Tekst kapitein Henny de Boer
Foto diversen
‘Bepantserde taxi’ verdwijnt van toneel
Al bijna 50 jaar doet ‘ie dienst bij Defensie: het infanteriegevechtsvoertuig YPR-765. Toen de Koninklijke Landmacht op zijn grootst was, eind jaren negentig, telde het defensiebestand maar liefst 2146 exemplaren. Inmiddels zijn de lichte pantservoertuigen vervangen door de CV90, de Boxer en de Fennek. Bij de Koninklijke Marechaussee en de Koninklijke Luchtmacht zijn nog enkele tientallen in gebruik, maar die worden binnenkort vervangen door het nieuwe Manticore-terreinvoertuig. De Materieelgezien blikt terug op het breed ingezette YPR-rupsvoertuig, dat op korte termijn van het toneel verdwijnt.
De YPR’s waren het boegbeeld van de landmacht vanaf eind jaren 70 tot circa 2008, vertelt YPR-expert en –liefhebber Bas, burgermedewerker van de Mineurs- en Sappeursschool. “Ze waren zo breed verspreid dat iedereen ermee in aanraking kwam.” Bas roemt het bedieningsgemak van het mechanische pantservoertuig. “Elke ‘Jan Soldaat’ kon dat ding met een houtje en een touwtje aan het rijden houden.” En het bepakkingsvermogen was enorm. “Het is een gigantische pakezel geweest. Daar stond ‘ie om bekend. Het rupsvoertuig was aan alle kanten bepakt en bezakt.”


Turbo-huiltje
Maar met het verdwijnen van de ‘bepantserde taxi’, vervliegt ook de expertise. Bas omschrijft zichzelf dan ook als een van de laatste der Mohikanen met verstand van het voertuig. Deze kennis zet hij maar al te graag in. “Ik kom overal om oude YPR’s nieuw leven in te blazen.” Bas heeft er zelf tientallen jaren mee gewerkt, onder meer als chauffeur, monteur, instructeur en beheerder, en hij is er nog steeds mee actief als vrijwilliger bij de Rekwisieten Commissie Koninklijke Landmacht (RCKL). De voormalige landmachter is niet alleen een connaisseur, maar ook een groot liefhebber van de YPR. “Ik ben er 30 jaar geleden mee in aanraking gekomen en ik ben er mijn hele defensiecarrière aan vast blijven plakken. Ik vond de YPR meteen briljant. Het is een karakteristiek mechanisch voertuig, met een turbo-huiltje, rupsbandengeratel, en een Detroit-dieselroffeltje die mij als muziek in de oren klinken.” Sinds zijn aantreden ligt hij eronder te sleutelen. “Ik was als jonge kerel leergierig, en als ‘binnenslaper’ altijd actief met dat voertuig. Ik ben er zelfs in getrouwd”, lacht hij.

Bestelling
De eerste Defensieorder voor de YPR-765 dateert alweer van 1975. Toen plaatste het ministerie van Defensie een bestelling van maar liefst 889 exemplaren, ter vervanging van de AMX VCI, een pantserrupscarrier van Franse origine. Die was begin jaren zestig binnengestroomd bij de landmacht. “Dat voertuig was geen succes en daarom was het tijd voor vervanging”, weet auteur Sander Ruys van het naslagwerk ‘Wiel en Rups’.
Bepantsering
De YPR-765 is voor Nederland ontwikkeld uit de Improved M113, een Armored Infantry Fighting Vehicle (AIFV). Dit was op zijn beurt een verbeterde versie van de Amerikaanse personeelscarrier M113, die Nederland ook heeft gehad. De M113 was uitsluitend geschikt voor transport van manschappen, maar de landmacht zocht een voertuig dat ook ingezet kon worden voor het gevecht. De YPR had onder andere een betere bepantsering. “De (aluminium)bepantsering was bestand tegen klein kaliber wapenvuur en granaatsplinters”, licht YPR-expert Bas toe. “Hij kon maximaal een .50 tegenhouden.” De infanterie- en de commando-uitvoering waren uitgerust met een 25 mm Oerlikon-snelvuurkanon (Enclosed Weapon System) en de andere uitvoeringen met een Browning .50 mitrailleur of - zoals de gewondentransportuitvoering - geen bewapening.



Nederlands-Amerikaanse naam
De eerste serie van het Amerikaanse pantservoertuig kwam uit de Verenigde Staten, uit de fabriek van FMC Corporation die ook de voorganger produceerde. De YPR heeft daardoor een gemengde Amerikaans-Nederlandse naam gekregen. “Heel bijzonder”, zegt auteur Ruys. “De Y is geïnspireerd op het Nederlandse bedrijf DAF, dat al zijn tactische militaire voertuigen met een Y aanduidt en PR staat voor pantserrups. Omdat de YPR voor Nederland is ontwikkeld en Nederland ook de eerste afnemer was, hebben de Amerikanen gekozen voor YPR.” 765 is echter gebaseerd op het modelnummer van het Amerikaanse leger voor het mechanized infantry combat vehicle van FMC.

Tweede serie
Na de vervanging van de AMX-personeelscarrier eind jaren zeventig, moest ook de YP-408 worden opgevolgd medio jaren '80, een pantserwielvoertuig. “Er zijn destijds twee pantserwielvoertuigen beproefd maar er is opnieuw gekozen voor de YPR-765”, vertelt Ruys. Dus een nabestelling volgde, wederom in aanzienlijke aantallen. Daarop was de hele pantserinfanterie uitgerust met de YPR-765, maar ook de cavalerie, de veld- en de luchtdoelartillerie en de pantsergenie kregen het voertuig. Deze tweede grote serie is in eigen land gefabriceerd; door DAF in samenwerking met twee verschillende bedrijven. Dat verliep niet probleemloos, blikt Ruys terug. “Het eerste bedrijf ging failliet en het tweede bleek niet direct toegerust op massaproductie en op het lassen van aluminiumconstructies. Dat had enige vertraging tot gevolg.”
Specificaties
- lengte: 5,26 meter
- breedte: 2,82 meter
- gewicht: 12.000 kilo (leeg)
- 13.500 kilo (gevechtsklaar)
- motor: 6-cilinder, 4-takt diesel, 191 kilowatt, 265 pk
- snelheid: 70 kilometer per uur
- bemanning: 3-10

Vele modellen
De YPR kende zoals gezegd diverse modellen. Aanvankelijk kocht de landmacht er 12, maar later wordt in een document van de toenmalige Defensie Materieel Organisatie (nu Commando Materieel en IT) van 18 varianten gerept. Auteur Sander Ruys telt er in zijn eigen boek ‘Wiel en Rups’ maar liefst 27. “En er zijn er waarschijnlijk meer”, vermoedt hij. De YPR’s zijn voor allerlei functionaliteiten ingezet: als commandovoertuig, als verkenningsvoertuig en voor gewondentransport. De bergingsuitvoering was de YPR-806, die was uitgerust met een hydraulische kraan.

Explosive Reactive Armour
Later, voor de inzet in Afghanistan, is vanwege de dreiging van RPG’s (rocket propelled grenades) een YPR met een speciaal ERA-pakket ontwikkeld: Explosive Reactive Armour. Dat is een reactief pantser met springstof aan de buitenkant van het voertuig. Als er een raket inslaat, gaat die naar buiten af. Deze extra bescherming heeft Nederland destijds zelf ontwikkeld.
TOW-antitankraketten
Uiteindelijk heeft Nederland in totaal veel meer YPR’s besteld dan AMX-en en YP-408’s bij elkaar. “Dat komt vooral doordat de pantserafweer eind jaren ‘70 werd opgewaardeerd”, weet Ruys. “Toen hebben we speciale antitank-YPR’s gekregen met een toren die twee lanceerinstallaties bevatte voor het afvuren van TOW-antitankraketten.” TOW staat voor Tube-launced, Optically tracked, Wire-guided.


Camouflage
De YPR’s hebben tientallen modificaties ondergaan, zowel universele als type specifieke. En vanaf 2000 zijn de exemplaren van de parate en opleidingseenheden nog een laatste keer grondig gereviseerd en gemoderniseerd, in het zogeheten project YPR-2000. Hierna is aan de typeaanduiding A1 toegevoegd. “En hij is toen in camouflagekleuren gespoten, daarvoor was hij groen”, herinnert Bas zich. “Daarna moesten de pantservoertuigen weer zo’n 12 à 15 jaar meegaan, maar in sommige gevallen is dat veel langer geworden.”

Canauba Hill
Er is veel met de YPR geoefend tijdens de Koude Oorlog, maar het voertuig is ook ingezet. In voormalig Joegoslavië, Afghanistan en Irak. Ook Bas is veel op pad geweest met de YPR. “Ik heb aan verschrikkelijk veel oefeningen deelgenomen, onder meer in Tsjechië, Polen, Duitsland en Engeland.” Ook heeft hij een vredesmissie gedraaid. In 1999 in Kosovo, in de stad Prizren, op kamp Canauba Hill, bij de staf staf verzorging 1 NL genie hulp bataljon. Daar voelde hij zich zeer verantwoordelijk voor het goed functioneren van de YPR. “Ik heb me 6 maanden lang volledig toegelegd op dit voertuig. Het was onze grootste beschermende factor op het kamp en erbuiten.” Het rupsvoertuig had daar veel te verduren dus zijn inzet was hard nodig. “De YPR is super terreinwaardig, maar door de kapotte wegen en geitenpaadjes had het onderstel enorm te lijden. Ik was daar zeven dagen in de week aan het werk. Qua sleutelen was het leuk, maar ik was wel geraakt door wat ik daar zag.”
Divisies
Eind jaren tachtig telde de landmacht maar liefst 17 pantserinfanteriebataljons met YPR’s. Vijf bij elk van de drie divisies. Plus twee bij de mobilisabele 101 Zelfstandige Infanteriebrigade. Na de Koude Oorlog is er alleen maar afgeslankt. De overtollige exemplaren werden verkocht of verdwenen in de opslag. Ze hebben bij de landmacht nog doorgediend tot de introductie van de CV90 vanaf 2008 en de Boxer vanaf 2013.
Verkocht aan Egypte
In de loop der jaren heeft Nederland heel veel YPR’s verkocht. Zo leverden we ruim 600 stuks aan Egypte in 1994 en ruim 400 aan Jordanië in 2022. De overige inmiddels overbodig geworden rupsvoertuigen staan in de mobilisatiecomplexen, ‘in de preserveer’, oftewel in speciale olie voor behoud. De meeste in Afstotingscomplex Vriezenveen, in beheer bij COMMIT.

Gedoneerd aan Oekraïne
Recentelijk heeft Nederland circa 400 stuks gedoneerd aan Oekraïne. Bas weet te vertellen dat ze daar worden gewaardeerd. “Via de YPR-wereld heb ik gehoord dat Oekraïense militairen het bedieningsgemak noemen. Ook vinden ze hem eenvoudig te repareren en de YPR doet het goed in het terrein. Het is een echt werkpaard.” Ruys wijst op een website die een ‘verlieslijst’ bijhoudt over de oorlog in Oekraïne: welk materieel per land is vernietigd, beschadigd, achtergelaten of buitgemaakt. Aan Oekraïense zijde staat bij de YPR achter een Nederlandse vlag eerder dit jaar dat een groot deel inmiddels onbruikbaar is geworden, inclusief afbeeldingen van de betreffende voertuigen. Bas kijkt daar niet van op. “Het is daar één grote gehaktmolen. Alles gaat eraan, helaas.”
Koepelkurk
We zijn nu 50 jaar verder en de YPR’s worden nog steeds gebruikt, blikt auteur Sander Ruys terug op de inzet van het rupsvoertuig. “Dus voor de landmacht is dit best een goede aanschaf geweest. Het kan natuurlijk altijd beter en duurder, maar gezien de mogelijkheden was dit een zeer acceptabele keus.” Bas springt nog altijd kwiek in ‘zijn’ YPR, ook op Bevrijdingsdag. “Ik pas er nog prima in. Ik ben geen koepelkurk geworden”, lacht hij.