‘Binnen negen minuten komen 19 jongens om het leven'
In het beroemde liedje ‘Take me home, Country Roads’, zingt John Denver over de reis naar zijn familiereünie in West Virginia. Een warme ballad vol nostalgie dat tot op de dag van vandaag meegezongen wordt in kroegen over de hele wereld. Voor een klein plaatsje in de staat Virginia zal het lied echter altijd een bittere nasmaak houden. De ‘country roads’ brachten hun zonen namelijk níet thuis…
Tekst en foto’s: sergeant Jasper Verolme
Met de Blue Ridge Mountains op de achtergrond is het plaatsje Bedford het toonbeeld van een idyllisch Amerikaans stadje, met een hoofdstraat vol kleine boetiekjes en koffiezaakjes. Op straat zeggen mensen elkaar nog ‘ouderwets’ gedag bij het passeren.
In het plaatsje lijkt de rest van de wereld ver weg. Zo was het ook decennia geleden, toen er op grote afstand van Bedford een grote oorlog op het Europese continent woedde. Aan die rust kwam op 7 december 1941 een abrupt einde. Amerika was in oorlog.
Abel-compagnie
Bedford is in die tijd de thuisbasis van de Abel-compagnie van het 116de Infanterieregiment van de Virginia National Guards. 38 jonge mannen trainen er iedere maandagavond hun militaire vaardigheden. Na afloop krijgen ze 1 dollar uitbetaald. Zo vlak na de Grote Depressie in de jaren ‘30 een welkome verdienste, waarvan de helft direct naar pa en ma gaat. De overige 50 cent wordt bij de ‘Greens Drugstore’ gespendeerd aan frisdrank, sigaretten en snoep.
Omaha Beach
Dat de militairen ook daadwerkelijk zouden worden ingezet, hadden deze jongens nooit verwacht. Toch werd hun regiment, onderdeel van de 29e Divisie, in 1944 ingescheept naar Engeland. De Abel-compagnie maakt deel uit van de eerste aanvalsgolf van de geallieerden op Omaha Beach. Binnen negen minuten komen 19 jongens uit de compagnie om het leven. Later volgen er nog vier. Nergens in de Verenigde Staten was het aantal slachtoffers dat omkwam in de oorlog naar verhouding zo groot als in het kleine, slaperige Bedford.
Telegram
Bij de ‘Greens Drugstore’, waar de jongens hun maandagavonden spenderen, stroomden nu de telegrammen binnen voor hun gezinnen, vertelt Ken Parker. Hij en zijn vrouw kopen het gebouw zes jaar geleden en toveren het om in een museum. Een beslissing die heel wat losmaakt in het dorp. “Geregeld kwamen er mensen langs met een schoenendoos vol brieven en persoonlijke spullen. Zelfs de telegraafmachine bleek nog bij iemand in zijn schuur te staan”, vertelt Parker. Maar het meest bijzondere item was misschien wel een ongeopend telegram. “Die ouders wisten natuurlijk precies hoe laat het was…”
Het verwerken van al het verlies duurt voor de getroffen gezinnen jaren. In 1947 krijgen nabestaanden de keuze om hun zonen terug te halen naar de Verenigde Staten of te laten rusten in Normandië. 9 van de Bedford Boys komen thuis. Volgens Parker sloot voor veel nabestaanden hier het boek.
Een nationaal herdenkingspunt
Hoewel het verlies misschien decennia geleden is, blijft het tragische verhaal een inktzwarte bladzijde in de geschiedenis. Zo’n veertig jaar na D-Day is het Bob Slaughter die het verhaal weer onder de aandacht wil brengen. Zelf komt hij uit het nabijgelegen Roanoke en is ook D-Day veteraan. Op dat moment lijkt de Koude Oorlog te eindigen. De wereld kijkt weer vooruit. Slaughter vreest dat de offers van zijn generatie in vergetelheid raken.
Samen met een kleine groep veteranen vormt hij een comité om meer aandacht te genereren voor de militairen die niet levend terugkeerden van de bloedige Tweede Wereldoorlog. Hun doel? Een nationaal D-Day monument. De zoektocht naar een geschikte locatie leidt al snel naar Bedford. Nadat het comité het Amerikaanse congres heeft overtuigd en persoonlijk goedkeuring ontvangt van toenmalig president Bill Clinton, beginnen de veteranen met de geldinzameling. Eén probleem: de Amerikaanse overheid maakt geen budget vrij.