Tekst Johan Kroes
Foto Archief
75 jaar vrouwen bij Defensie
‘Mannen vertellen hun geheimen makkelijker aan een vrouw’
In 1944 treden de eerste vrouwen in dienst bij de Nederlandse krijgsmacht. Ze werken dan als bijvoorbeeld verpleegkundige, typiste of boekhoudster. Eind jaren 70 mogen vrouwelijke militairen ook varen, vliegen en vechten en sinds de jaren 90 voert Defensie een actief beleid om vrouwen te werven en te behouden. In deze rubriek komen de dames aan het woord die ervoor gezorgd hebben dat het na 75 jaar heel normaal is dat er vrouwen bij Defensie werken. Vandaag is dat Astrid Visser-Brokke: de 1e vrouwelijke instructeur bij de Luchtmacht Elektronische en Technische School.
Ze begon als sergeant bij de Luchtmacht Vrouwenafdeling (LuVa) en nam als kapitein afscheid bij de inlichtingendienst. Astrid Visser-Brokke is met recht 1 van de vrouwelijke pioniers binnen de luchtmacht. In de 37 jaar die Astrid diende, was ze meestal de enige vrouw en vaak ook de eerste.
De eerste vrouwelijke instructeur aan de Elektronische en Technische School
In 1978 volgde Astrid een cursus bij de Luchtmacht Elektronische en Technische School in Schaarsbergen. Zij hadden daar dringend instructeurs nodig. Dat leek haar wel wat, maar het hoofd van die school wilde geen vrouwen aannemen. Daar liet Astrid het niet bij zitten en niet veel later was ze de eerste vrouwelijke instructeur.
Toen ze na 9 jaar lesgeven iets anders wilde gaan doen, wilden ze haar niet meer laten gaan. “Ik ben altijd voor mijn klassen door het vuur gegaan. Dat dwong respect af. Het duurde maximaal 2 dagen voordat ik de grootste negatieveling had ‘omgeturnd’. Soms regelde ik bijvoorbeeld dat ze een keer konden meevliegen met een helikopter. Mijn commandant vond dat maar niks, maar ik heb nog jarenlang kerstkaarten ontvangen van mijn leerlingen.”
De eerste vrouwelijke messpresident
Het is een nevenfunctie die veel tijd kost en meestal door een oudere onderofficier wordt uitgevoerd: als messpresident leiding geven aan de bar, feestzaal en keuken van een vliegbasis. Toen deze functie vacant was op vliegbasis Ypenburg dacht Astrid, toen 22 jaar oud, ‘dat lijkt mij wel wat’. Tot haar eigen verbazing werd ze met 80% van de stemmen gekozen.
In 1 keer kende iedereen binnen de luchtmacht haar en ze haalde er zelfs de krant mee. “Om zo’n mess te runnen, moet je gewoon goed kunnen organiseren”, vertelt Astrid. ”Toen ik begon hadden we een schuld van 600 gulden. Toen ik afscheid nam, hadden we 3500 gulden in kas. Iedere maand organiseerde het messbestuur feesten waar op een gegeven moment zo’n 600 mensen op afkwamen. We hadden een jong bestuur en we verzonnen de gekste dingen. Zelf ben ik nog eens tijdens het afscheid van iemand verkleed als kerstman op een paard binnengekomen. Hilariteit alom.”
‘Het duurde maximaal 2 dagen voordat ik de grootste negatieveling had ‘omgeturnd’
De eerste vrouwelijke onderzoeksambtenaar bij de inlichtingendienst
Astrid had al lang de wens om bij de inlichtingendienst aan de slag te gaan. Om die droom te verwezenlijken, haalde ze in de avonduren haar vwo-diploma. Begin jaren 90 ging ze aan de slag als opzichter inlichtingen bij 322 Squadron in Leeuwarden.
In 1993 werd ze uitgezonden naar luchtmachtbasis Villafranca in Italië, om deel te nemen aan de missie Deny flight. De F-16-vliegers hingen regelmatig aan haar lippen. “Ik deed de briefings uit mijn hoofd, vlot en accuraat. Daar hadden ze respect voor. Daarnaast was ik ook een soort klankbord voor collega’s geworden. Ze konden bij mij hun verhaal kwijt.”
Die kwaliteit kwam Astrid bij uitstek van pas toen ze in Gouda aan de slag ging als onderzoeksambtenaar bij de Militaire Inlichtingendienst Centraal Orgaan.“ Ik moest onder meer antecedentenonderzoeken doen, waarbij ook gekeken werd of mensen chantabel waren op het gebied van bijvoorbeeld geld, relaties of diverse verslavingen. Ik kreeg meestal het onderste uit de kan. Zo’n gezicht had ik kennelijk. Ik keek ook altijd goed naar iemands lichaamstaal. Als vrouw zat ik daar echt op mijn plaats. Ik denk dat mannen makkelijker hun geheimen aan een vrouw vertellen. Als dan het verhaal loskwam, gingen ze vaak met een opgelucht gevoel weer weg.”