‘De vergeten spoorlijn van het vergeten deel van de Tweede Wereldoorlog’

*In de verschillende bronnen lopen de aantallen slachtoffers, krijgsgevangenen, dwangarbeiders en andere arbeiders uiteen. Wij houden de getallen aan van de Stichting Herdenking Birma-Siam Spoorweg en Pakan Baroe Spoorweg (SHBSS).

Het uitzicht op de Khwae Noi-vallei is indrukwekkend. Het tropisch regenwoud strekt zich uit als een groene zee van bomen en struiken, met in de verte bergtoppen op de grens met Myanmar. Slecht krijsende apen en tjirpende krekels verstoren de serene rust. Dit natuurschoon in het westen van Thailand verhult dat hier 82 jaar geleden, 99.044* gevangenen zijn gesneuveld bij de aanleg van de beruchte Birma-Siam-treinverbinding. Deze doden, plus de slachtoffers van de aanleg van de Pakan Baroe-spoorlijn op het Indonesische eiland Sumatra, werden vorige week herdacht op Landgoed Bronbeek.

Tekst: kapitein Jessica Bode | Foto's: NIMH, privécollectie Jessica Bode

‘De vergeten spoorlijn van het vergeten deel van de WOII’

Het is 1942 als de Japanse krijgsmacht besluit dat er treinverbinding moet komen tussen het Thaise Non Pladuk (toen Siam) en Thanbuyuzayat in Myanmar (toen Birma) Het tracé moet de aanvoer van troepen en materialen naar het Birmese front vergemakkelijken. De Japanners dwingen 177.900 Aziatische dwangarbeiders uit onder andere Birma, China, Java en Maleisië, 61.811 geallieerde krijgsgevangenen uit Australië, Groot-Brittannië, Amerika en Nederlands-Indië en 15.000 Japanners en Koreanen om de spoorlijn aan te leggen.

Een gedeelte van de door krijgsgevangenen en dwangarbeiders aangelegde Birma-Siam spoorlijn.
Een gedeelte van de door krijgsgevangenen en dwangarbeiders aangelegde Birma-Siam-spoorlijn
Vijf sterk vermagerde krijgsgevangenen zitten voor een barak in een van de werkkampen in Thailand.
Vijf uitgemergelde krijgsgevangenen zitten voor een barak in een van de werkkampen in Thailand.
Staande foto van een met grijze stenen aangebracht pas langs een bergwand, met op de achtergrond een prachtig uitzicht over groene bomen.
Op deze plek, waar nu grijs grind ligt, lag ooit een gedeelte van de spoorlijn. Tegenwoordig is dit tracé onderdeel van het Hellfire Pass Museum.

Minimaal vijf jaar

De voorbereidingen starten in maart 1942 en de eerste krijgsgevangenen worden in mei van dat jaar richting Birma vervoerd. Begin juni wordt de officiële opdracht tot de aanleg gegeven en komen de eerste krijgsgevangenen in Thailand aan. Op 17 juli wordt de eerste dode onder de krijgsgevangenen geregistreerd.

Volgens Japanse ingenieurs zal de bouw minimaal vijf jaar gaan duren. Uiteindelijk wordt de 415 kilometer lange en een meter brede spoorlijn al na zestien maanden geopend. In december 1943 is die volledig operationeel. Het project kost aan bijna honderdduizend mensen het leven.

Overzichtsfoto van het tropisch regenwoud in de Kwae Noi vallei, met op de achtergrond een lange bergketen.
Het uitzicht over de Khwae Noi vallei, met in de verte bergtoppen op de grens met Myanmar.

Te oud en te ziek

Kort na de start van de bouw van de Birma-Siam-spoorlijn besluiten de Japanners hetzelfde te doen op Sumatra in Nederlands-Indië. Daar beginnen Javaanse dwangarbeiders (Romoesja’s) in maart 1943 met de werkzaamheden. Twee maanden later starten de eerste krijgsgevangenen. Onder de meest barbaarse omstandigheden wordt in een kleine 2,5 jaar tijd, 220* kilometer spoor aangelegd van Pakan Baroe naar Muaro: de verbinding tussen West- en Oost-Sumatra. De monsterklus wordt geklaard door 102.000 Romoesja’s en vijfduizend krijgsgevangenen. Dit zijn veelal Nederlandse militairen, die eerder te oud en te ziek zijn bevonden om aan de Birma-Siam-spoorlijn te werken.

Tekening van gevangenen die hout sjouwen voor de aanleg van de Pakan Baroe spoorlijn.
Tekening van gevangenen die werken aan de Pakan Baroe-spoorlijn.

Tachtig procent van de Romoesja’s overleeft de ontberingen niet, evenals 519 Nederlanders en honderden andere krijgsgevangenen. De Japanners houden hun capitulatie, akte getekend op 2 september 45, aanvankelijk stil. Daarom moeten de gevangenen nog negen dagen doorwerken om de Pakan Baroe-spoorlijn af te maken.

Slechts één of enkele treinen reden over de Pakan Baroe-spoorlijn.

In verval

Het tracé op Sumatra wordt nooit operationeel. De weinige treinen die eroverheen rijden, worden gebruikt om krijgsgevangenen te repatriëren na de bevrijding. Al geldt dat niet voor iedereen. “Zeker de Romoesja’s moesten vaak zelf hun weg naar huis zien te vinden. Als dat niet lukte, bouwden ze in de omgeving van het spoor een nieuw bestaan op”, vertelt Van den Burg. De overheid heeft geen doel voor de spoorlijn waardoor deze snel in verval raakt. Anno 2024 zijn er nog enkele restanten over, maar die zijn nauwelijks toegankelijk.

Scan van een zwart-wit foto waarop een Nederlandse man en drie Aziatische mannen een brandcard met een dodelijk slachtoffer op de schouders dragen.
Twee uur nadat de geallieerden op of rond 20 augustus 1945, de gevangenen van Pakan Baroe hebben bevrijd, overlijden er nog twee Nederlands-Indische krijgsgevangenen. Zij worden hier naar hun laatste rustplaats gedragen. Links vooraan waarschijnlijk een Hollandse aalmoezenier of veldprediker.

Weinig kennis

De geschiedenis van de Pakan Baroe-spoorlijn is weinig beschreven en besproken. “De vergeten spoorlijn van het vergeten deel van de Tweede Wereldoorlog”, aldus Floor van den Berg, vrijwilliger bij de Stichting Herdenking Birma-Siam Spoorweg en Pakan Baroe Spoorweg (SHBSS).

‘De Tweede Wereldoorlog gaat al snel over het gevecht op Europees grondgebied’

“De Tweede Wereldoorlog gaat al snel over het gevecht op Europees grondgebied. Je hoort wel eens wat over de Birma-spoorlijn, maar er is pas sinds een jaar of tien à vijftien aandacht voor Pakan Baroe”, vertelt Van den Berg. “We merken dat nabestaanden sindsdien pas ontdekken dat hun vader, opa of grootvader hierbij betrokken was. Maar zij zijn dan al overleden… en met hen zijn de verhalen verdwenen.”

Al benadrukt Van den Burg dat dit ook het geval is bij de Birma-Siam-spoorlijn. “Ook daar ontdekken (achter)kleinkinderen nu opeens dat ze een spoorwegveteraan in de familie hadden, waarvan niemand iets wist.”

Twee fragmenten uit de film ‘The Bridge over the River Kwai’ uit 1957.
Fragmenten uit de film ‘The Bridge over the River Kwai’ uit 1957.

De jungle is onbegaanbaar en het is er bloedheet, zeker in het regenseizoen

Boek en film

Dat er veel meer aandacht is voor het leed in Thailand en Birma vindt de vrijwilligster niet gek. Zo wordt in 1952 het boek ‘The Bridge over the River Kwai’ al geschreven en vijf jaar later volgt de gelijknamige film. “Wat ook meespeelt, is dat de situatie in Thailand de afgelopen jaren stabiel was en dat het land gebaat is bij toerisme”, legt Van den Burg uit. “Bovendien zijn er hier geen complexe gevoelens ten opzichte van een koloniaal verleden, en kun je locaties waar zich het leed heeft afgespeeld nog altijd bezoeken.”

Bijvoorbeeld de ‘Hellfire Pass’: een van de vreselijkste gedeeltes van de spoorlijn, waar in een enorm bergmassief een doorgang voor de rails is uitgehakt. Op deze plek is nu een groot bezoekerscentrum gebouwd, met een indrukwekkend museum waar rondleidingen worden gegeven. Wie deze plek heeft bezocht, kan zich wellicht een piepkleine voorstelling maken van hoe vreselijk het hier destijds moet zijn geweest. De jungle is onbegaanbaar en het is er bloedheet, zeker in het regenseizoen. En dan te bedenken dat je hier zonder fatsoenlijk gereedschap en met amper kleding, schoeisel en voeding dag en nacht keihard moest werken. Millimeter voor millimeter zijn vele tientallen meters rotswand uitgehakt. Iedere dwangarbeider moest per dag één kubieke meter grond met pikhouwelen, schoppen en rieten mandjes afvoeren.

V-vormige doorgang in metershoge rotsen.
De Hellfire Pass bij het gelijknamige museum. Deze doorgang in de rotsen werd uitgehakt door krijgsgevangenen, onder wie veel Nederlanders.

Filmscript

De verhalen van overlevenden, die je te horen krijgt tijdens de audiotour, lijken op een filmscript. De mannen vertellen hoe ze destijds in werkkampen werden verdeeld en naast de rivieren Khwae Yai en Khwae Noi werden gelegerd. Er waren regelmatig uitbraken van malaria en dysenterie, met alle gevolgen van dien. Velen hadden zulke ontstoken voeten, dat ze soms alleen nog konden kruipen. Het regenseizoen maakte de leefomstandigheden nog erbarmelijker. En gevaarlijker, want door al het water ontstonden er aardverschuivingen waaronder mensen bedolven raakten.

Volgens de Japanse commandant moeten de gevangenen zich vereerd voelen

Maar niemand die vanwege ziekte verstek mocht laten gaan. Wie protesteerde, werd ernstig mishandeld, urenlang met een grote steen in de handen naar de zon gezet, soms zelfs doodgeslagen. Men leed enorme honger en dorst, voor pauzes of slaap wordt amper tijd gemaakt. Velen kregen visioenen en zagen waanbeelden. Maar volgens de Japanse commandant moesten de gevangenen zich vereerd voelen omdat ze uitverkoren waren om voor de Japanse keizer Hirohito te werken.

Slechte kwaliteit zwart-wit foto waarin je heel vaag een open goederenwagon ziet, waar de mensen uitpuilen.
Een 'Nippon Golden Arrow' open goederentrein waarmee de dwangarbeiders van de Birmaspoorlijn van werkkamp naar werkkamp werden gebracht.
Een langstrekt gebouw van riet op houten palen.
Eén van de onderkomens in de werkkampen voor de aanleg van de Birma-spoorlijn.

Gewonden afvoeren

Op 7 oktober 1943 komen de Thaise en Birmese kant van de spoorlijnen bij elkaar. Ruim twee weken later volgt de openingsceremonie en in december van hetzelfde jaar is de lijn operationeel. Het traject wordt tot de Japanse capitulatie gebruikt om gewonden af te voeren en nieuwe militairen naar het front te brengen. Maar ook voor de bevoorrading, om materieel te verplaatsen en om troostmeisjes heen en weer te transporteren.

Er blijven verschillende onderhoudsploegen achter voor reparaties, zoals het herstellen van stukken spoor na bombardementen. Een groot deel van de dwangarbeiders die hun werk hebben gedaan en ‘over’ zijn, wordt naar Japan gebracht om als dwangarbeider in de mijnen, havens en industrie te werken. Een klein deel wordt overgeplaatst naar Sumatra, waar ze dus opnieuw moeten gaan werken aan een spoorlijn.

Zwart-wit foto van The Bridge over the River Kwai die in het midden is verwoest.
De spoorbrug over de River Kwai na het bombardement in 1944.

Naar huis

Voor de Nederlandse krijgsgevangenen is er na de bevrijding een complicerende factor: thuis is voor hen formeel vaak Nederlands-Indië (vaak Java) en niet Nederland. Maar door de onrust in Nederlands-Indië na de het uitroepen van de onafhankelijkheid door Soekarno mogen er een tijd lang geen ‘Nederlandse’ militairen naar Indië. Krijgsgevangenen van onder meer de dodensporen zitten eindeloos in verzamellocaties op bijvoorbeeld Balikpapan, totdat ze toestemming krijgen om terug naar Nederlands-Indië te gaan.  

Close-up van het graf van sergeant A. Smit op de Erebegraafplaats Kanchanaburi
Close-up van het graf van sergeant A. Smit op de erebegraafplaats Kanchanaburi.

Toeristentreintje

Met het einde van de oorlog in Azië, komt ook een einde aan de spoorverbindingen. De Birmaspoorlijn wordt in 1947 gesloten. De Thai halen als eerst een stuk spoor weg, op de grens met Myanmar. Daar ontstaat onenigheid over de vraag wie het tracé moet onderhouden. Vanaf dat moment raakt het spoor aan beide kanten steeds verder in verval. In Myanmar wordt vervolgens nooit meer iets aan het traject is gedaan.

De Thai daarentegen beschermen sinds de jaren vijftig weer delen van de geschiedenis, al is het vooral uit toeristisch oogpunt. “Maar een groot deel van de route is onbegaanbaar, omdat het spoor inmiddels in een stuwmeer en dus onder water ligt”, weet de vrijwilligster te vertellen.

In 1957 wordt een kleine honderddertig kilometer spoor heropend, van Bangkok naar provinciehoofdstad Kanchanaburi. Dit flinke stuk originele spoorlijn doet sindsdien vooral dienst als tracé voor de ‘toeristentrein’.

Overzichtsfoto met honderden graven op de erebegraafplaats Kanchanaburi.
De erebegraafplaats Kanchanaburi (Don Rak) in de gelijknamige Thaise plaats is een van de drie rustplaatsen voor de slachtoffers van de Dodenspoorlijn. Hier liggen de stoffelijke resten van 6.982 Australische, Britse en Nederlandse krijgsgevangenen. De begraafplaats is door de Nederlandse overheid erkend als officieel Nederlands ereveld.