‘Ik ben trots op het uniform, trots dat ik hier mag staan’

Luchtfoto van een enorme menigte op de Dam tijdens de Nationale Dodenherdenking.
Van bovenaf zijn de twee rijen die het erecouloir vormen goed te zien. Tussendoor lopen het koninklijk paar en enkele politieke en militaire hoogwaardigheidsbekleders richting het Nationaal Monument.

1 meter 81. Dat is de ruimte tussen ieder van de zestig veteranen die in twee rijen het erecouloir vormen tussen het Paleis op de Dam en het Nationaal Monument, tijdens de Nationale Dodenherdenking in Amsterdam. Eén van de veteranen in deze erehaag is adjudant buiten dienst Chris Fréni (66). “Ik sta hier op 4 mei voor onze vrede, voor mijn gesneuvelde kameraden en in het bijzonder voor de eerste generatie KNIL-militairen die aankwam in Nederland.”

Tekst: Kapitein Jessica Bode | Foto's: Kick Smeets (Studio 38C), ANP

Het is tien minuten voor acht uur als de Marinierskapel morgenavond de proloog speelt van de speciale 4 mei compositie ‘Tot de doden’. Na het korte ‘Geeft acht trompetsignaal’ stappen koning Willem-Alexander en koningin Máxima het Paleis op de Dam uit, om bij het monument de eerste krans te leggen. Daarbij passeren ze het erecouloir; het militaire herdenkingsritueel gevormd door veteranen. “Met stipjes op de grond weten we waar we moeten staan”, verklapt Fréni. “Ik ben twaalfde. Best spannend.”

Adjudant buiten dienst Chris Fréni in zijn nette pak op de Dam.
Adjudant buiten dienst Chris Fréni vormt met nog 59 andere veteranen het erecouloir tijdens de Nationale Dodenherdenking op de Dam.

Trots op uniform

Om exact 19.58 uur en dertig seconden wordt dan het Signaal Taptoe gespeeld door een militair trompettist, waarmee de twee minuten stilte worden ingeluid.

‘Ze hebben niet de eer en het respect gehad die ze verdienen’

“Het is bijzonder om als zesde generatie van militairen onderdeel te zijn van dit erecouloir. Ik ben trots op Defensie, op mijn uniform en op de elf uitzendingen die ik heb gedraaid in het voormalige Joegoslavië, Irak en Afghanistan. Ik heb bijzondere momenten meegemaakt, maar ook verdrietige ervaringen gekend waarbij collega’s zijn gesneuveld. Daarom sta ik hier, om te herdenken.”

Militairen in het nette pak staan in twee rijen opgesteld en tussendoor lopen eveneens militairen.
Om het erecouloir vlekkeloos te laten verlopen, wordt vooraf meermaals geoefend op het Marine Etablissement in Amsterdam (archieffoto).

Beweegredenen

De veteranen die de erehaag vormen, hebben ieder hun eigen beweegreden om mee te doen. Dat geldt ook voor adjudant b.d. Fréni. Op 4 mei is zijn aandacht vooral bij de herdenking van hen, die tussen 1814 en 1950 vochten voor vrijheid bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL).

‘Hij praatte nooit over de oorlog en zijn krijgsgevangenschap’

“Met name de eerste generatie ‘Knillers’ die 73 jaar geleden vanuit de Molukken per boot naar Nederland kwamen. Zij hebben niet de eer en het respect gehad die ze verdienen.” Hij doelt daarmee ook op zijn eigen vader, die als krijgsgevangen militair onder meer aan de Birma-spoorweg in Thailand heeft gewerkt. “Daarna is hij naar Nederland gekomen en heeft hij nog decennialang bij de landmacht gediend.”

Adjudant buiten dienst Chris Fréni in zijn nette pak op de Dam.
Stipjes op de grond markeren waar de deelnemers aan het erecouloir moeten staan. 1.81 meter uit elkaar om precies te zijn.

Het schiet Fréni te binnen dat zijn vader slechts twee onderscheidingen op zijn uniform droeg: het insigne voor militaire sport (MLV brons) en het Vierdaagsekruisje. “Daar had hij fysiek iets voor moeten doen”, herhaalt hij zijn vaders woorden. “De andere medailles, zoals het Nieuw-Guinea Herinneringskruis, vonden we terug op zolder. Ik had het graag geweten, maar hij praatte nooit over de oorlog en zijn krijgsgevangenschap onder de jappen.”

Veteranen lopen in een mars voorbij in de Amsterdamse binnenstad.
Het erecouloir loopt een klein stuk door de Amsterdamse binnenstad om bij de Dam te komen.
Een marineveteraan staat in de houding in het erecouloir op de Dam.
Archieffoto van een veteraan van het erecouloir in 2023.

Zuidoost-Azië

Fréni trad in de voetsporen van zijn voorvaderen en koos voor een leven in dienst van de krijgsmacht. Net als zijn twee zoons decennia later ook zouden doen. “36 jaar geleden begon ik als dienstplichtige. Een jaar later werd ik beroeps… Infanterist. Ik heb alle functies gedaan die je daar kunt ambiëren.”

Portret van Chris Fréni in GVT, toen hij nog adjudant was.
Fréni was adjudant bij 11 Luchtmobiele Brigade.
Recente portretfoto van Chris Fréni

In 2014 ging hij met ‘functioneel leeftijdsontslag’, al laat dat pensioen sindsdien op zich wachten. Het toeval bracht Fréni eind 2015 eerst nog in Jakarta, waar hij een baan kreeg als assistent-militair attaché Zuidoost-Azië. “Een geschenk uit de hemel. Nog voordat ik in dienst ging zag ik in Arnhem eens een militair met een indrukwekkend beige pak aan. Ik vroeg hem waar hij vandaan kwam en hij bleek defensieattaché voor Djibouti te zijn. Een kolonelsfunctie, maar hij vertelde me toen dat je als sergeant-majoor ook assistent kon worden. Dat heb ik altijd onthouden.”

Bovendien wilde Fréni graag terug naar Indonesië, vanwege zijn Indische roots. “Mijn schoonfamilie is van Ambon, mijn grootvader en ouders van Java”, vertelt hij trots. “Mijn opa sneuvelde hier tijdens de Tweede Wereldoorlog. Er deden binnen de familie allemaal verhalen de ronde, maar niemand wist precies hoe of wat.”

Koning Willem-Alexander lopen door het erecouloir en een close-up van een opgestelde veteraan.
Archieffoto’s van de Nationale Dodenherdenking vorig jaar.

Hellship

In Indonesië kwam Fréni erachter dat zijn grootvader als krijgsgevange met een gevangenentransport naar Japan was vervoerd. “Onderweg werd zijn hellship gebombardeerd door de geallieerden. Omdat mijn opa al ziek was, hebben ze hem overboord gegooid. Hij kreeg een zeemansgraf op de Floreszee. Toen ik in Jakarta werkte, mocht ik tijdens de herdenking van de Slag op de Javazee een krans in het water gooien...”

Twee zwart-wit foto’s van normaal uitziende Japanse vrachtschepen.
Foto ter illustratie: De Japanse hellships ‘Pacific Maru’ en de ‘Junyo Maru’ (rechts) die op 18 september 1944 op de Indische Oceaan tot zinken werden gebracht. Foto: City of Vancouver Archives (Walter Edwin Frost).

Niet graag in de picture

Uiteindelijk keerde Fréni in 2018 terug naar Nederland, waar hij sindsdien twintig uur per week hoofd Militaire Veiligheid bij 11 Luchtmobiele Brigade is. “Ik adviseer eenheden die op oefening of uitzending gaan en ik houd me samen met de MIVD en de landmacht bezig met de screening van militairen die hier komen werken.”

‘Ik ben een heel trotse veteraan’

Het was zijn huidige commandant die hem op het erecouloir attendeerde. “Of ik daaraan mee wilde doen... Eerst vond ik het niet zo nodig, ik sta niet graag in de picture. Maar ziet u, ik ben wel een heel trotse veteraan en dat wil ik laten zien.” Opdat we niet vergeten!