André Wijnberger: ‘Een uit de hand gelopen hobby’


De oorkonde van de J.C. Maassenprijs prijkt prominent op het bureau van adjudant André Wijnberger. Het hoofd van de afdeling Sporttherapie op het Militair Revalidatie Centrum (MRC) Doorn is vorige week volkomen verbaasd als hij uit handen van brigadegeneraal Laurens Jobse de prestigieuze militaire sportprijs krijgt overhandigd. “Een geweldige blijk van waardering. Die prijs doet me zeker wat, maar nog meer de warme woorden die de generaal uitsprak. Hij las niet maar wat op, hij meende het.”
Tekst: Evert Brouwer | Foto’s: Mediacentrum Defensie/archief André Wijnberger
Generaal Jobse, commandant Divisie Facilitair, Logistiek en Beveiliging bij het Defensie Ondersteuningscommando, kwam woorden tekort om zijn waardering voor adjudant Wijnberger te laten blijken. “Door jouw expertise krijgen de kampioenschappen een extra professionele uitstraling. Iets dat door deelnemers en organisatoren zeer wordt gewaardeerd. Je bent een professional en ambassadeur voor de wedstrijdsport en fysieke training bij Defensie.”
‘De J.C. Maassenprijs is heel speciaal’
Voor degenen die adjudant Wijnberger beter kennen, komt het eerbetoon veel minder als een verrassing. Eerder ontving hij voor zijn verdiensten al de coin van minister Brekelmans en een genummerde munt (11) van de vorige commandant LO&Sportorganisatie landmacht, luitenant-kolonel Pieter van der Peet. “Die tellen mee, maar de J.C. Maassenprijs is heel speciaal.” Een greep uit zijn activiteiten: spreekstalmeester bij nationale en internationale kampioenschappen, commando overdrachten, instructeur op het Militair Revalidatie Centrum in Doorn, sinds 2014 coach van de ploegen voor de Invictus Games en in het dagelijks leven al sinds mensenheugenis betrokken bij zwem- en waterpolovereniging VZC in zijn woonplaats Veenendaal.

Zwemmen
Het is slechts een klein deel van de activiteiten die dit icoon van de militaire sport in ruim veertig jaar heeft gedaan. Een oud-topsporter ook, want Wijnberger was zwemmer en speelde waterpolo tot op het allerhoogste nationaal niveau bij, toen nog, VZC Ritmeester. Hij maakte ook jarenlang op Militaire WK’s deel uit van de nationale ploegen waterpolo, moderne Vijfkamp en Militaire Vijfkamp. Zwemmen vormt trouwens wel de eerste liefde. “Mijn beste prestatie is een derde plaats op de 1.500 meter op het NK”, blikt hij terug. En met brede glimlach: “Daarna ontdekte ik het studentenleven op het CIOS; dat er meer was dan zwemmen en trainen.”

‘De Invictus Games zijn een bonus’
Sportspier
Het lijkt een eeuwigheid geleden en dat is eigenlijk ook zo. Het begint allemaal eind 1982, als de Veenendaler al op 19-jarige leeftijd het CIOS (Centraal Instituut Opleiding Sportleiders) heeft afgerond en als ‘sportspier’ de dienstplicht vervult. Dat bevalt prima en hij besluit als kortverband vrijwilliger (KVV’er) nog even te blijven. Uiteindelijk stroomt hij door naar de Koninklijke Militaire School. “Daar kwamen we met tien sportinstructeurs tegelijk in de opleiding tussen de nieuwelingen. Nou, dat hebben ze geweten. Is daarna ook nooit meer gebeurd”, meldt Wijnberger.
Tussen alle plaatsingen in Nederland door komt hij drie keer terecht bij het Duits-Nederlands Legerkorps in Münster. Ook volgt een uitzending naar Afghanistan om vervolgens in 2016 neer te strijken op het MRC. Dat jaar wordt Wijnberger door toenmalig commandant Jeroen Hulst en collega Bart Haggeman gevraagd de Invictus Games te begeleiden, voornamelijk met zwemmen. “Het is een onderdeel van mijn werk geworden, maar het heeft nooit zo gevoeld. Het is meer een uit de hand gelopen hobby. Een bonus.”

Hij ziet in die jaren wel het karakter van de militaire sport veranderen. En niet alleen maar ten goede. “Door de vele vacatures is het begrijpelijk dat commandanten niet zitten te wachten op deelname aan kampioenschappen. Zeker waar het de teamsporten betreft. Dat is jammer, want met elkaar sporten zorgt voor saamhorigheid. Een aantal nationale équipes is na het opschorten van de dienstplicht verdwenen. Nu zie ik dat er een kampioenschap E-sports, op de computer dus, komt. Ook internationaal. Daar vind ik wel wat van, maar tegelijkertijd besef ik ook dat dit past in de huidige tijd.”

‘Ik was net zo eigenwijs als de militairen die hier revalideren’
Ervaringsdeskundige
André Wijnberger is ook een ervaringsdeskundige waar het aankomt op revalidatie. Vlak voor de Invictus Games in Toronto (2017) is hij getroffen door een hartinfarct. “Ik ben erfelijk belast, en heb inmiddels vier stents geplaatst gekregen”, relativeert hij. Revalideren gebeurde in Utrecht. “We hadden op het MRC nog geen hartrevalidatie, maar dat was ook niet goed voor me geweest om hier te herstellen. Ik heb wel gemerkt dat ik net zo eigenwijs ben als de militaire patiënten hier. Ik wilde veel te snel weer op de been zijn. Dan loop je een paar keer tegen de muur aan en dat herken ik bij de sporters hier. Die persoonlijke ervaring neem ik natuurlijk mee in mijn werk. Daarnaast zorgt ook een aantal pees- en spierscheuringen dat ik me nu beter dan voorheen kan verplaatsen in anderen.”
Dat geldt inmiddels ook voor de deelnemers aan de Invictusploeg. “Daaronder zit een aantal sporters dat kampt met mentale problemen. In het begin trek je je dat enorm aan en heb je een enorme drang dat je ze móét helpen. Dat verwachten sommigen ook. Onze psycholoog Boy Coolen heeft ons toen meteen duidelijk gemaakt dat niemand daar wat aan heeft. Zíj́ hebben dat aapje op hun schouder en die moet je niet aan een ander geven. We kunnen ze hoogstens handvatten bieden om zich beter te voelen. Sport is daarvoor een middel, maar daarmee moeten ze wel zelf aan de gang. De stekker gaat nu uit ploeg die net uit Canada terug is; dan is voor ons de taak gedaan. Het MRC moet niet een soort thuishonk worden. Daar heb je de BNMO (Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en dienstslachtoffers, red.) en het Nederlandse Veteraneninstituut voor.”

‘Ik heb het nog zo naar mijn zin, dat ik een jaar heb bijgetekend’
Net lager
Deze zomer wordt Wijnberger 62 en dan zou hij met functioneel leeftijdsontslag kunnen, zoals het pre-pensioen in militaire kringen heet. “Ik heb het nog zo naar mijn zin, dat ik een jaar heb bijgetekend. Bepalend daarvoor was dat ik op deze functie zou mogen blijven. Wat ik daarna ga doen? Wie dan leeft , die dan zorgt. Misschien iets heel nieuws als stemacteren. Er zijn al wel wat organisaties die een visje hebben uitgegooid. Iets bij het Veteranen Instituut lijkt mij leuk.” En dan spreekt toch weer het sporthart. “Het zou mooi zijn als we sportende veteranen kunnen onderbrengen bij verenigingen in het land. Neem zitvolleybal: je biedt vijftien nieuwe leden aan en zo’n club hoeft alleen het netje wat lager te hangen. Dat moet toch niet zo moeilijk zijn”?