Tekst ritmeester Arthur van Beveren
Foto Rob Gieling, privécollectie Ries Kamperman, NIMH
Majoor-vlieger Ries Kamperman kruipt nog iedere dag met plezier in de cockpit
Al zijn maten van de opleiding zijn inmiddels de dienst uit. Maar majoor Ries ‘Champ’ Kamperman vliegt rustig door. Gewoon omdat hij zijn werk geweldig vindt. De Defensiekrant ging op vliegbasis Eindhoven langs bij een enthousiaste vlieger van 336 Squadron.
Zo’n beetje alle typen luchtmachtvliegtuigen van de laatste 40 jaar heeft hij versleten. Hij was jachtvlieger, instructeur, F-16-demonstratievlieger en nu zit hij alweer jaren op de Hercules. “Laat mij maar vliegen”, is zijn credo.
Heeft u de afgelopen 40 jaar angstige momenten gekend? Zijn er collega’s van u verongelukt en wat doet dat met u?
“Angstig ben ik nooit geweest. Je bent weleens gespannen voor een bepaalde missie, dat is heel normaal. Ik ben nooit met bibberende knietjes het vliegtuig ingestapt, of het nu een Hercules of F-16 was. Misschien kan ik goed relativeren. Ik ken ook geen collega’s die wel die angst hebben. Daar zijn ze de persoon niet naar, denk ik.
Met de F-16 zijn in het begin heel veel ongelukken gebeurd. Gemiddeld 3 incidenten per jaar, soms met dodelijke afloop. De dood van een collega hakt er natuurlijk in. Je loste dat eigenlijk met elkaar op, het was de kameraadschap die je er doorheen hielp. ’s Avonds aan de bar dronken we samen een biertje. Uithuilen en de volgende dag weer opnieuw beginnen. Na elk ongeluk werden de regels aangescherpt. We vlogen al professioneel, maar we zijn dat steeds beter gaan doen. Het aantal ongelukken nam daardoor flink af.”
‘Uithuilen en de volgende dag weer opnieuw beginnen’
U heeft een heel belangrijke periode vol technische ontwikkelingen meegemaakt. Hoe hebben jachtvliegtuigen zich ontwikkeld?
“Ik kon net een beetje vliegen op de NF-5 toen ik naar de F-104 ging. Verdorie dacht ik, moet ik helemaal opnieuw beginnen. Maar op het moment dat ik in de '104' zat, was ik verkocht. Dat neusje, dat ding straalde snelheid uit. Toen ik daarna voor het eerst in een F-16 zat: potverdorie wat was dat gaaf. Lekkere schietstoel erin. De technologie was weer vele jaren verder. Maar van een F-16 naar een PC-7 lesvliegtuig heeft ook zo zijn charmes. Ik zei altijd tegen mijn cursisten: wacht maar tot je op je type zit, ongeacht of het een helikopter of vliegtuig is. Het is het toch altijd mooi wat je doet. Wel jammer dat ik vliegen in een F-35 niet meer kan meemaken. State-of-the-art, weer veel verder dan de F-16.
Als ik terugkijk is de Hercules een prachtig vliegtuig, zeker in combinatie met de taken die we doen. De PC-7 was ook heel leuk, vooral door de samenwerking met nieuwe vliegers. Maar als ik puur kijk naar de jets heb ik het liefst een F-16 voor doordeweeks en een F-104 voor het weekend, voor de lol. De F-104 moest je soms met witte handschoentjes besturen, geen ruk aan de stuurknuppel geven. Kwam je in de buurt van zijn maximale kunnen, dan kon het nog weleens mis gaan. Je moest goed nadenken en was echt aan het vliegen. Het vliegen in een F-16 was geweldig, want het was bijzaak. Je kon je helemaal toeleggen op de bedreigingen en taken die je moest uitvoeren.”
‘Potverdorie wat is dit gaaf’
Wordt het werk niet zwaarder met de jaren?
“40 jaar vliegt om. Ik heb de beginperiode van de F-16 meegemaakt. Als je op een ander veld landde, stond iedereen met open mond te kijken. Het is een raar gevoel dat hij er nu uit gaat. Dan merk je dat je ouder wordt! Maar met de taken die ik nu doe, is het nog steeds prima te doen. Ik klim zogezegd nog makkelijk de cockpit in. Ik zorg wel dat ik lichamelijk fit blijf. Ik ren veel, doe aan crosstrainen, fietsen, zwemmen. Per week toch zo’n 5 uur goede beweging. Ik mag graag eten, maar met mate. Alles met mate, ook het sporten. Je moet niet overdrijven.”
Waarom altijd blijven vliegen? Dat is ongebruikelijk voor militair vliegers die toch meestal doorgroeien?
“Ik vind vliegen gewoon heel leuk! Bovendien heeft de luchtmacht mij alle kansen gegeven. Ik heb zelf op de juiste momenten de overstap van het ene naar het andere type vliegtuig gemaakt. Ik was geen carrièreman. Tuurlijk, op een gegeven moment komen de verantwoordelijkheden. Ik kreeg meer ervaring en dat betekende dat ik andere collega’s ging opleiden, dat ik vluchtcommandant werd. Je gaat meer naar het management toe, dat hoort erbij. Maar ik hoefde niet naar een staf. Je maakt mij gelukkig in de lucht.
Tegenwoordig is dat moeilijker. Je moet hogerop komen, kan niet jaren hetzelfde blijven doen. Ik hoop wel dat de organisatie gaat kijken of ze mijn jonge collega’s de mogelijkheden kunnen bieden die ik heb gehad. Ik denk dat je daarmee voorkomt dat zij buiten de poort gaan kijken. Geef ze een loopbaanperspectief, laat ze lang aan de operatiekant werken, als ze dat willen.”
‘Op een gegeven moment komen de verantwoordelijkheden’
Waarom zijn er zo weinig vrouwelijke vliegers?
“Geen flauw idee! Aan onze opleiding deden geen vrouwen mee. Hoe de instroom nu is weet ik niet. Misschien twijfelen ze of ze het aankunnen. Maar het is gewoon goed te doen. Bij andere luchtmachten zie je ze wel. Bij de Amerikaanse luchtmacht, de Marines en de Navy zie je veel vrouwen op jets vliegen. In Duitsland en Frankrijk ook. Dus het kan makkelijk. Ik weet het niet, dat is echt iets voor het Centrum voor Mens en Luchtvaart (CML) in Soesterberg (waar potentiele vliegers worden gekeurd en getraind, red.).”