Tekst kapitein Roel van de Wiel
Foto sergeant Hille Hillinga
Sociaal Medisch Team vangnet in missie Mali

De militaire wereld steunt tijdens missies op een ‘softe’ pijler. Het Sociaal Medisch Team (SMT) van de Nederlandse missie in Mali houdt militairen ‘mentaal inzetbaar’. 3 CDC’ers vormen het hart van het team.
Om te beginnen: militair psycholoog kapitein Marien Klein zet zijn vraagtekens bij de ‘softe sector’ waartoe het SMT vaak wordt gerekend. “Ik neem persoonlijk al jaren de tendens waar dat de zorg tijdens en na missies toegankelijker en herkenbaarder wordt. Er komen meer mensen bij ons langs. En de militaire zorg is de laatste jaren veel professioneler geworden.”
Militairen verwachten wel een concreet verhaal, vult dominee majoor Wouter Johan van Sintmaartensdijk aan. “We moeten niet met vage termen aankomen. ‘Wat voel je nou’, zo’n opmerking pikt een militair niet. Hij vraagt om feitelijke waarnemingen en concrete ‘instrumenten’ om een probleem op te lossen.”

Bedrijfsmaatschappelijk werker kapitein Joost Versteden: “Veel collega’s zien ons vast nog wel als de ‘softe sector’. Geen probleem: door onze professionaliteit merken militairen dat we ze goed begeleiden en concrete hulp kunnen bieden. Vroeger was je een softie als je een SMT’er bezocht. Tegenwoordig juist als je met iets zit en geen hulp zoekt.”
“De militaire zorg is de laatste jaren veel professioneler geworden”
Dicht op elkaar
Van Sintmaartensdijk, Klein en Versteden zijn gezamenlijk uitgezonden met het
Nederlandse Joint Support Detachement 2. De CDC’ers houden vier maanden lang
kantoor op Kamp Castor en staan ter beschikking van alle militairen die voor de
VN-missie Minusma in Mali werken. Dat betekent niet dat ze achter een gesloten
deur zitten te wachten totdat een militair bij ze aanklopt. Integendeel. “Het
voordeel van zorgverlening tijdens een missie,” weet Versteden, “is dat mensen
hier meer met elkaar leven; dicht op elkaar. Wij zitten daar middenin. Ik voer
gesprekken bij de wasbak, tijdens het eten, in de slaaptent. Onbewust, omdat we
hier nou eenmaal ook wonen. Maar ook bewust, omdat we zo signalen sneller
doorkrijgen en makkelijker contact vinden.”
“Veel collega’s zien ons vast nog wel als de ‘softe sector’”

“Samen zijn we er voor om elke militair inzetbaar te houden”
Netwerk van zorg
Eenmaal in contact met een SMT’er sluit het netwerk van de zorg goed. Het team,
waar overigens ook een arts bijhoort, overlegt regelmatig om mensen met
problemen gezamenlijk te kunnen helpen. Van Sintmaartensdijk: “We hebben elk ons
domein. De psycholoog voor psychologische problemen, de bedrijfsmaatschappelijk
werker voor problemen thuis, ziekte en werkverhoudingen, ik voor de
zingevingskwesties en morele dilemma’s. Regelmatig neemt de één problemen bij
een cliënt waar die hij zelf niet kan verhelpen. Daar kan een collega dan bij
assisteren. Logisch ook: samen zijn we er voor om elke militair inzetbaar te
houden.”
Soms lukt dat niet. Repatriëring is echter het allerlaatste redmiddel. Klein: “Een niet-inzetbare militair: dáár zijn de missie, de commandant en de persoon zelf niet bij gebaat. Maar een militair naar huis sturen, uit het groepsproces halen, verhoogt juist de kans op problemen. Als het even kan, lossen we die in het missiegebied op. Dat is het beste voor iedereen.”
“Ik voer gesprekken bij de wasbak, tijdens het eten, in de slaaptent”

“Die professionaliteit heeft ons van het ‘geitenwollensokken-imago’ bevrijd”
Geen spitsuur
De missie in Mali biedt de Nederlanders diverse ‘uitdagingen’: ver van huis,
primitieve leefomstandigheden, extreme hitte. Bovendien is het - zacht gezegd -
wennen aan het bureaucratische werktempo van een VN-missie. Zeker voor mensen
die NAVO-operaties gewend waren. “Elke missie heeft zijn eigen uitdagingen,
vertelt Versteden. “Als je mensen in een andere omgeving zet, kan dat leiden tot
spanningen, frustratie en onvrede. Hier en bij het thuisfront. We merken dat het
steeds drukker wordt. Militairen delen steeds meer zaken die hen momenteel
bezighouden in Mali. Dat maakt het nog niet meteen ‘spitsuur’ voor ons. Mensen
kunnen goed communiceren met thuis, dat scheelt. En als ze ons nodig hebben, dan
zijn we er.”
Klein: “Het is wel essentieel dat het SMT volledig bezet is. Je moet eigenlijk ook kijken naar het totale zorgplaatje: preventie, SMT, adaptatie en nazorg. Als daar een onderdeel van wegvalt, ontstaat er een gat in je vangnet.” Dat vangnet is compleet en zorgvuldig, stelt Klein vast. “Die professionaliteit heeft ons van het ‘geitenwollensokken-imago’ bevrijd. Militairen weten inmiddels: met ons kun je goed zaken doen.”