Tekst Jopke Rozenberg-van Lisdonk
Foto Valerie Kuypers | Foto uitreiking bul: Bert Lahuis
NLDA-docent promoveert op militaire autobiografieën
Universitair docenten van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) zijn behalve leerkracht wetenschappelijk onderzoeker. Aan dat laatste besteden ze verplicht dertig procent van hun tijd. Luitenant-kolonel Esmeralda Kleinreesink promoveerde in september op het onderwerp ‘Over militaire memoires’. “Nederlanders schrijven heel andere verhalen dan hun Engelse en Duitse collega’s.”

De overste publiceert twee jaar geleden haar eigen autobiografie ‘Officier in Afghanistan’. Dat boek maken bevalt haar zo goed, dat ze besluit om er een vervolg aan te geven. Haar keus valt op een promotieonderzoek. Terwijl ze haar autobiografie maakt, vraagt zij zich af wie al die andere militairen zijn die hun uitzendervaringen in boeken optekenen. Waarover schrijven zij? En waarom? “Er zijn daar eerder soortgelijke onderzoeken naar gedaan”, vertelt Kleinreesink, “maar die waren vaak niet of slecht onderbouwd. Het thema van de hedendaagse memoires zou ‘desillusie’ zijn. Dat geloofde ik niet. Ik wilde dat zelf onderzoeken, mét aantoonbare cijfers.” Haar leidinggevende vindt het ook een interessante kwestie en vraagt haar die te onderzoeken.
In vier jaar tijd neemt Kleinreesink 54 militaire autobiografieën onder de loep

Erkenning
In vier jaar tijd neemt Kleinreesink 54 militaire autobiografieën onder de loep. Allemaal Afghanistan-memoires die tussen 2001 en 2010 in Nederland, Duitsland, Canada, Engeland en Amerika zijn gepubliceerd. De laatste twee landen bestempelt de overste als militair ambitieus; de andere drie als non-ambitieus. Het verschil zit hem in de cultuur van deze landen, waardoor er sterke contrasten in de memoires zijn, weet de universitair docent. Zo hebben Engelsen het grotendeels over hun enorme persoonlijke groei en stoere acties. Duitsers keren vaker gedesillusioneerd terug van hun missie. Eén van hen schrijft: “Mijn ziel is kapot gemaakt door de oorlog.”
Nederlanders schrijven ‘kijk-eens-hoe-goed-we-bezig-zijn-verhalen', vertelt Kleinreesink. Ze gaan over hun persoonlijke inzet en die van de Nederlandse krijgsmacht als geheel. Of het verhaal nu positief of negatief is: 75 procent van alle schrijvers wil volgens Kleinreesink erkenning voor hun militaire werk.

75 procent van alle schrijvers wil erkenning voor het militaire werk

Opvallend positief
Daarmee weerlegt de overste conclusies uit eerdere onderzoeken dat militairen hun ervaringen opschrijven, louter omdat dit hen helpt bij de verwerking ervan. “Dat zou best een neveneffect of onbewuste reden kunnen zijn, maar dat heb ik niet onderzocht”, vertelt Kleinreesink.
Wel ontdekt ze dat slechts 39 procent van de memoires over teleurstelling gaat. Dat is veel minder dan andere onderzoekers concludeerden. De verhalen zijn meestal geschreven door gevechtssoldaten, zowel actief dienenden als afgezwaaide militairen. “Infanteristen en vliegers moeten bijvoorbeeld geweld uitoefenen”, legt Kleinreesink uit. “Ze zien daar vooral de ellende van. Aan de slachtofferkant, maar ook in hun persoonlijke omgeving. Zo schrijft een militair over zijn dochter die van klasgenootjes te horen krijgt dat haar vader een moordenaar is. Zoals gezegd willen de auteurs erkenning voor hun werk; het gevoel dat de offers die ze brachten niet voor niets waren.” De overige verhalen zijn juist opvallend vaak positief van toon, concludeert Kleinreesink. Vooral die van actief dienenden.

Imago
Volgens Kleinreesink kan Defensie 'imago-technisch' iets met de resultaten van haar onderzoek doen. “Het blijkt namelijk goed voorspelbaar wie positieve en wie negatieve ervaringsverhalen schrijft. Je zou dus gericht mensen kunnen vragen hun ervaringen te delen in artikelen, boeken of andersoortige presentaties. Mogelijk al gedurende hun uitzending.”
Het bijna vierhonderd pagina’s tellende proefschrift is te lezen via de link http://repub.eur.nl/pub/51741.