Tekst kapitein Arthur van Beveren
Foto NIMH
Pienter pookje in militaire dienst
In de rubriek 'Materieel van toen' graaft Materieelgezien in de rijke historische inventaris van Defensie. Van iconische vrachtwagens en uniformstukken tot buitenissige wapens en vreemde proefballonnen. Ditmaal kijken we naar een voertuig van eigen bodem. De DAF 66 YA kon het truttige imago van zijn civiele broertje enigszins van zich af schudden.
Begin jaren 70 zocht de krijgsmacht naar een licht transportvoertuig dat een deel van de tegenvallende Auto Union Munga’s en verouderde Nekaf Jeeps moest vervangen. Terreinvaardigheid was voor veel ondersteunende functies niet nodig, dus werd een tweewielaangedreven wagen voldoende geacht. Om de vervanging snel door te kunnen voeren werd gezocht naar een bestaand civiel ontwerp dat kon worden aangepast aan militaire eisen.
Potente wagen
Vier voertuigen zaten in de race voor deze vervanging: de Volkswagen T2 pick-up met dubbele cabine, de Volkswagen T2 Combi, de Volkswagen 181 en de DAF 55 YA. Hoewel de DAF bekend stond als een oude-vrouwen-autootje, mede door zijn variomatic automaat aangestuurd door het ‘pientere pookje’, bleek de militaire versie van de DAF een potente wagen die populair zou worden bij de gebruiker in het groen. Uiteindelijk viel de keuze op de DAF - voluit vrachtauto, algemene dienst: 0,4 ton, 4x2 - vanwege zijn degelijkheid, verwachte levensduur en lagere kosten van onderhoud en exploitatie. Op het gebied van geschiktheid voor het beoogde doel stond hij echter lager op de ladder.
‘De DAF 55 was een klasse autootje’
Wij deden de kleine reparaties aan het voertuig. Voor grote zaken ging hij naar de Technische Dienst. Maar we hadden er weinig panne mee, behalve soms de riemen van de variomatic die gevoelig waren voor zand.”
De Kontenschudder
Oud-korporaal rij-instructeur Flip van der Meer was een van de testers van de DAF 55. “Begin jaren 70 mocht ik in Huijbergen bij de Materieel Beproevingsafdeling 2 (MBA 2) de DAF 55 testen als opvolger van de Nekaf. Er waren drie testtrajecten: over de snelweg naar Limburg, op de heide bij de vliegbasis Woensdrecht en in Brasschaat in België. Meestal was ik in België waar we een route reden over de beroemde kinderkopjes en andere slechte wegen. Na twee rondes van ongeveer 30 kilometer ging de rit verder naar Gentbrugge via de snelweg en terug naar de Luitenant Jean Coppenskazerne in Brasschaat. De DAF 55 was een klasse autootje. Een losgeraakte polyester beschermplaat van de variomatic en een schokbreker die het begaf waren de enige problemen die ik meemaakte. Met een man op de motorkap om de druk te verdelen konden we vanuit het bos terug naar de kazerne. We hadden een bijnaam voor de DAF vanwege de variomatic: "de kontenschudder". Door de riemaandrijving schudde de achterkant van de wagen wanneer hij wegspurde.”
Verzwaarde versie
De in Eindhoven geassembleerde auto werd uiteindelijk de DAF 66 YA, gebaseerd op de modernere civiele 66-variant. De militaire DAF-codering stond achter het typenummer, vanwege de commerciële oorsprong. De Y stond voor militair, de A voor algemene inzet. Technisch waren er geen verschillen behalve dat de 66 YA was uitgerust met een 24-volts systeem geschikt voor radioapparatuur. De verzwaarde carrosserie werd versterkt met opgelaste strips met het oog op het ietwat lompere gebruik binnen Defensie. Het was een open wagen die met linnen kap kon worden afgesloten. Omdat de DAF 66 afweek van de eerder geteste 55, werd deze opnieuw beproefd en moest de Eindhovense autobouwer een aantal constructieve wijzigingen doorvoeren.
‘Verzwaarde carrosserie werd versterkt met opgelaste strips’
Veelzijdig in zijn functie
Defensie bestelde uiteindelijk 1201 DAF 66 YA’s waaronder een aantal casco’s. Binnen de Koninklijke Landmacht werd het voertuig gebruikt als commando- en liaisonwagen, voertuig voor de aalmoezenier en allerlei ondersteunende algemene diensten. Voor de Koninklijke Marechaussee was de DAF een perfecte colonnebegeleider. Vanwege de variomatic had hij zowel voor- als achteruit een hoge acceleratie en de maximumsnelheid lag ook een stuk hoger dan de logge Landrover 109 die tot dan toe werd gebruikt. De DAF deed tot 1994 dienst bij verschillende defensie-onderdelen om vervolgens te worden verkocht aan particulieren. Tegenwoordig bestaan er nog zo'n 550 waarvan het grootste deel volgens RDW-gegevens nog rijdt. Bijna vijftig jaar na de introductie denken vele (dienstplichtige) militairen met plezier terug aan dit stukje Nederlands vernuft.
Warm in de winter
Voormalig wachtmeester Jacob Strijbosch heeft goede herinneringen aan de YA-66. Hij maakte in 1974 als monteur wielvoertuigen bij de Staf Staf Compagnie 42e Afdeling Veldartillerie de introductie mee van deze lichte transportwagen: “Een civiele DAF was iets voor bejaarden maar in mijn diensttijd wou iedereen op stap met de militaire versie, vooral tijdens de oefeningen in Duitsland. Hij reed soepel, snel en was comfortabel. In de zomer kon het dakje eraf, en in de winter had je een kacheltje. Als monteurs waren wij vaak kwartiermaker of veegploeg tijdens verplaatsingsoefeningen in Seedorf en dan claimde ik zo’n DAF. De bestuurdersstoel kon je eenvoudig weghalen en dan paste er precies een matras in. In de winter zette je ’s ochtends het kacheltje aan en was het warm. Wij deden de kleine reparaties aan het voertuig. Voor grote zaken ging hij naar de Technische Dienst. Maar we hadden er weinig panne mee, behalve soms de riemen van de variomatic die gevoelig waren voor zand.”
Aan welk oud materieel heb jij herinneringen?
Heb jij herinneringen aan de DAF 66 YA of juist aan andere voertuigen, wapens of andere uitrusting? Aan welk oud materieel moet Materieelgezien in volgende edities aandacht besteden? Laat het de redactie weten via materieelgezien@mindef.nl.