04

Dit artikel hoort bij: Defensiekrant 27

Terugkijker

Tekst Martin Zijlstra
Foto Diversen

Het is weer tijd voor een blik op de kalender. In de rubriek 'Terugkijker' richten we het vizier om de week op een gebeurtenis uit het verleden. Van militair-historische aard en gebeurtenissen waarbij Defensie betrokken was, maar ook situaties met globale impact. 

Om hiermee het ‘o ja’-gevoel op te roepen, maar ook omdat we in deze jachtige tijd gebeurtenissen vaak zo snel vergeten of het ons niet meer exact herinneren. Deze keer aandacht voor 21 juli 1947, de dag waarop in het toenmalige Nederlands-Indië de Eerste Politionele Actie van start ging en bijna 100.000 Nederlandse militairen de strijd aan bonden met Indonesische nationalisten.

Nederlands-Indië gaf zich 9 maart 1942 over aan het Japanse leger. Na die capitulatie zag de bevolking de Japanners als bevrijders. Maar de vriendschappelijke gevoelens werden niet gedeeld door de bezetters die in Nederlands-Indië vooral een 'voorraadkamer' zagen, met alles wat ze nodig hadden om hun oorlog te kunnen voeren. Toch werkten de Indonesische leiders Soekarno en Mohammed Hatta samen met de Japanners. De nationalistische gevoelens van de bevolking werden aangewakkerd. Zo werden de jaren van de Tweede Wereldoorlog een ideale voedingsbodem voor het Indonesische streven naar onafhankelijkheid. Snel na de Japanse capitulatie kwam het tot een geweldsuitbarsting.

Opstand

Al tijdens de oorlog was ons land zich bewust van de Indonesische wens naar onafhankelijkheid. In 1942 verklaarde koningin Wilhelmina in Londen dat er na de oorlog een conferentie zou komen over die zelfstandigheid. Maar dat weerhield de Indonesische leiders niet om op 17 augustus 1945, twee dagen na de Japanse capitulatie, de onafhankelijkheid uit te roepen. Nederland nam daar geen genoegen mee en zag het Indonesische optreden als een opstand. Bovendien wilden ze niet praten met Soekarno en Hatto, omdat ze samenwerkten met de Japanners.

Links: Twee amfibische tractoren van de mariniers maken bij Soemedangan op Madoera de oversteek van een rivier. Op de achtergrond een door opstandelingen vernielde brug. Rechts: militairen van het Regiment Stoottroepen bij hun Bren-carriers op Palembang, Sumatra. (Foto's: NIMH).

Nieuwe verklaringen

Pas toen in Indonesië de sociaaldemocraat Sjahrir aan de macht kwam, was er sprake van een acceptabele gesprekspartner. In de tussentijd laaide het geweld tussen de Indonesische nationalisten, Nederlandse militairen, Indische Nederlanders en Molukkers regelmatig hoog op. Met veel slachtoffers tot gevolg.

In april 1946 vonden op de Veluwe onderhandelingen plaats. De Nederlandse insteek was dat Indonesië pas op termijn, bijvoorbeeld na tien jaar, onafhankelijk zou worden. Maar wel binnen een Unie met Nederland, inclusief de koningin als staatshoofd. Dit was onacceptabel voor de Indonesiërs. De vruchteloze gesprekken noodzaakten nieuw overleg, ditmaal in Indonesië. Die waren wel succesvol en in maart 1947 werd het Akkoord van Linggadjati getekend.

Uiteindelijk werd er een overeenkomst bereikt over een Nederlands voorstel voor een Unie van Nederland met een federatieve staat Indonesië. Deze was niet naar de zin van Soekarno en zijn aanhangers die zich tegen het akkoord keerden. Snel daarna laaide nieuw geweld op.  

Militairen van de Mariniersbrigade vlak voor de landing op Oost-Java bij Pasir Putih. Ter beveiliging vliegt een Catalina vliegboot boven het schip. (Foto: NIMH).

Weinig draagvlak

Met het oog op de ernstige situatie in Nederlands-Indië had het kabinet in Den Haag begin 1946 al besloten dienstplichtigen te sturen. Het draagvlak hiervoor was niet groot; uit onderzoek bleek 43% van de bevolking tegen. Nog voor de grondwetswijziging in augustus 1947 in het Staatsblad was gepubliceerd, vertrok in september 1946 het eerste troepenschip met dienstplichtigen uit Amsterdam. Niet zonder slag of stoot. Twee dagen eerder liep een grote demonstratie tegen de inzet door hard politieoptreden uit de hand. De dag dat het schip vertrok, brak een grote proteststaking uit.

De actie

In juli 1947 constateerde de regering dat de onderhandelingen met Indonesië vastliepen. Daarnaast bleek de stationering van een grote troepenmacht in de kolonie een enorme kostenpost terwijl het geld dringend nodig was voor de wederopbouw. Het kabinet besloot in te grijpen via een militaire actie. Op 21 juli 1947 ging de Eerste Politionele Actie van start onder de naam 'Operatie Product'. Liefst 95.000 van de in het gebied aanwezige 120.000 Nederlandse militairen werden ingezet, militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, oorlogsvrijwilligers, eenheden van de landmacht, luchtmacht en marine en nog eens een 5.000 man sterke Mariniersbrigade.

Links: Een gevangen genomen strijder wordt bij Medan op Sumatra door een patrouille opgebracht. Rechts: Militairen van het Regiment Stoottroepen in stelling bij Laboean op Sumatra. (Foto's: NIMH).

Het plan voor Operatie Product was er op gericht belangrijke economische gebieden op Java en Sumatra te bezetten: plantages voor de productie van onder meer suiker, rubber, koffie en cacao. Maar ook de oliebronnen bij Palembang moesten bezet worden. Alleen Midden-Java, waar de republikeinse regering was gevestigd, bleef buiten schot. Nederland was bang voor een sterke negatieve reactie van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië.

Het verloop van de strijd

Op 21 juli 1947 braken de Nederlandse troepen uit hun stellingen. Tegelijkertijd landde de Mariniersbrigade op de kust van Oost-Java bij Pasir Putih en de Menengbaai. De Indonesiërs probeerden de Nederlandse opmars te vertragen door bruggen op te blazen, wegversperringen op te werpen en hinderlagen te leggen. Maar ze brachten ook bermbommen tot ontploffing, een strijdwijze die lijkt op die van de Taliban tijdens de Nederlandse inzet in Uruzgan. De Indonesiërs vermeden de directe strijd met Nederlanders, omdat die over veel meer militairen en een grotere vuurkracht beschikten. 

Nederlandse artillerie van 2-2RVA in actie bij Reksosari op Midden-Java. (Foto: NIMH).

Op Java verliep de Nederlandse opmars voorspoedig en werden de gestelde doelen relatief gemakkelijk bereikt. Op Sumatra verliep de strijd minder voortvarend, maar desondanks werden de economische ambities verwezenlijkt. De legerleiding wilde nu ook Jogjakarta aanpakken, waar de leiding van de republiek zat. Maar Den Haag durfde dit niet aan omdat de Nederlandse aanval internationaal negatieve reacties opriep. Uiteindelijk greep de VN-Veiligheidsraad in en dwong een staakt-het-vuren af, dat op 5 augustus 1947 van kracht werd.
 

De oplossing

Het einde van de Eerste Politionele Actie betekende niet automatisch dat het geweld in Indonesië voorbij was. Er waren nog steeds vijandelijkheden over en weer die slachtoffers eisten. Door bemiddeling van een speciale VN-commissie werd op 17 januari 1948 een formele wapenstilstand bereikt. Maar die hield niet stand, want uiteindelijk had de Eerste Politionele Actie niets opgeleverd. Op 19 december 1948 werd er zelfs een Tweede Politionele Actie gestart door het nieuwe kabinet Drees/Van Schaik. Opnieuw was er veel kritiek uit het buitenland. De VN-Veiligheidsraad veroordeelde het Nederlandse optreden en Amerika dreigde zelfs met het stopzetten van de steun voor de Nederlandse wederopbouw. Den Haag kon alleen maar inbinden en instemmen met onderhandelingen. In mei 1949 bereikten beide landen onder leiding van de VN overeenstemming en op 27 december 1949 vond in Den Haag de soevereiniteitsoverdracht plaats. Indonesië was eindelijk een onafhankelijke staat. 

Twee hoofdrolspelers in beeld. Links de Indonesische president Soekarno bij de onafhankelijkheidsverklaring op 17 augustus 1945 (Foto: NIMH). Rechts: Luitenant-generaal Simon Spoor, de Nederlandse legercommandant in Nederlands-Indië. (Foto: Wikimedia).