10

Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 12 | 2024

11 dingen die je wil weten

.

x
De defensieministers van Nederland en Roemenië ondertekenen een intentieverklaring.

Laatste F-16’s voor jachtvliegeropleiding geleverd aan Roemenië

Van de achttien door Nederland beloofde F-16’s zijn woensdag 20 november de laatste twee afgeleverd bij het Europese F-16-trainingscentrum in Roemenië. Op termijn wil Nederland de toestellen overdragen aan Roemenië. Daarvoor tekenden de defensieministers van beide landen op 12 december een intentieverklaring. Tot de daadwerkelijke overdracht blijft Nederland eigenaar. Met de F-16’s worden naast Roemeense, nu ook Oekraïense vliegers opgeleid.

Het trainingscentrum op vliegbasis Fetesti in Roemenië is opgezet op initiatief van onder meer Nederland. Voor de opleiding van vliegers stelde Nederland in totaal achttien F-16’s ter beschikking. De eerste vijf jachtvliegtuigen zijn vorig jaar november geleverd.

Nederland nam samen met Denemarken en de Verenigde Staten het voortouw om Oekraïense F-16-vliegers op te leiden. De drie hebben ook een voortrekkersrol bij het leveren van F-16’s aan Oekraïne door een internationale coalitie. Die staat onder leiding van generaal-majoor Arnoud Stallmann. Nederland levert 24 F-16-toestellen aan Oekraïne.

Lees voor meer achtergronden dit artikel in deze editie van de Vliegende Hollander. Foto: sergeant-majoor Aaron Zwaal

Belgisch A400M transportvliegtuig in de lucht.

Beneluxlanden liften mee op elkaars transportmiddelen

Nederland, België en Luxemburg gaan effectiever en efficiënter gebruikmaken van elkaars militaire mobiliteit. Denk hierbij aan het delen van vliegtuigen, treinen, schepen en vrachtwagens.

De landen ondertekenden hiervoor op 11 december de samenwerkingsovereenkomst tussen de National Movement Coordination Centres. Door de transportcapaciteiten te bundelen, kunnen de landen sneller reageren op internationale crises. Ook kan Defensie de bondgenoten op deze wijze beter ondersteunen. Dit draagt direct bij aan Hoofdtaak 1: het beschermen van eigen grondgebied en dat van bondgenoten.

Het delen van mobiliteitsmiddelen biedt meerdere voordelen. Zo ontstaat er meer flexibiliteit, omdat meer keuze is in beschikbare transportmiddelen. Nederland kan zo onder meer sneller toegang krijgen tot het Belgische A400M transportvliegtuig. België kan op diens beurt makkelijker treinen en schepen benutten die door Nederland worden gecoördineerd.

Bovendien gebruiken de drie landen dezelfde munteenheid. Deze geldvrije wisselkoers voor transportdiensten zorgt voor een transparante afhandeling.

De coördinatie van het delen van de middelen ligt bij het Movement Coordination Centre Europe (MCCE), gehuisvest op Vliegbasis Eindhoven. Het MCCE organiseert al het strategisch militair transport door de lucht, over zee en in de binnenwateren, over de weg en per trein.

Het centrum voert die taak uit voor de dertig deelnemende landen van de NAVO en de Europese Unie. Hierdoor benutten de landen de transportcapaciteit beter. Foto: Defensie

Generaal Steur schudt een bestuurslid van KPN de hand.

Verdere samenwerking luchtmacht en KPN

Het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) en KPN hebben verdere samenwerking bekrachtigd voor Project Keystone. Dit ambitieuze project richt zich op de ontwikkeling van een nieuw Battlefield Management System (BMS) dat de operationele capaciteiten van de luchtmacht versterkt en inspeelt op een urgente behoefte binnen het kader van Hoofdtaak 1.

Door gebruik te maken van externe expertise uit de industrie, zoals die van KPN, versnelt CLSK de digitalisering van haar operationele systemen. Na de ondertekening kan gestart worden met de bouw en implementatie met de backbone van het nieuwe BMS. Het oplevermoment is gepland voor het einde van het eerste kwartaal van 2025.

Commandant Luchtstrijdkrachten generaal Steur: “Dit project markeert een belangrijke stap in de bouw van het nieuwe Battlefield Management System voor de luchtmacht. Project Keystone beantwoordt een urgente operationele behoefte in het kader van Hoofdtaak 1: het beschermen van het eigen grondgebied en dat van bondgenoten.”

De samenwerking onderstreept volgens de generaal hoe capaciteit en expertise uit de industrie benut kan worden om de digitalisering van operationele systemen te versnellen. “Door innovatie en slagkracht vanuit de industrie te combineren met onze militaire expertise, leggen we een solide basis voor een toekomstbestendige operationele inzet. Ik ben trots op deze stap en op wat we samen kunnen bereiken. Project Keystone is niet alleen een technische vooruitgang, maar ook een krachtig voorbeeld van hoe samenwerking tussen Defensie en industrie kan bijdragen aan onze gezamenlijke doelen.” Foto: Defensie

NAVO-vlaggen aan de Hofvijver in Den Haag.

NAVO-norm van twee procent in wet

De Tweede Kamer heeft een initiatiefwetsvoorstel omarmd dat verankert dat Nederland ieder jaar ten minste twee procent van het bruto binnenlands product (bbp) uitgeeft aan Defensie.

Defensieminister Ruben Brekelmans is blij met het voorstel. “Wat mij betreft was het een historisch debat. Het huidige kabinet zet al volop stappen voorwaarts in het versterken van onze krijgsmacht. Juist nu met de stapeling aan dreigingen is stabiele en meerjarige financiële zekerheid ontzettend belangrijk. Hiermee zorgen we dat we onze krijgsmacht verder kunnen opbouwen en onze militairen gedegen uitrusten. Dit biedt de defensie-industrie meer zekerheid om de productie verder op te schalen. Ook geeft het een krachtig signaal aan onze bondgenoten dat Nederland een betrouwbare partner is.”

De wens om structureel ten minste twee procent van het bbp te besteden aan Defensie was reeds uitgesproken in het Regeerakkoord van het kabinet Schoof, dat afgelopen zomer aantrad.

Binnenkort stemt de Tweede Kamer over het initiatiefwetsvoorstel. Daarna moet ook de Eerste Kamer nog akkoord gaan. Met de nieuwe wet zou Nederland blijvend voldoen aan de huidige NAVO-norm. De bondgenoten van de NAVO spraken af in 2024 te groeien naar defensie-uitgaven van twee procent van het bbp. Van de NAVO-landen voldoen er inmiddels 23 aan de oude afspraak van twee procent. Ons land lukt dat voor het eerst. Foto: Lex van Lieshout

Artist impression van satelliet in de ruimte.

Nieuwe Nederlandse satelliet

Satellieten zijn van grote waarde bij de verzameling van inlichtingen. Daarom wordt in 2027 satelliet PAMI-1 gelanceerd. Deze gaat voor Nederland informatie vanuit de ruimte vergaren en de technologie wordt momenteel op eigen grondgebied ontwikkeld door Nederlandse bedrijven.  Met camera’s en sensoren monitoren de satellietsystemen wat er op aarde gebeurt. Door de aanwezigheid van Nederland in de ruimte te vergroten, draagt Defensie bij aan een betere informatiepositie van eigen land, maar ook die van bondgenoten.

Daarom wordt begin 2027 PAMI-1 gelanceerd. Het project wordt gedragen door een groep van Nederlandse technologiebedrijven. Het Delftse FSO Instruments neemt hierin het voortouw. De satelliet wordt door VDL ETG in Nederland gebouwd. Het bedrijf Axient Systems zorgt voor de missie-integratie.

PAMI-1 wordt straks een nieuwe capaciteit voor het Defensie Space Security Center (DSSC), dat onderdeel is van de Koninklijke Luchtmacht. Het DSSC begeleidt het project. Kennisinstellingen als TNO en het Nederlandse Luchtvaart en Ruimtevaartcentrum treden op als onderaannemer. Deze nauwe samenwerking van de bedrijven, kennisinstituten en overheid dragen bij aan het creëren van een hoogtechnologisch ecosysteem. De nieuwe satelliet wordt gefinancierd door Defensie en het ministerie van Economische Zaken.

De afgelopen jaren heeft Defensie belangrijke stappen gezet om de eigen ruimtecapaciteiten verder te ontwikkelen. Nederland lanceerde in juni 2021 haar eerste nanosatelliet: BRIK II. In samenwerking met Noorwegen volgde in januari 2023 de lancering van twee identieke nanosatellieten. Half april 2023 is een Noorse satelliet met SmallCAT gelanceerd. Nederland en Noorwegen willen deze compacte technologie testen en kijken of die binnen NAVO-verband inzetbaar is.

Logo met daarop de woorden NATO Cyber Coalition Exercise.

Cyberveiligheid getraind

Cybereenheden van het Defensie Cyber Security Centre, Commando Luchtstrijdkrachten, Koninklijke Marechausee en Commando Zeestrijdkrachten hebben deelgenomen aan de oefening Cyber Coalition '24 (CC24). Cybersecurity is cruciaal voor het kunnen blijven leveren van de luchtmachtcapaciteiten.

CC is de jaarlijkse cybersecurityoefening van de NAVO, waarin 24 landen gezamenlijk optrekken voor de verdediging van digitale systemen. De aansturing lag bij het NATO Cooperative Cyber Defence Centre of Excellence in Tallin (Estland). Het Cybersecurity Operations Center (SOC) van de luchtmacht kreeg daarbij ondersteuning van personeel van de marechaussee. De deelnemers werden geconfronteerd met gesimuleerde vijanden die probeerden in te breken op de virtuele missiesystemen. Het gecombineerde CLSK/KMAR team slaagde er uiteindelijk in deze aanvallen af te slaan.

De oefening heeft voor de collega's van het SOC veel waardevolle kennis en ervaringen van tactieken en technieken van vijandelijke staten opgeleverd. Daarbij zijn de eigen procedures en kaders tegen het licht houden. De NAVO-oefening heeft de noodzaak aangetoond om cybersecurity capaciteiten voortdurend te blijven verbeteren. De oefening stelt het CLSK Cyber Warfare Team ook instaat om de juiste opleidingsbehoeften in kaart te brengen voor het eigen personeel. Daarnaast worden de resultaten van de oefening gebruikt om de cybersecurity-capaciteiten van de luchtmacht verder te verbeteren.

AEC en Top Aces trainen vliegers

Het Nederlandse AEC Skyline en het Canadese Top Aces hebben een overeenkomst gesloten met de Koninklijke Luchtmacht om trainingen te verzorgen.

Tijdens de Defensiebeurs NEDS in Rotterdam in Ahoy kwamen twee bedrijven, die al langer samenwerken, overeen zogenoemde Adversary Air (ADAIR) trainingsdiensten aan te bieden. Hierbij fungeren speciaal daarvoor opgeleide vliegers als vijandelijke eenheden om vliegers van de luchtmacht te trainen in luchtgevechten.

Dat betreft niet alleen F-35’s, maar ook helikopters en transportvliegtuigen. Het gaat om een trainingspakket waarvan uit de praktijk nog moet blijken of het voldoende aansluit op de wensen van de KLu. De partijen spreken daarom van een PoC-werkwijze (‘proof of concept’).

Met Kongsberg Defence and Aerospace (KDA) is tijdens dezelfde defensiebeurs een overeenkomst gesloten voor de Short Range en Medium Range Air Defense (SHORAD en MRAD). Het contract loopt tot eind 2029. De eerste levering, een MRAD-Classroom trainer, staat gepland voor 2027. De MRAD- en SHORAD Fire Units stromen vanaf het derde kwartaal van 2028 tot en met eind 2029 in. Defensie schaft lanceersystemen aan voor zes MRAD- en vier SHORAD-eenheden. Dat is inclusief raketten en simulatiemiddelen. Foto: Dutch Defence Press/Gerard van Oosbree

Studenten in de bibliotheek van de TU Delft.

Defensie zoekt meer samenwerking met universiteiten

Technologie kan het verschil maken in het gevechtsveld. Daarom hield de afdeling Science & Technology van Defensie een marktconsultatie op 9 december. De krijgsmacht wil inzetten op meer wetenschappelijk onderzoek en technologieontwikkeling door de handen ineen te slaan met universiteiten.

De kernvraag op de bijeenkomst was: hoe kan de samenwerking ‘samen, slimmer en sneller?’ Vanwege deze ambitie werden ook universiteiten uitgenodigd waar nu nog minder intensief mee wordt samengewerkt. Samen met defensie-experts op het gebied van organisatie en samenwerking, verwerving, juridische kaders, financiën en (kennis)veiligheid gingen de universiteitsmedewerkers aan de slag om de kennisbasis te verbreden en te versterken. Dit gebeurde tijdens de presentaties van sprekers, in een plenaire dialoog en tijdens diverse break-outs. Aan het evenement in de Social Impact Factory in Utrecht namen ruim 150 mensen deel.

Kolonel Ilse Verdiesen, Hoofd Science & Technology, kijkt terug op een geslaagde dag. “Als Defensie moeten we openstaan voor nieuwe ideeën buiten onze eigen netwerk. De kennis van universiteiten is daarbij van onschatbare waarde. Met deze brede uitvraag willen we een gelijk speelveld creëren waarbij alle universiteiten kunnen deelnemen.” Foto: Arenda Oomen

Historische foto van Spitfire met militair personeel.

Stoffelijke resten in gecrashte Spitfire geborgen

Een ‘joint’ bergingsteam van Defensie heeft een kleine hoeveelheid stoffelijke resten aangetroffen bij de berging van een Britse Spitfire uit de Tweede Wereldoorlog. Die zijn van de Belgische vlieger Henri Goldsmit, die in 1944 door Duits luchtafweergeschut werd neergehaald.

De Bergingsdienst van de Koninklijke Luchtmacht heeft eind november in Dordrecht een Spitfire uit de Tweede Wereldoorlog geborgen. De stafofficier vliegtuigbergingen van Defensie coördineerde de operatie, ondersteund door een civiele aannemer.

Duits luchtafweergeschut haalde het jachtvliegtuig van de Royal Air Force op 3 november 1944 neer. Piloot Henri Goldsmit kwam daarbij om het leven. Zijn lichaam werd in 1950 herbegraven op het Ereveld der Belgische Vliegeniers in Evere.

De nu gevonden resten bleven op grote diepte achter tussen de wrakdelen. Ze werden voor onderzoek overgebracht naar het laboratorium van de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht in Soesterberg. In overleg met het ministerie van Defensie in België worden de stoffelijke resten bijgezet in Goldsmits graf. Foto boven: RAF; foto's onder: Koninklijke Landmacht

Bergingsmedewerkers aan het werk op de bergingslocatie van de Spitfire.
Defensieminister Ruben Brekelmans spreekt vanaf een podium het publiek toe.

Veteranen belangrijke rol voor weerbare samenleving

Het Nationale Veteranen Platform vierde op 10 december haar 35 jarig jubileum. Dat gebeurde met een symposium in Hotel Theater Figi te Zeist. De vraag hoe veteranen kunnen bijdragen aan de weerbaarheid van de samenleving stond die dag centraal.

Een belangrijke kwestie, vindt Defensieminister Ruben Brekelmans die op het evenement sprak. Hij vertelde dat momenteel niet alleen de krijgsmacht haar paraatheid verhoogt, maar dat ook het kabinet een aanpak is gestart om de maatschappelijke weerbaarheid te vergroten. Volgens de minister zijn veteranen bij uitstek geschikt om bij te dragen aan bedrijven, organisaties en een meer weerbare samenleving in het algemeen. Brekelmans: “Jullie hebben fysiek en mentaal bewezen om te kunnen gaan met stressvolle omstandigheden. Als militair hebben jullie geleerd om hoofd- van bijzaken te onderscheiden, om het doel van de missie nooit uit het oog te verliezen.”

Hij roemde dan ook het initiatief Onbekende Helden. Onder de noemer ‘Maak je organisatie sterker met een veteraan’ kunnen bedrijven leunen op de kennis en kwaliteiten van veteranen. Denk hierbij aan leiderschap, het zien van kansen en het nemen van initiatief.

Behalve de minister sprak ook de voorzitter van het veteranenplatform, Hans van Griensven, de bezoekers toe. Verder was er een paneldiscussie over de meerwaarde die veteranen kunnen bieden. Hier namen onder meer Raymond Knops (voorzitter van de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid) en Ton Heerts (burgemeester van Apeldoorn) in deel. Foto: Hans Roggen

Een C-130 landt op een onverharde landingsbaan.

Onderzoek uitbreiding vliegtrainingslocaties

Defensie heeft nog vijf locaties in onderzoek voor de uitbreiding van jachtvliegcapaciteit. Dat zijn Vliegbasis Woensdrecht en de voormalige Vliegbasis De Peel. En voor medegebruik zijn dat de civiele luchthavens Groningen Airport Eelde, Lelystad Airport en Twente Airport. Voor het trainen van tactisch luchttransport op een korte onverharde landingsbaan (‘dirt strip’) blijven in beeld: Vliegbasis Gilze-Rijen, Militair Luchtvaartterrein Deelen, de voormalige Vliegbasis De Peel en oefenterrein Leusderheide. Dat meldde staatssecretaris Gijs Tuinman op 12 december aan de Kamer.

Dit betekent dat Defensie de hiervoor eerder aangemerkte plekken niet verder onderzoekt. Voor extra jachtvliegcapaciteit waren dat vliegbases Volkel, Leeuwarden, Gilze-Rijen en Eindhoven. En voor de onverharde landingsbaan waren dat Twente Airport en oefenterreinen De Haar, Havelte-West, de Oirschotse- en Rucphense Heide. Deze locaties vallen overigens nog niet definitief af. Dat gebeurt pas als het kabinet de Beleidsvisie Ruimte voor Defensie in 2025 definitief vaststelt.

Het is nodig om activiteiten met jachtvliegtuigen binnen Nederland uit te breiden. Dit om de geoefendheid op peil te houden. Ondanks intensief gebruik van simulators en trainen in het buitenland zijn hiervoor nu onvoldoende mogelijkheden in Nederland. Dit geldt ook voor de tijdelijke stationering van jachtvliegtuigen van bondgenoten en tactische spreiding van de toestellen.

Een korte en onverharde landingsbaan is nodig om het landen en opstijgen met tactische transportvliegtuigen te trainen. Dit kan nu niet in Nederland, maar dat is wel nodig. Vooral voorafgaand aan operationele inzet.

Voor omwonenden van de aangemerkte locaties is geluidshinder een belangrijke zorg. Het aantal woningen in de omgeving is daarom een maatgevend aspect in het onderzoek naar de milieueffecten (plan-MER-onderzoek).

Naar verwachting verschijnt begin 2025 de ontwerp Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie. Daarmee neemt het kabinet een besluit over de voorkeursalternatieven en of Defensie op deze locaties mag uitbreiden. Met de beleidsvisie zijn ook alle resultaten van de milieueffectrapportage (plan-MER) beschikbaar. Foto: Ron van Dijk