Grootste onderzoek ooit naar optreden in (potentieel) gevaarlijke situaties
Hoe bereid je je zo goed mogelijk voor op (potentieel) gevaarlijke situaties? En sluiten de scenariotrainingen ook aan op de praktijk? Nee, zo luidt de zeer beknopte conclusie in het onderzoek van kolonel dr. Wendy Dorrestijn. Afgelopen juni promoveerde ze op dit onderwerp. Maar er is ook goed nieuws: verbetering is inmiddels in gang gezet.
De kersverse doctor startte haar onderzoek zo’n 6 jaar geleden. Dat deed ze vanuit een ‘intrinsieke nieuwsgierigheid’. Haar passie voor het onderwerp ontstond toen ze bijna 35 jaar geleden bij de politie aan de slag ging. Uiteindelijk klom ze daar op tot districtchef. In die functie kreeg ze veelvuldig te maken met zware inzetten. “Ik ben altijd gefascineerd geweest door de vraag waarom het goed of fout gaat op straat en of dat te beïnvloeden is.”
Al in een vroeg stadium van het onderzoek sloot ook de Marechaussee aan. “Het leek wel een champignonkwekerij: het onderwerp popte overal op en steeds meer organisaties wilden meewerken”, vertelt Wendy trots. “Toen werd het plotseling het grootste onderzoek dat ooit wereldwijd is gedaan naar optreden in (potentieel) gevaarlijke situaties. Als je me dat van tevoren had verteld, had ik denk ik zwaar aan het zuurstof gemoeten”, lacht ze.
Dorrestijn volgde na haar promotie een militaire opleiding en maakte uiteindelijk definitief de overstap naar de Marechaussee. Inmiddels reist ze de wereld over om haar bevindingen te delen. “Iedereen wil mee met de aanbevelingen.”
Bijna 2.000 deelnemers
In totaal nam Dorrestijn 430 echte incidenten en 1.250 scenario-trainingen onder de loep. Ruim 1.900 politiemensen en militairen namen deel aan het onderzoek, verspreid over 12 trainingscentra in Nederland en het Caribisch gebied. Binnen de Marechaussee ging het om collega’s op Schiphol tot collega’s van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB). “Het hele geweldsspectrum zit in het onderzoek en dat is gewoon mateloos fascinerend”, aldus de kolonel.
‘In de eerste plaats ben ik mens, in de tweede diender en pas daarna wetenschapper’
Wat heb je specifiek onderzocht?
“Ik heb vooral gekeken naar wat er op straat en in scenariotrainingen gebeurt. Vanuit de aanname dat je de trainingen volgt om het op straat beter te doen. Ik was benieuwd hoe die 2 zich tot elkaar verhouden. Kunnen we beter trainen om te zorgen dat het op straat ook beter gaat? Voor ons, maar ook voor de burgers. Daarnaast was ik benieuwd naar de rol die persoonsgebonden factoren daarbij spelen. Dus maakt het uit of je, zoals ik, een vrouw van 52 bent, of een man van 26? Het gaat daarbij bijvoorbeeld ook om ervaring, operationele achtergrond, fitheid en de mentale toestand van een persoon.”
Hoe zag het onderzoek eruit?
“Het observeren bestond uit eindeloos diensten meedraaien. Ik heb 1,5 jaar in een spijkerbroek achterin de auto gezeten om te kijken wat er nou gebeurde. Als je wat afstand neemt, zie je meer dan wanneer je zelf deelnemer bent. Zelf heb ik meegekeken op de hot spots tijdens de hot times. Hier was de kans op incidenten groter. Door studenten is daarnaast gekeken naar reguliere diensten. Ook op de ‘saaie zondagochtend’.
Dit onderzoek had niet door een reguliere wetenschapper uitgevoerd kunnen worden. Het feit dat ik zelf uit de operaties afkomstig ben, maakte 2 verschillen: het is makkelijker om mensen te benaderen én je kunt veel beter onder de motorkap kijken. Je krijgt het echte verhaal te horen, omdat collega’s zich bloot durven geven. Ondanks de uitgebreide vragen- en observatielijst vonden mensen het leuk om mee te werken.”
Lukte het als collega om altijd afstand te bewaren tijdens het onderzoek?
“Soms heb ik moeten interveniëren. In de eerste plaats ben ik mens, in de tweede diender en pas daarna wetenschapper. Als er gevaar was voor collega’s, greep ik in. Zo werd bij een van mijn observaties een verdachte aangehouden. Het was heel hectisch. De verdachte ging met zijn hand naar zijn binnenzak en de collega had daar geen zicht op, maar ik wel. Hij haalde daar een scherp voorwerp uit. Daar ben ik gewoon opgesprongen. Ik ga dan niet kijken hoe collega’s het mogelijk aanpakken.”
Wat was verder het beeld dat je kreeg?
“In 99 procent van de gevallen zag ik vooral professionaliteit, zowel bij de politie als bij de Marechaussee. Ik zag betrokken collega’s, maar ook jonge collega’s die de regie namen. Echt diep respect. Wat ik heel mooi vond, was een situatie met een jonge marechaussee op Schiphol. Hij had hooguit 1 dienstjaar. Vanwege allerlei ziekmeldingen werd hij die dag plaatsvervangend commandant. Hij zei: ‘Mevrouw, als het vandaag uit de hand loopt, gaat u achter mij staan en zorg ik dat u veilig bent.’ Als je daar op je 19e over nadenkt en daar vervolgens verantwoordelijkheid voor pakt, dan vind ik je echt een baas. Natuurlijk zie je de donkere kant, maar ik heb overwegend mooie dingen gezien. Ik heb grenzeloos vertrouwen in onze mensen. Daar had ik al een warm hart voor, maar dat is alleen maar groter geworden.”
Wat zijn de belangrijkste conclusies na al die autoritten en observaties?
“Als ik het moet samenvatten, is er een ernstig gat tussen wat we in trainingen doen en wat er in (potentieel) gevaarlijke situaties daadwerkelijk gebeurt. Wat je ziet, is dat we in trainingen vaak focussen op de bovenkant van geweld, ernstig geweld. Maar 95 procent van onze mensen wordt daar zo goed als nooit mee geconfronteerd. Als je kijkt naar de hoeveelheid uren die we daaraan besteden, is de balans zoek. Daardoor is de basis niet op orde. Het is nu eigenlijk alsof je een voetbalelftal traint, en de focus met name op de penalty’s ligt. Dat is heel belangrijk, maar de wedstrijd wordt in principe gemaakt of gewonnen in de 90 minuten daarvoor.”
‘We maken onvoldoende gebruik van de mogelijkheid tot leren’
Hoe kunnen we beter trainen?
“Het werk op straat bestaat uit 3 fases. In de voorfase ontvang je een melding of opdracht. Daarin doe je de voorbereiding en maak je afspraken. Stel: er staat een man bij de gate op Schiphol en hij doet ingewikkeld, dan gaan we daarheen. We maken dan afspraken over wie hem benadert en wie bijvoorbeeld de omgeving in de gaten houdt. Het succes op straat wordt in hoge mate bepaald door die voorfase, blijkt uit de analyses.
In trainingen zie je juist dat collega’s bijna meteen in de actie worden gezet. Dan zit je al in de tweede fase. Dat in combinatie met de hoeveelheid geweld, brengt je snel bij een geweldsaanwending. Zo was in meer dan 50 procent van de trainingsgevallen sprake van een noodweerschot. Dat betekent dat collega’s echt geen enkele andere mogelijkheid meer hadden om de situatie op te lossen. In de praktijk loopt nog geen 1,5 procent van de potentieel gevaarlijke situaties af in een geweldsaanwending van de (politie)ambtenaar. Wat het onderzoek verder laat zien, is dat evalueren achteraf nauwelijks gebeurt.”
Waren er voor jou andere verrassende uitkomsten?
“Een van de uitkomsten waar ik heel blij mee ben, is die van actie-intelligentie. Dat is het vermogen om je aan te passen terwijl de actie al loopt. Actie-intelligentie is dus echt een ding en een van de moeilijkste zaken om te trainen. Maar dat kan alleen als je dat in alledrie de fases doet. Daar zou in de training meer ruimte voor moeten zijn. En daar heb je vooraf dus ook het plaatje voor nodig.”
Wat waren de belangrijke verschillen in persoonsgebonden factoren, bijvoorbeeld tussen man en vrouw?
“Wat we gemiddeld zien, is dat het effect van cortisol, het stresshormoon, op mannen en vrouwen een ander effect heeft. Mannen worden direct dommer en gaan dan meer risicovol gedrag vertonen. Vrouwen worden aanvankelijk slimmer en daar zie je juist een piek in prestaties. Andersom herstellen mannen ook sneller en blijven vrouwen vervolgens langer hangen in meer disfunctioneel gedrag. Dat is vanuit trainingsperspectief super interessant en relevant.
Gemiddeld genomen moet je vrouwen dus trainen op het herstel na stress, en mannen op het behoud bij stress. Maar ook voor selecties is dit relevant. Als je door een mannelijke bril naar vrouwen kijkt, zie je andere dingen. Ik heb meegemaakt dat een vrouw volgens de selecteur de actie aan het uitstellen was, terwijl ze in werkelijkheid nog steeds in staat was het gesprek te voeren. Daardoor worden vrouwen mogelijk afgewezen terwijl dat niet nodig is.”
Gebeurt er al iets met de uitkomsten van het onderzoek?
“Iedereen wil mee met de aanbevelingen. Dat is meer dan je durft te dromen als wetenschapper. Zo heeft de sector Integrale Beroepsvaardigheden Training (IBT) al in een heel vroeg stadium trainingen aangepast op basis van de voorlopige uitkomsten. Het onderzoek liep toen nog. De aanpassingen zitten ‘m onder meer in die 3 fases en de combinatie van tactisch gedrag en softskills.”
‘Aanbevelingen door iedereen opgepakt’
Wat wil je collega’s concreet meegeven op basis van het onderzoek?
“Als je een spannende melding of opdracht krijgt, maak dan met je collega pas op de plaats, stel een doel vast en maak afspraken. Dat kan heel kort: jij de omgeving, ik de persoon. Werk heel kort met scenario’s: het slechtste, het beste en het meest waarschijnlijke. Als je dat cognitief doorloopt, bespaart je dat chaos en verwondingen bij zowel ons als de verdachte. En heb het er achteraf nog over met elkaar. Dan ben ik al blij. Zo heb je 3 leermomenten voor de prijs van 1.”
Het boek van Wendy Dorrestijn (‘Beyond the Split Second - Police and Military in Training and Action’) is online verkrijgbaar.