.”
De drones, zo’n tachtig in totaal, horen bij een pakket aan middelen waar ook containers onder vallen die anti-mijn drones aansturen. Maar dan niet vanaf een schip, maar vanaf een vaste locatie aan de wal. Zoals een haven.
Nieuwe simulator
Ook de opleiding zal Belgisch-Nederlands worden georganiseerd. “In het Belgische Oostende wordt een simulator gebouwd, waarmee de scheepsbemanningen volledig getraind kunnen worden”, vervolgt projectleider Van Luik. “Daardoor kunnen we de schepen gebruiken voor daadwerkelijke inzet.”
Namen onthuld
Met de kiellegging van BNS Oostende werden ook de namen van de andere schepen bekend: Tournai, Brugge, Liège, Antwerpen en Rochefort voor België. Vlissingen, Scheveningen, IJmuiden, Harlingen, Delfzijl en Schiedam voor de zes Nederlandse vaartuigen. De Belgische namen komen van een traditie van steden die aan het water liggen of in het verleden verbonden waren aan mijnenjagers. Voor Nederlanders zijn de havenplaatsen direct duidelijk.