Tekst Kapitein Arjen de Boer en ritmeesters Djenna Perreijn en Saminna van den Bulk
Foto Sergeant-majoor Maartje Roos en kapitein Arjen de Boer
Geen 'jippie-ik-ben-weer-thuis' gevoel
Geen gejuich en omhelzingen. Geen bloemen en spandoeken. Normaliter worden de teruggekeerde militairen uit missiegebieden vol enthousiasme onthaald. Donderdagavond niet. De mannen en vrouwen die na hun missie in Afghanistan weer voet zetten op de Nederlandse grond van de militaire vliegbasis Eindhoven, wachtte een heel ander ontvangst. En dat allemaal door het coronavirus.
Stilte. De ontvangsthal van de militaire vliegbasis Eindhoven is nagenoeg uitgestorven. Af en toe loopt er een familielid binnen naar het toilet, om vervolgens weer naar de auto te sprinten. De plek waar zij straks hun militair weer ontmoeten. Daar waar familie en vrienden normaliter binnen voor een warm onthaal zorgen, is het nu juist drukte op de parkeerplaats.
58 militairen en 1 hond keerden donderdagavond terug uit Afghanistan. Het grootste gedeelte komt van het Delta-peloton van de Force Protection. Dat bestaat uit infanteristen van 42 Bataljon Limburgse Jagers en medisch personeel van 13 Geneeskundige Compagnie. Hun missie zit erop. Er zijn in heel Afghanistan nu nog 156 Nederlanders, van wie 141 op Camp Marmal.
Voor een grote groep militairen eindigde hun missie eerder dan verwacht
Voor een kleiner, ander deel militairen dat gisteren terugkeerde, eindigde hun missie eerder dan verwacht. Vanwege het coronavirus moesten militairen met een niet-essentiële functie terug naar huis. Onder hen special forces van het Special Operations Advisory Team (SOAT), genisten van een speciaal taakteam, enkele militaire adviseurs en collega’s van het National Support Element (NSE) en het Contingentscommando (CONTCO). Zij zijn overigens niet de enigen die repatrieerden. Ook militairen uit Irak, Litouwen, Palestina en Burkina Faso keerden terug naar Nederland vanwege COVID-19.
‘De missie is nog niet voorbij’
Sergeant-majoor John heeft een dubbel gevoel. “Ik ga liever nog niet naar huis, want de missie is nog niet voorbij.” Een groot deel van zijn collega’s van het National Support Element (NSE) moet 2 weken langer in Afghanistan blijven, omdat de opvolgers eerst 14 dagen in Nederland in quarantaine zitten.
John vertrok op medische gronden eerder. “Voor het thuisfront is het natuurlijk wel fijn in deze onrustige tijd”, zegt John, die in Nederland bij 11 Luchtmobiele Brigade werkt. Thuis hoopt hij wat rust te vinden. Want in Afghanistan was hij verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van het Nederlandse kamp. “Heerlijk, geen gezeik meer aan mijn hoofd. Geen mensen die de hele tijd dingen willen. Mijn opvolger doet het nu een paar dagen en die wordt er nu al gek van.”
Maar ja, de rust is relatief, weet hij. “In Nederland is er natuurlijk stress vanwege het virus. Er is weinig lol aan verlof waarin je niet de vrijheid hebt om van alles en nog wat te ondernemen”, aldus John. “Ik verwacht geen ‘jippie-ik-ben-weer-thuis’ gevoel zoals ik normaal zou hebben.”
Geen symptomen
Het onthaal is sober, maar het kan simpelweg niet anders. Afghanistan is in oorlog en Nederland strijdt momenteel tegen een minuscule vijand. “We volgen de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu”, legt majoor Gilbert Stout, zegsman van de vliegbasis, uit. Geen van de terugkeerders vertoont symptomen van het coronavirus, desondanks blijft 1,5 meter afstand houden het devies.
‘Mijn vrouw heeft mij nu harder nodig’
En dat is precies wat de militairen doen, nadat brigadegeneraal en commandant 13 Lichte Brigade Jan-Willem Maas hen welkom heet in eigen land. Spullen omhangen, de collega’s gedag zeggen. De traditionele roos van het Thuisfrontcomité uit de bak bij de uitgang plukken en daarna snel wegwezen. In looppas naar de donkere parkeerplaats, op zoek naar die ene auto, naar de mensen die soms maanden op hen hebben gewacht.
‘Desnoods gaan we mondkapjes maken’
Sergeant-majoor Ted ging 1,5 maand eerder naar huis dan gepland. “Daar ben ik niet rouwig om gezien de omstandigheden”, zegt Ted, die de afgelopen maanden als militair adviseur de Afghaanse politie hielp bij het op orde brengen van hun logistieke en onderhoudslijnen. Door de coronamaatregelen gebeurt het adviseren nu alleen nog via beeldbellen en telefonisch. “Maar dat werkt in mijn vakgebied niet. Ik moet echt ter plekke zijn om te kunnen adviseren.” Maar dat zat er dus niet in. “Bovendien krijg ik geen opvolger, dus kan ik naar huis. Mijn vrouw heeft mij nu harder nodig, dus ik vind het prima.”
Over de thuisreis zegt hij: “Eigenlijk gaan we van de ene ‘quarantaine’ naar de andere. Van een militair kamp dat zo goed als stil ligt, naar een land dat op een laag pitje opereert.” Misschien gaat hij na een paar weken verlof weer aan de slag bij 13 Lichte Brigade. “Of misschien kunnen mijn vrouw en ik de gemeenschap helpen. Er schijnt een website te zijn, waar je je kunt aanmelden. Desnoods gaan we mondkapjes maken.”
‘Nu laat ik een deel van de collega’s achter’
“Aan de ene kant wil ik graag mijn vriendin weer zien, een speciaal biertje drinken en een goede biefstuk eten. Aan de andere kant voelt het onvoltooid, omdat de rest langer moet blijven”, vertelt eerste luitenant Paul. “In mijn ogen is het samen uit, samen thuis. Nu laat ik een deel van de collega’s achter.”
Paul was in Afghanistan de controller van de missie. In die functie bewaakte en beoordeelde hij de financiële stromen en de uitgaven van het contingent. Een belangrijke functie om geldverspilling tegen te gaan, maar in deze situatie niet onmisbaar. “Er is iemand anders die mijn taak kan overnemen, dus de controle is gewaarborgd.”
Nu is het tijd voor verlof. Voor zover er sprake is van echt verlof, gezien de beperkende maatregelen. “Al moet ik eerlijk zeggen dat ik na 4,5 maand ben vergeten hoe die drukte precies voelt. Dus eigenlijk stap ik er blanco in, ik zie het wel.”
Kapitein Hester zit in quarantaine, voor aanvang van haar missie in Afghanistan. Hieronder vertelt ze haar verhaal.
Naar Afghanistan, of toch niet?
Ook vertrekkende eenheden krijgen te maken met onzekerheden die het coronavirus met zich meebrengt. Op de Generaal Majoor De Ruyter van Steveninck Kazerne in Oirschot zitten zo'n 40 militairen in quarantaine, voor zij naar Afghanistan mogen vertrekken. Onder hen kapitein Hester van Trommel (27). In Nederland psycholoog en in Afghanistan gaat ze de functie van Public Affairs Officer vervullen. “Ik heb nog steeds goede hoop dat ik begin april vertrek.”
Makkelijk te ontsmetten
Over de quarantaineperiode zegt ze: "Het ontbreekt ons, binnen de mogelijkheden, aan niets. Er zijn op verzoek sportspullen voor op de kamer geregeld die makkelijk te ontsmetten zijn, zoals TRX-kabels met plastic handvaten en gewichten. We mogen binnen de hekken rondjes hardlopen, zo'n 200 meter. Maaltijden staan 3 keer per dag klaar bij de poort. Die halen we op als de bezorger uit het zicht is. We ontsmetten alles, zelfs de plastic bordjes, met een speciaal schoonmaakmiddel. Met zo groot mogelijke tussenruimtes eten we samen met het cluster; 6 man.”
Besmet raken
2 keer per dag vullen Hester en haar collega’s die in hetzelfde schuitje zitten, een medisch rapport in. “Zodat de geneeskundige dienst weet hoe we ons fysiek voelen”, verduidelijkt ze. “Bij de eerste verkoudheidsklachten komen zij in actie. Als 1 van ons ziek wordt, kan het hele cluster besmet raken. We hebben maandenlang opgewerkt en naar de uitzending toegeleefd, dus ons doel is nog steeds om te gaan. Er wordt een groot beroep gedaan op onze flexibiliteit, maar daar zijn we ook militair voor. Ik heb ontzettend naar mijn eerste uitzending toegeleefd, maar rem mijn enthousiasme nu iets af. De teleurstelling schuilt in de verwachting.”