05

Dit artikel hoort bij: Defensiekrant 36

Terugkijker

Tekst Leo de Rooij
Foto Diversen

Het is weer tijd voor een blik op de kalender. In de rubriek 'Terugkijker' richten we het vizier om de week op een gebeurtenis uit het verleden. Van militair-historische aard en gebeurtenissen waarbij Defensie betrokken was, maar ook situaties met globale impact. 

Om hiermee het ‘o ja’-gevoel op te roepen, maar ook omdat we in deze jachtige tijd gebeurtenissen vaak zo snel vergeten of het ons niet meer exact herinneren. In deze aflevering draait het om 15 september 1916 wanneer de tank zijn entree maakt op het slagveld.

Al ver voor de Eerste Wereldoorlog dachten verschillende krijgsmachten na over de ontwikkeling van gepantserde (rups)voertuigen. Vervanging van spierkracht door machinekracht werd in de militaire denkwereld omarmd. Vanwege de hoge kosten had echter geen enkel leger zelfs maar een prototype vervaardigd.

Begin negentiende eeuw evolueerden commerciële legervrachtauto's geleidelijk in pantserwagens, toen de troepen hun voertuigen voorzagen van geïmproviseerde pantserplaten.  Vrachtautofabrieken begonnen al in 1902 met de productie van speciale pantserwagens. Die waren echter zeer beperkt bruikbaar op het slagveld door hun geringe terreinvaardigheid.

De Hornsby 1909 War Office Tractor deed bij velen onafhankelijk het idee opkomen van pantserrupsvoertuigen.

Oorlogsdoeleinden

Tractoren zoals de Hornsby 1909 War Office Tractor, een rupsbandtractor met benzine-paraffinemotor, deden bij velen het idee opkomen van pantserrupsvoertuigen. In oktober 1914 kwam de Britse officier majoor Ernest Dunlop Swinton op het idee om gepantserde rupstractoren in te zetten voor oorlogsdoeleinden. Onafhankelijk van hem kwam in 1915 de Franse kolonel Estienne op precies dezelfde gedachte.

Little Willie, het eerste voltooide tankprototype uit de geschiedenis. Little Willie is nog te bekijken in het Tank Museum te Bovington.

Houten model

Het eerste voltooide tankprototype uit de geschiedenis heet Little Willie, een houten model van een voertuig waarvan de rupsbanden van voren in een punt schuin omhoog staken en over de bovenkant weer terugliepen. Hiermee ontstond het karakteristieke parallellogram-vormige model van de eerste tank.

Little Willie werd opgevolgd door Big Willie, maar kreeg uiteindelijk de naam Mother. Op 12 januari 1916 maakte het voertuig zijn eerste officiële testrit, gevolgd door veldbeproevingen. Op 20 januari vuurde de tank het eerste schot af. Op 8 februari was er een speciale vertoning voor de Engelse koning George V, die zeer enthousiast reageerde.

Mother tijdens beproevingen in Hatfield Park naast de golfbaan van Lord Salisbury (Foto: British Government photographer David Fletcher).

Matige bescherming

Mother was volgens de moderne definitie eigenlijk geen tank: de koepel ontbreekt. Het was een 'box tank': een enkele ruimte waar alles in onder gebracht was. Motor, transmissie, 227 liter benzine, vier vaten olie en smeervet, leidingen, bedrading, bewapening, 332 granaten en 6.272 kogels. Maar ook water, voedsel, acht manschappen en twee postduiven (géén radio) die dicht op elkaar zaten. Dat alles matig beschermd door geklonken en geschroefde pantserplaten van zes tot tien millimeter dik. Wat het exemplaar extra kwetsbaar maakte, waren de lage snelheid (hoogstens een paar kilometer per uur) en de omslachtige besturing. Er waren twee man nodig om de aparte versnellingsbak van iedere rupsband te bedienen.

Een door Duitse artillerie buiten gevecht gestelde Engelse tank. Twee Duitse militairen met een paardenkar passeren. (Collectie NIMH)

Speciaal onderdeel

De eerste exemplaren werden geleverd in juli 1916 en kregen om veiligheidsredenen de officiële naam ‘tank’. Het personeel van de fabrieken was wijsgemaakt dat het verrijdbare watertanks waren voor het Britse expeditieleger dat in Mesopotamië tegen de Turken vocht. De aanduiding Mark I ontstond pas toen er verbeterde typen geproduceerd werden en er dus behoefte was aan onderscheid.

Ondertussen was in maart een speciaal krijgsmachtonderdeel voor tanks gevormd: het tank detachment. Omdat deze naam de nodige vraagtekens kon oproepen, werd dit al snel veranderd in Armoured Car Section en uiteindelijk hernoemd naar het nog minder opvallende Heavy Section.

Wonderwapen

Door de zeer bloedige mislukking van de eerdere fasen van de ‘Slag aan de Somme’ in Frankrijk, waar binnen twee maanden 260.000 man sneuvelden voor een terreinwinst van vijf kilometer, zat de Britse regering dringend verlegen om goed nieuws. Gehoopt werd dat de inzet van ‘wonderwapens’ de grafstemming zou kunnen verlichten.

Zo kwam het op 15 september 1916 tot de eerste inzet van Britse Mark I tanks bij de Slag bij Flers-Courcelette, tijdens de Slag aan de Somme. Op dat moment waren er in totaal 59 tanks in Frankrijk aanwezig. Tien daarvan waren in reparatie. De mechanische betrouwbaarheid was zo slecht dat een derde van de overige voertuigen de frontlijn niets eens haalde. Slechts 32 tanks bereikten de startlijn en daarvan liepen er nog eens veertien vast voordat ze enig gevechtscontact hadden gemaakt. Maar negen wisten voor de eigen troepen uit op te rukken.

Een Britse Mark I tank in de Slag bij de Somme, nabij Thiepval, 25 September 1916. (Foto Q2486 collectie Imperial War Museums)

Stalen monster

Maar voor de Duitsers was het opduiken van de onbekende stalen monsters echter een volkomen verrassing. De gewone soldaat had geen enkel middel om zich te verdedigen en was psychologisch totaal onvoorbereid. Ondanks de geringe directe terreinwinst die dag en de hoge uitval onder de tanks zelf, bleken de verliezen onder de Britse infanterie aanzienlijk verminderd. De tank had aangetoond een nuttig wapen te zijn.

Enkele Britse militairen wachten in 1917 tijdens de Slag bij Passchendaele (Battle of the Menin Road Ridge) bij een tank op nadere orders. (Collectie NIMH)