06

Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 12 | 2024

Individuele oorlogstaken duidelijk voor 930 Squadron

Werken aan groene militaire bekwaamheid hard nodig

x
Leestijd: 9 minuten

Voor een groot gedeelte van het personeel binnen het ondersteunende 930 Squadron van het Defensie Helikopter Commando (DHC) is zijn of haar oorlogstaak duidelijk. Enigszins dan. Want vechten in een ‘eigen’ oorlog – of dat van NAVO-partners – deed deze generatie militairen nooit eerder. Met een flinke dosis boerenverstand gebaseerd op ervaring en conceptueel denken bereidt het op één na grootste squadron van de luchtmacht zich voor op een groen optreden onder vijandelijke dreiging.

Tekst: Jopke Rozenberg-van Lisdonk | Foto’s: sergeant-majoor Cristian Schrik | Foto boven: Anke Tesink - van Daelen

Embleem 930 Squadron
Majoor Marc de Vroome poseert buiten voor een Apache.
Commandant 930 Squadron majoor Marc de Vroome: “We moeten ergens klaar voor zijn, maar weten nog niet precies voor wat.”

Een dergelijk optreden is voor de meeste van zijn medewerkers geen tweede natuur, dat weet commandant 930 Squadron maar al te goed. “Door personele, materiele en financiële krapte – wegens de jarenlange bezuinigingen op Defensie – had deze geoefendheid geen prioriteit voor de ondersteunende diensten”, vertelt majoor Marc de Vroome. Hij voert inmiddels anderhalf jaar het commando over de eenheid en maakt topprioriteit van het voorbereid zijn op Hoofdtaak 1: het beschermen van het eigen grondgebied en dat van NAVO-partners. Door alle meespelende, of misschien beter gezegd ‘belemmerende’, factoren is dat geen gemakkelijke opgave. “We moeten op een weiland, in een bos of rondom een lege dirtstrip een vliegveld kunnen inrichten en van daaruit FOB’s (Forward Operating Bases, red.) en FARP’s (Forward Arming and Refuelling Points, red.) aan de rand van het inzetgebied kunnen ontplooien. Compleet ‘bare base’, dus zonder enige voorzieningen en bescherming van derden. In die omstandigheden moeten onze militairen vervolgens hun vak uitoefenen. De meesten hebben dat nooit eerder gedaan. Bovendien is een gedeelte van ons materieel, zoals werkplaatscontainers, aggregaten en diverse voertuigen verouderd of schaars aanwezig.”

Een militair tankt een helikopter met draaiende motor en rotorbladen bij op een helikopterplatform.
Het 930 Squadron draagt zorg voor de logistieke, technische en CIS-ondersteuning van het DHC. ‘Hot refuel’, een helikopter bijtanken terwijl de motor en de rotor nog draaien, is een belangrijke vaardigheid.

Veel uitdagingen

Gelukkig is de can do-mentaliteit en flexibiliteit, die de meeste militairen bezitten, een groot goed. “Mijn mensen zijn super enthousiast”, zegt De Vroome al even enthousiast. “Ik moet ze bijna afremmen. De ‘witte bedrijfsvoering’ (de bedrijfsvoering op de vliegbasis in vredestijd, red.) moeten we namelijk ook draaiend houden. Tussen dat gewone werk en het verbeteren van de groene getraindheid moeten we een goede balans vinden. Dat levert veel uitdagingen op qua personeels- en werkplanning en de inzet van onze schaarse spullen.”

Tussen twee militaire vrachtwagens zit een militair met een hoofdwond. Een collega verleent eerste hulp. Sergeant Tom staat ernaast te kijken met een notitieboekje in de hand.
Sergeant Tom beoordeelt in zijn rol van kerninstructeur ZHKH het militair handelen tijdens een oefenscenario.

‘Wat heeft iemand nodig om te functioneren in een relatief onveilig gebied’

Sergeant Tom is medewerker Opleiding & Training en heeft als hoofdtaak de groene getraindheid van het squadron – 378 collega’s – in kaart te brengen en te helpen faciliteren.

“Twee jaar voor de Russische inval in Oekraïne startte ik op deze nieuw gecreëerde functie. Mijn taak was om inzichtelijk te maken hoe de eenheid er qua getraindheid, ervaring en opleidingen voor stond. In een jaar tijd heb ik dat samen met collega’s per individu in kaart gebracht, zowel op vaktechnisch als op militair niveau. Uit dat overzicht bleek dat we goede vakspecialisten hadden, maar met een lage militaire bekwaamheid. Een logisch gevolg na jarenlange bezuinigingen en het werk dat we deden voor Hoofdtaak 2 (het bevorderen van de (internationale) rechtsorde en stabiliteit, red.). Voor iedere functie werd een normering qua opleiding en ervaring vastgesteld op beide gebieden. Daarmee werd inzichtelijk wat iemand moet kennen en kunnen om niet alleen een goed vakspecialist maar ook militair inzetbaar te zijn. Hiermee kwam meer structuur in ieders opleidingsplan.

In het daaropvolgende jaar, dus een jaar voor de Russische invasie, zijn we er praktisch mee gestart om iedereen naar een hogere gereedheidsstatus te brengen. Qua capaciteit blijft dat echter een uitdaging. Want iemand die een opleiding, training of oefening moet volgen, kan ondertussen niet zijn normale werkzaamheden uitvoeren. Dat kan een werkplanning of het ondersteunen van de vliegende eenheden in de war schoppen. Maar er moeten keuzes gemaakt worden. De commandant kan nu op basis van goede overzichten beter doordachte prioriteiten stellen.

Met een aantal collega’s heb ik hierin vooral een faciliterende rol. We zorgen dat de overzichten op orde zijn, vragen opleidingsplaatsen aan – van een Excel-cursus tot schietlessen – en gaan in overleg om oefeningen aan te passen zodat militairen ook daar zoveel mogelijk trainingswinst naar behoefte behalen. Ook speciale squadrongeleide oefeningen zet ik mee op. Tussendoor probeer ik onze vakspecialisten ook weleens te verrassen met een oefenscenario op de werkvloer. Dan zet ik bijvoorbeeld met een collega een ZHKH-scenario (Zelf Hulp Kameraden Hulp scenario, red.) in scène op of rondom de werkplaats.

Momenteel zijn we bezig om ook de normeringen qua opleidingen, trainingen en oefeningen te bepalen die nodig zijn voor de oorlogstaak van ieder individu. Simpel gezegd kijk je dan naar wat iemand nog meer nodig heeft om ook te kunnen functioneren in een gebied dat relatief onveilig is.”

Twee voertuigmonteurs aan het werk.
Het squadron kent met 92 procent een hoge functiebezettingsgraad. Echter is daarvan 20 procent nog leerling.

Individuele gereedstelling

In het kader van de individuele gereedstelling verwacht De Vroome dat medewerkers daarin ook zelf een actieve rol pakken. “Vanuit de leiding informeren en faciliteren we veel, maar iedere collega heeft ook een eigen verantwoordelijkheid”, zegt de majoor serieus. Hij draait een groot whiteboard om met daarop een organogram van het Combat Service Support (CSS) Squadron. Wanneer er oorlog op NAVO-grondgebied uitbreekt, wordt onder andere dit DHC-squadron ingezet. In tegenstelling tot de twee rotary wing squadrons is het geen organieke eenheid, maar een samenstel van alle ondersteunende diensten, voornamelijk afkomstig van het DHC. Het bevat daarmee niet alleen de 930-diensten op het gebied van logistiek, onderhoud en CIS, maar bijvoorbeeld ook verkeersleiding, brandweer en operationele gezondheidszorg.

Vrijwel alle arbeidsplaatsen van de functies geleverd vanuit het 930 Squadron staan al op naam, vertelt de majoor. “Door collega’s te vertellen welke oorlogstaak ze krijgen, wordt het voor hen concreter. Mensen gaan nadenken: ‘straks ben ik ervan en dan is er niemand meer die mij gaat vertellen wat ik precies moet doen en welke spullen ik daarvoor moet gebruiken’. Het zorgt voor eigenaarschap en pro-activiteit. En die mindset hebben we nodig. Samen met creativiteit, flexibiliteit en waar nodig leiderschap nemen.” De oorlogstaak van De Vroome zelf in het CSS Squadron is die van commandant.

Combat Service Support Squadron

De definitieve samenstelling en taak van het Combat Service Support (CSS) Squadron is afhankelijk van de plannen van de Taskforce DHC Family of Plans. Deze taskforce is fulltime bezig met de conceptuele ontwikkeling van het DHC, welke wordt gebaseerd op de hoger liggende plannen vanuit onder andere de Defensiestaf. Die plannen zijn op hun beurt in lijn met de NAVO-plannen.

Gevoelsmatig heel anders

De Vroome benadrukt dat zijn mensen niet anders gewend zijn dan dat het werk planbaar is en in een relatief veilige omgeving met goede basisvoorzieningen gebeurt, ook tijdens een uitzending. “De inzet betreft de laatste decennia altijd vredesmissies waarin we samenwerken met andere landen vanuit een relatief veilig kamp. Dergelijke ‘wars of choice’ zijn een wereld van verschil met een ‘war of necessity’, waarin een beroep wordt gedaan op onder andere een grotere zelfredzaamheid. Onszelf daarvoor klaarstomen is bovendien gevoelsmatig heel anders. In plaats van bijdragen aan vrede en stabiliteit in een land ver weg staat nu iemand aan de poort van ons NAVO-grondgebied te rammelen.”

Portretfoto van Sergeant 1 Dick.
Sergeant 1 Dick: ‘Onze militaire getraindheid was nooit prioriteit.’

‘Wat moeten we meenemen als er nul voorzieningen zijn?’

Sergeant 1 Dick is voertuigonderhoudsmonteur en operationeel wielberger. Taken die hij nog nooit in onveilig gebied heeft moeten uitvoeren.

“In de veertien jaar dat ik als voertuigonderhoudsmonteur werk, ging ik drie keer op uitzending, maar heb ik nog nooit geoefend met een FOB en een FARP. Bij de oefeningen waaraan ik deelnam, was nooit een FOB ingericht. Wel een FARP, maar daar werd ik niet ingezet. Dat kwam omdat onze militaire getraindheid nooit op het prioriteitenlijstje van de oefening stond. Het ging altijd om de vliegende eenheden. Met de onderdelen van het 930 Squadron waren wij altijd ondersteunend. Wanneer er geen voertuigen stuk gingen, hadden wij het rustig. In feite was er voor ons dus altijd sprake van een echte inzet. Of geen inzet. Collega’s die wel ingezet werden, deden dat niet onder gesimuleerde dreiging. Voor ons zat er wat dat betreft geen oefenelement in. De komende tijd gaan we daar meer op focussen.

Zo denken we momenteel na hoe we onze staging area (de geïmproviseerde vliegbasis nabij het oorlogsgebied, red.) moeten inrichten. Wat moeten we daarvoor meenemen als er nul voorzieningen zijn? En welke gereedschappen en onderdelen nemen we vervolgens van daaruit mee naar een FOB, die een heel stuk verderop richting de vijandelijke linies ligt? Dat moet je bepalen op basis van de voertuigen die worden ingezet op de FARP, die dan vaak nog verder voorwaarts ligt. Denk daarbij aan een tankwagen, brandweerwagen, voertuigen van de medische dienst en een gereedschapswagen van de gronduitrusting. De bedoeling is dat we ter plaatse een storingsreactie kunnen verhelpen en eventueel het voertuig kunnen bergen. We moeten het dan vanaf de FARP meenemen naar de FOB en het daar onder mogelijke dreiging met beperkte eigen middelen repareren. Lukt dat niet, dan moet het voertuig naar de staging area en moeten we van daaruit een vervangend voertuig inzetten. De collega’s die momenteel paraat staan, gaan deze elementen trainen in oefenscenario’s. Door de personele krapte en de hoeveelheid werk, kunnen we niet sneller dan stap voor stap en moeten we iedereen om de beurt opleiden.”

In een bosomgeving trekken militairen met behulp van een bergingsvoertuig een gekantelde militaire vrachtwagen overeind.
Verouderd materieel belemmert een goede inzetbaarheid. Het YBZ-bergingsvoertuig doet op deze foto goed zijn werk, maar is al veertig jaar oud en niet sterk genoeg om de nieuwe Scania’s uit onverhard terrein te slepen. Volgens planning wordt het voertuig in 2028 pas vervangen. Tot die tijd is hulp van bijvoorbeeld het bergingsrupsvoertuig van de landmacht benodigd. Foto: Anke Tesink - van Daelen

‘Vliegers ondersteunend aan óns oefenprogramma’

Groene getraindheid

“Oefenen voor een goede groene getraindheid is essentieel”, gaat De Vroome verder. “Oók voor ons als ondersteunende eenheid. De vliegende eenheden beseffen steeds meer dat ze combat service support nodig hebben voor hun eigen voorzettingsvermogen. Daarom krijgen onze oefendoelen nu een hogere prioriteit. Hierbij komt het voor dat vliegers ondersteunend aan óns oefenprogramma zijn in plaats van andersom.”

De Vroome: “We weten dat er een grote kans is dat de NAVO een hoge gereedstellingsstatus van de DHC-eenheden verwacht. Over de details is nog veel onzeker, maar het weerhoudt ons er niet van om voorwaarts te gaan met zaken die we al wel weten of zelf kunnen ontwikkelen. Bottum-up samenwerken is daarbij essentieel.”

Militairen op de hei voeren een schietoefening uit met een gasmasker op.
De Vroome: ‘Een keer per jaar de militaire basisvaardigheden zoals schieten en omgaan met CBRN-dreiging oefenen is voor onze opwerking momenteel echt te weinig.’ Foto: Anke Tesink - van Daelen