Hoe handel je als marechaussee in het heetst van de strijd? In deze rubriek vertellen collega’s over een bijzonder moment tijdens de dienst. Een moment waarbij het er echt op aankomt.
“Ik ben onderweg naar Rotterdam-The Hague Airport om een aanslag te plegen”, aldus een melding eind september aan de chatbot Wout, de virtuele agent op Politie.nl. De melding wordt doorgespeeld aan de Marechaussee. Teamleider Explosieven en Veiligheid (TEV) van dienst is opperwachtmeester Rutger. Hij maakt op basis van de beschikbare feiten een analyse en bestempelt de melding als ‘geen dreiging’.
Adjudant Dennis is op dat moment hulpofficier van justitie en laat collega’s een kijkje nemen in de lijnbus waarin de melder aangaf onderweg te zijn naar het vliegveld. Daar treffen de marechaussees een persoon aan. Zijn uitleg over waarom hij ’s avonds laat in die bus zit, is onsamenhangend en op zijn telefoon zien de collega’s een openstaand chatgesprek met de politie-chatbot. Dit is de man die het vliegveld dreigt op te blazen.
Hoe kwam de melding binnen en wat was jullie reactie?
Dennis: “Het was ’s avonds laat, rond 23.00 uur. Ik was bijna thuis en kreeg de melding door. Een man zou onderweg zijn naar de luchthaven om een terroristische aanslag te plegen door de kerosinetanks op te blazen. Ik ben meteen teruggereden naar de brigade.”
Rutger: “Ik liep net op de trap van een vliegtuig om een overlastgever aan te houden toen ik het verhaal meekreeg. Op dat moment was ik nog niet zo heel lang TEV. Ik kwam net uit de opleiding en dacht: dit is het dus, hier worden we voor opgeleid."
Hoe maak je zo’n analyse?
Rutger: “Tijdens de opleiding leren we via een ‘diamant-model’ in te schatten hoe reëel een dreiging is. Je kijkt naar tijdstip, plaats, gelegenheid, motief en de dader zelf. Aan de hand van deze informatie ga je verbanden leggen. Hoe realistisch is bijvoorbeeld iemand die zegt een aanslag te gaan plegen rond middernacht op een rustig vliegveld, waarbij hij zoveel mogelijk slachtoffers wil maken? Dan klopt er al iets niet. Maar zelfs wanneer je alles wel afvinkt, wil dat nog steeds niet zeggen dat de dreiging altijd reëel is. Andersom geldt ook: stel dat het tijdstip en motief wel kloppen, maar je de andere vakjes niet kunt aanvinken. Dan wil dat niet zeggen dat de dreiging niet reëel is.”
Dennis: “Ik ben ook TEV geweest, maar ik bleef natuurlijk op dat moment weg bij het werk van Rutger. Hij moest mij uiteindelijk adviseren. Het viel me al wel op dat de man zó veel details gaf: waar hij de aanslag wilde plegen, in welke bus hij zat, hoe laat hij aankwam. Als je daadwerkelijk zoiets wilt doen, dan ga je die informatie niet delen met de politie. Dan doe je het gewoon. Mijn eerste indruk was daarom dat dit een schreeuw om aandacht was. Ik kon me dus goed vinden in Rutgers analyse.”
Rutger: “We hebben ook nog overlegd met de TEV van Schiphol. In een casus als deze wil je zo zeker mogelijk zijn. Samenzijn we tot de conclusie gekomen dat dit geen aanslag zou worden.”
Als er geen dreiging was, waarom hebben jullie dan toch die bus gecontroleerd?
Dennis: “We hadden niet het idee dat iemand onderweg was om een aanslag te plegen, maar –en dat was Rutger met me eens-, het busnummer en de aankomsttijd die hij aan de chatbot doorgaf, klopten wel.”
Rutger: “Daardoor bleef er bij ons iets ‘hangen’. Het idee dat we dit toch nog even moesten nalopen. Daarop besloten we die bus te laten controleren.”
Dennis: “Het was de laatste bus van die dag richting de luchthaven. Deze is meestal leeg. De collega’s troffen echter toch een passagier aan. Ze spraken de man aan en één van de collega’s zag dat zijn telefoon ontgrendeld was. Op het scherm stond het gesprek met de chatbot nog open. Daarop hebben ze hem staande gehouden en meegenomen.”
Wat voor man kregen jullie op de brigade binnen?
Dennis: “Een man die je, wanneer je, wanneer je hem op straat zou tegenkomen, nooit zou aanzien voor iemand met onbegrepen gedrag. Hij was keurig gekleed, werkte mee, sprak ons netjes aan en gaf overal antwoord op. Hij sprak wel warrig en je merkte aan de gesprekken dat hij ‘in een andere wereld’ leefde.
We zagen in onze systemen dat de man in een zorgkader zat en daar hebben we contact mee opgenomen. Hij bleek in een begeleid wonen-complex te verblijven waar hij zich niet had gemeld die avond. Via het zorgkader kwamen we meer over hem en eerdere incidenten te weten. Daaruit konden we concluderen dat we goed op hem moesten letten."
Hoe liep dit af?
Dennis: “Ik besloot de man niet strafrechtelijk te vervolgen. Dan had hij uiteindelijk met een boete op zak in z’n eentje buiten gestaan. Dat vond ik niet gepast. Dan straf je iemand, maar je helpt ‘m niet. Ik had goed contact met zijn begeleiders van het zorgkader en zij gaven aan dat ze hem vanwege onderbezetting niet konden ophalen,. Ze gaven wel aan dat ze hem op de locatie verder konden helpen. Natuurlijk zijn we geen taxiservice, maar om die man midden in de nacht op straat te zetten leek me niet wenselijk. Uiteindelijk hebben collega’s hem dus toch naar zijn wooncomplex gebracht. Toen ik zijn begeleider belde om te zeggen dat hij eraan kwam, kreeg ik een knuffel door de telefoon heen. Daar doe je het toch voor.”
Ben of ken jij een collega die iets bijzonders heeft meegemaakt tijdens de dienst? Een moment waarbij ‘het erop aankwam’? Laat het ons weten via kmarmagazine@mindef.nl.