Tekst LTZ 2OC (SD) Joost Margés

75 jaar VN-missies (deel 1: 1948-1973)

x
Headerfoto: Officieel startte de VN in 1948 met het uitvoeren van vredesoperaties toen de Veiligheidsraad de uitzending van militaire waarnemers naar het Midden-Oosten in het kader van UNTSO goedkeurde. (Foto: VN/Yutaka Nagata)

In de herfst van 1944 kwamen vertegenwoordigers van de geallieerde mogendheden China, Groot-Brittannië, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten bijeen nabij Washington DC. Zij spraken over de oprichting van een wereldorganisatie die we nu kennen als de Verenigde Naties (VN). Het voorkomen van oorlogen moest de belangrijkste taak worden. Bijvoorbeeld door het optuigen van missies met inzet van militairen, af te vaardigen door lidstaten zoals Nederland. De eerste officiële missie startte 75 jaar geleden. In deel 1 van 3: de periode 1948-1973.

Richard van Gils

Richard van Gils is historicus aan het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Hij begon als Reserveofficier Academisch Gevormd bij de sectie Militaire Geschiedenis van de landmacht. Hij was meerdere keren op uitzending in Afghanistan (ISAF) en Mali (MINUSMA). Tevens schreef hij samen met Christ Klep ‘Van Korea tot Kosovo’ (1999), later bijgewerkt tot ‘Van Korea tot Kabul’ (2005). De boeken gaan in op de Nederlandse politiek-militaire besluitvorming rond deelname aan internationale missies.

Een Willys-jeep passeert de wacht bij het hoofdkwartier van UNSCOB in Thessaloniki. (Foto: UN Photo Library)

“VN-missies hebben allemaal United Nations (UN) in de naam”, steekt van Gils van wal. “Zo’n missie is dan gemandateerd door de Veiligheidsraad of de Algemene Vergadering van de VN. Hoewel de VN zelf 1948 aanhoudt als startjaar van de eerste missie, kwam het jaar ervoor al een beperkte inzet op gang. Toen werden internationale waarnemers in het kader van de United Nations Special Committee on the Balkans (UNSCOB) afgevaardigd naar Noord-Griekenland. Hier waren communistische guerrillastrijders gesteund door Albanië, Joegoslavië en Bulgarije binnendrongen, wat leidde tot een burgeroorlog (1946-1949). De VN-waarnemers bleven tot 1951 in het grensgebied. Ook enkele Nederlandse militairen maakten van 1948 tot 1951 deel uit van de missie. Nederland leverde tevens een permanente vertegenwoordiger in de persoon van oud-minister van Marine Jim de Booy."

Vrijwilligers te oud

De missie die de VN ziet als eerste volwaardige missie, is de United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO), langs de grens van Israël en Syrië. Initiële opzet van UNTSO was conflicten voorkomen, brandjes blussen en afspraken maken. Als vee bijvoorbeeld de grens overliep, zou dat netjes teruggegeven worden. “Enkele landmacht-officieren pikten in 1956 de VN-behoefte aan waarnemers op uit een krantenartikel en meldden zich bij het ministerie van Buitenlandse Zaken (BUZA)”, vertelt Van Gils. “BUZA stuurde hen door naar de VN, maar die organisatie vond hen te oud. Hierop klopte BUZA officieel aan bij het ministerie van Oorlog met het verzoek om 2 officieren te leveren.”

De onderkomens voor het personeel van het sectorhoofdkwartier van UNIPOM in het onherbergzame Sindhgebied bevonden zich in 1965/1966 in enkele treinwagons. (Foto: P. Hiemstra)

Uitzendbureau van de VN

Eisen van de VN: de officieren mochten niet Joods of Arabisch zijn, vanwege de gevoeligheden in de regio, maar moesten wel ‘manoeuvre-militairen’ zijn, van de cavalerie, infanterie of het Korps Mariniers. Die zouden namelijk begrijpen hoe de strijdende partijen dachten. 

Na een initieel tweetal, groeide de Nederlandse deelname in 1958 naar 6 landmachters en 2 mariniers. Volgens Van Gils groeide UNTSO uit tot een soort ‘uitzendbureau van de VN’. Van daaruit stuurde de VN ook waarnemers naar andere missies, zoals de United Nations India-Pakistan Observation Mission (UNIPOM, 1965-1966). “In totaal zouden 19 Nederlandse officieren daarnaartoe gestuurd worden, inclusief een drietal van het Korps Mariniers.”

De medewerking van de lokale partijen bepaalt het succes van vredesmissies. Een erewacht van lokale milities ontvangt UNIPOM-waarnemer MAJMARNS L. van Klinken aan de Pakistaanse zijde van de bestandslijn in Kashmir (1965). (Foto: eigen collectie L. van Klinken)

Afgedankte spullen

Net als bij andere VN-missies in die eerste 20 jaar was het beschikbare materieel voor UNIPOM volgens de historicus ‘houtje-touwtje’. “Veelal ging het om afgedankte spullen van de United Nations Operation in the Congo (UNOC), zoals radio’s en lichtblauwe hoofddeksels en vlaggen.” (Wat UNOC betreft: de VN probeerde van 1960 tot 1964 rust te brengen in Congo, na een abrupte transitie van Belgische kolonie naar onafhankelijk land.)

De voor de VN zo markante kleur lichtblauw stamt uit 1956, bij de instelling van United Nations Emergency Force (UNEF) in de Sinaï-woestijn, naar aanleiding van de Suezcrisis. Die ontstond nadat de Egyptische president Gamal Abdel Nasser het Suezkanaal op 26 juli 1956 nationaliseerde en de exploitanten Engeland en Frankrijk met een militaire interventie reageerden. “Belangrijkste voor de VN-vredestroepen was dat de kleur zeer herkenbaar was voor alle partijen en dat die niet camoufleerde.”

Boycot Sovjetunie

Even terug in de tijd, naar een missie die het predicaat ‘VN’ nooit kreeg: de inzet in Korea. Van Gils legt het uit: “In 1950 boycotte de Sovjet-Unie de Veiligheidsraad, omdat Taiwan en niet de Volksrepubliek China een zetel had in deze raad. Zonder de Sovjet-Unie kon de Veiligheidsraad ongehinderd het mandaat uitvaardigen om troepen te sturen naar Korea om de communisten te bestrijden. Nederland had in de jaren na de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheidsstrijd in het toenmalig Nederlands-Indië geen zin in militaire avonturen. Toen zeiden de Amerikanen: ‘Kom, we trekken samen op in Korea!’ en zei Nederland: ‘Oké, we sturen een schip’. Maar de Amerikanen wilden vooral boots on the ground. Dat loste Nederland op met vrijwilligers die werden samengebracht binnen het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN).”

Hr.Ms. Van Galen escorteert in april 1951 het Amerikaanse vliegdekschip USS Sicily. (Foto: NIMH)

Mariniers tijdelijk ‘omgekat’

De landmacht werd hofleverancier voor het NDVN, maar er dienden ook mariniers onder de vlag van het Regiment Van Heutsz, dat op 1 juli 1950 werd opgericht. “De mariniers waren tijdelijk ‘omgekat’ en ook allemaal vrijwilligers”, benadrukt de historicus. “Velen hadden tijdens de Tweede Wereldoorlog of in Nederlands-Indië gediend en konden zich niet verenigen met het leven in vredestijd. Ook de noodzaak om de communisten tegen te houden speelde een rol. Uiteindelijk zouden 125 Nederlandse militairen sneuvelen tijdens de zware strijd in Korea. Onder hen 7 mariniers.”

Oorlogswacht op Hr.Ms. Evertsen. (Foto: Wim Dussel)

Marineschepen leverde Nederland overigens ook. In eerste instantie de torpedobootjagers Hr.Ms. Evertsen, Van Galen en Piet Hein, in de periode van 16 juli 1950 tot 18 april 1951. Van Gils: “Daarna volgden de fregatten Hr.Ms. Dubois, Johan Maurits en Van Zijl. De Piet Hein werd lid van de illustere Trainbuster Club, door in de nacht van 14 op 15 november 1952 met haar scheepskanons een bevoorradingstrein op de route langs de kust uit te schakelen.”

Hr.Ms. Van Galen meert af naast Hr.Ms. Evertsen in de haven van Hong Kong (april 1951). Foto: Wim Dussel

Heidebrandjes blussen

VN-secretarisgeneraal Dag Hammarskjöld die in 1953 aantrad en in 1956 de inzet van de UNEF in de Sinaï meemaakte, wilde zo’n vredesmacht het liefst permanent ter beschikking hebben. ‘Peacekeeping zou alleen geloofwaardig en snel uitvoerbaar zijn als een poule van United Nations stand-by peacekeeping forces werd gevormd’, redeneerde hij. Dit idee vond in brede kring weerklank. Toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns zag in VN-vredesmachten hèt instrument om overal ter wereld heidebrandjes te blussen, zodat de NAVO zich ongestoord op haar hoofdtaak kon richten. Van Gils: “Met het vertrek uit Nieuw-Guinea was het gedaan met de permanente aanwezigheid van de marine in de Oost. Ruim zestienhonderd mariniers, bijna de helft van de totale sterkte van het Korps, kwamen beschikbaar. Al snel werd duidelijk dat de mariniers de nieuwe rol graag op zich namen.”

Een kenmerkend aspect van vredesoperaties: de confrontatie met ‘vreemde’ culturen in ‘Verweggistan’, zoals hier in de jaren 60 tijdens de UNYOM-missie in Jemen. (Foto: J.G.A. Charmes)
De militaire adviseur van secretaris-generaal U Thant, de Indiase generaal-majoor I.J. Rikhye, inspecteert in juli 1964 de QPO-compagnieën van het Korps Mariniers in Doorn. (Foto: NIMH)

Bereidwilligheid bekoelt

Luns deed de zeesoldaten onverwijld in de aanbieding bij de VN. “Nederland had zichzelf in één klap tot de grootste leverancier van United Nations stand-by forces gepromoveerd”, aldus Van Gils. “Voor het Korps Mariniers was het stand-by aanbod een prima middel om na het vertrek uit Nieuw-Guinea personele inkrimpingen te weerstaan.”

Van daadwerkelijke inzet zou het echter nooit komen. “De mariniers werden vanaf eind jaren 60 steeds meer door NAVO-taken in beslag genomen, een ontwikkeling die in 1973 met de vorming van de binationale United Kingdom-Netherlands Amphibious Force haar bezegeling kreeg”, besluit de historicus. “Daarmee bekoelde ook de bereidwilligheid om deel te nemen aan vredesoperaties.”

Volgende maand in Alle Hens:

‘75 jaar VN-missies (deel 2: 1973-1998)’

Koningin Juliana en Prins Bernhard krijgen tijdens een bezoek aan het VN-hoofdkwartier in New York in april 1952 uitleg over het gebouwencomplex door Wallace K. Harrison, hoofd van de United Nations Headquarters Planning Office. Tweede van links secretaris-generaal Trygve Lie, rechts van hem de Nederlandse permanente vertegenwoordiger bij de VN, D.J. von Balluseck. (Foto: UN Photo Library)