Dit artikel hoort bij: Defensiekrant 44
Terugkijker
Het is weer tijd voor een blik op de kalender. In de rubriek 'Terugkijker' richten we het vizier om de week op een gebeurtenis uit het verleden. Van militair-historische aard en gebeurtenissen waarbij Defensie betrokken was, maar ook situaties die invloed hebben gehad op de hele wereld.
Om hiermee het ‘o ja’-gevoel op te roepen, maar ook omdat we in deze jachtige tijd gebeurtenissen vaak zo snel vergeten of ons deze niet meer exact herinneren. Vandaag gaan we terug naar 18 november 1918. Een week na het einde van de Eerste Wereldoorlog heeft in het Belgische plaatsje Hamont, net over de grens met Nederland, een ramp plaatsgevonden.
Tekst: Evert Brouwer | Foto's: Diversen
Het is een heel gewone najaarsdag, die 18e november. De eerste nachtvorst heeft z’n intrede gedaan, maar de temperatuur ligt overdag nog ruim boven het vriespunt. De wereld heeft net opgelucht adem gehaald: de verwoestende Eerste Wereldoorlog is ten einde. De verslagen Duitsers hebben de opdracht gekregen Frankrijk en België binnen zestien dagen te verlaten. De haast wint het echter van de spreekwoordelijke Duitse Pünktlichkeid.
De beroemde Duitse Pünktlichkeid is ver te zoeken
Enorme chaos
Het meeste materieel en de gewonden gaan per trein richting Heimat. Omdat de spoorlijn Antwerpen-Mönchengladbach al snel dichtslibt, gaat dat ook via het neutrale Nederland. Het betreft met name zogenoemde lazarettreinen; vol met gewonden, maar ook munitiewagons. De Nederlandse autoriteiten willen dan wel even zeker weten wat precies aan boord is. Ondanks de liefst 26 sporen zorgt dat voor enorme chaos. De Duitse militairen moeten worden ontwapend en het meenemen van oorlogsbuit is uit den boze. Het rangeerterrein raakt dan ook vol.
Rampzalige gevolgen
Tijdens het oponthoud proberen de ongedisciplineerde Duitse soldaten hun eigen spullen en gestolen waar nog snel te slijten om een centje bij te verdienen. Van enige beveiliging is geen sprake. Dit brengt een grote massa burgers, ook Nederlanders, op de been die aan het plunderen slaan. Ze pakken wat ze pakken kunnen; de munitiewagons blijven niet gespaard.
Die avond van maandag 18 november staan Duitse hospitaaltreinen, met in totaal een dikke duizend gewonden aan boord, naast de honderden wagons met goederen. Rond tien uur ’s avonds breekt – waarschijnlijk door kinderen die met vuur spelen - een kleine brand uit in of in de buurt van een van de wagons. Er volgen wat kleine ontploffingen, maar de alarmbellen gaan nog niet af. Dat gebeurt nog geen half uur later wel als de eerste grote ontploffing plaats heeft gevonden.
Dan breekt de hel los in het Belgische plaatsje. Volgens oog- en oorgetuigen volgen nog zeker vijftien ontploffingen, waarvan twee met rampzalige gevolgen. Een deel van de inwoners van Hamont, in hun slaap gestoord door de ontploffingen zo vlak na het einde van de oorlog, vlucht in paniek in hun nachtkleding over de grens naar Budel. De ontploffingen houden aan tot half vier ’s nachts. De verwoesting rond het station is enorm, maar als door een wonder vallen er onder de bevolking geen doden.
Nederlandse militairen voorkomen een nog grotere ramp
Heldendaden
Ook in Nederland is men wakker geschrokken door het kabaal van net over de grens. Er komt heel snel hulp op gang vanuit een bataljon dat in de buurt is. Dat leidt tot heldendaden. Tweede-luitenant Bolk wordt met name genoemd in de geschiedschrijving. Hij en zijn mannen weten twee brandende wagons van een lazarettrein af te koppelen zodat de rest van de trein gespaard blijft. Ook een aantal wagons met gifgasgranaten trekken ze tijdig weg. Zo is een nog grotere ramp vermeden.
De militairen helpen bij het overbrengen van de gewonden naar verbandposten en opvangplaatsen. Veertig slachtoffers komen terecht in het Ursulinenklooster in Hamont, de volgende ochtend al arriveren honderdvijftig gewonden in Budel en nog eens vijftig in Weert. Ene vaandrig-arts Konings wordt in de verslagen bij name genoemd. Opmerkelijk: een aantal Duits-militaire artsen heeft de plek des onheils bij de eerste ontploffingen verlaten en is de grens met ons land overgestoken.
Aantal doden overdreven
Enkele uren na de dramatische ontploffingen zijn ook (militair)artsen uit Eindhoven en omgeving ter plekke. Het aantal doden wordt in eerste instantie overdreven. De New York Times spreekt over achthonderd en vijftienhonderd doden. Het Eindhovensch Dagblad is een paar dagen later voorzichtiger met honderdvijftig à tweehonderd doden. Het werkelijke aantal wordt later geschat op zo’n vierhonderd. Dat getal is nooit vastgesteld, maar het is wel zeker dat het door de kracht van de explosie en de vuurzee onmogelijk is geweest iedereen te identificeren. Een aantal van de slachtoffers staat als zovelen in de Eerste Wereldoorlog te boek als vermist.
In 1941 ontsnapt Hamont aan een tweede ramp
Band met Nederland
In de Tweede Wereldoorlog ontsnapt het plaatsje aan een tweede ramp. Een Vickers Wellington 1C-bommenwerper van het Britse 103 Squadron wordt in 1941 boven ons land aangevallen. Vermoedelijk door een Messerschmitt Bf 110-nachtjager van Fliegerhorst Deelen.
Het Britse toestel kan niet ontkomen en stort neer, net buiten de bebouwing van Hamont. Alle bemanningsleden komen daarbij om. Het luchtgevecht heeft ook gevolgen in Noord-Brabant. Enkele brokstukken van het toestel komen neer op een voertuig van de Duitse Wehrmacht in Soerendonk.
Onze krijgsmacht kent trouwens nog steeds een band met Hamont. Op de plaatselijke begraafplaats heeft de Nederlandse majoor-arts A. Mathijsen zijn laatste rustplaats gevonden. Hij is de ontdekker van het gipsverband en tevens de naamgever van het voormalige militair hospitaal in Utrecht.
Bronnen: Paul Theelen (theeleninfo.nl)/Grevenbroekmuseum